122
288.940.méér dan waarop volgens de eerste raming
mocht worden gerekend.
Wij achten het gewenscht thans ook te regelen de te
verwachten overschrijding van de voor armenzorg beschik
bare gelden. In het uitgetrokken bedrag ad 725.000.
voor subsidie aan Maatschappelijk Hulpbetoon is hiervoor
begrepen 585.000.(het restant ad 140.000.betreft
ondersteuning werkloozen) terwijl, eveneens met het oog op
de uitgaven gedurende het eerste halfjaar 1935, thans op
een bedrag van 725.000.moet worden gerekend, of
140.000.meer.
Tegenover de noodig geachte verhoogingen, t.w. 11.200.
ƒ290.000.en ƒ140.000.te zamen ƒ441.200.kan dus
een meerdere bijdrage uit het werkloosheidssubsidiefonds
gesteld worden van 288.940.zoodat nog in totaal moet
worden voorzien in een bedrag van 152.260.
Het is niet mogelijk reeds op dit tijdstip met eenige
zekerheid vast te stellen, of en in hoeverre andere posten
van de begrooting zullen meevallen, zoodat, nu op deze
wijze nog geen dekking is aan te wijzen, daarin thans op
andere wijze moet worden voorzien.
In verband hiermede wordt voorgesteld het bedrag van
152.260.voorshands te dekken nit de Algemeene Reserve,
welke thans nog groot is ƒ499.428.88.
Uiteraard zal niet meer uit de Algemeene Reserve worden
geput, dan strikt noodig isdeze regeling moet dan ook slechts
als een voorloopige worden aangemerkt. Eerst te zijner tijd,
wanneer de resultaten van den dienst 1935 meer bekend
zijn, zal het bedrag, dat werkelijk noodig is, kunnen worden
vastgesteld, zoodat het niet onmogelijk is, dat dan weder
een gedeelte op de Algemeene Reserve kan worden terug
geboekt.
Wij geven U alsnu in overweging te besluiten:
a. tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst 1935,
door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat,
model D;
b. tot goedkeuring van de overgelegde suppletoire be
grooting, dienst 1935, van de Gemeentelijke Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
H6. 170. Leiden, 22 Augustus 1935.
In Ingekomen Stukken Ho. 150 deelden wij Uwe Ver
gadering mede, dat overeenkomstig Uwen wensch de inwerking
treding van de daarin voorgestelde wijzigingen van de elec-
triciteitstarieven zou plaats hebben na de opneming van het
verbruik over de maanden Mei en Juni j.l., mits Uwe
besluiten, genomen overeenkomstig de conclusiën III en IV
van ons voorstel (storting van slechts 1/2 van de som
der door de gemeente oorspronkelijk verstrekte en nog niet
afgeloste aanleg- en uitbreidingskapitalen in de vernieuwings
fondsen der Gas- en Electriciteitsfabriek en wijziging van
de bedrijfsbegrootingen voor 1935) door Gedeputeerde Staten
werden goedgekeurd. Hoewel de beide bovenbedoelde, op
29 Juli j.l. door U genomen, besluiten zoo spoedig mogelijk
aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten zijn onder
worpen, is deze tot dusverre nog niet verkregen. Met het
oog op de mogelijkheid, dat de goedkeuring ook nog niet
bij de eerstvolgende meteropneming heeft plaats gehad,
stellen wij U voor, art. II van de in Ingekomen Stukken
Ho. 165 opgenomen ontwerp-verordening tot wijziging van
de Electriciteitsverordening te lezen als volgt:
„Deze verordening treedt in werking na de opneming van
het verbruik over de maanden Mei en Juni 1935, behoudens
goedkeuring door Gedeputeerde Staten van de Raadsbesluiten
van 29 Juli 1935, genomen overeenkomstig de conclusiën
III en IV, vermeld in Ingekomen Stukken Ho. 150."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.