GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 123 DTGEKOIIEII STUKKEN. N°. 171. Leiden, 5 Augustus 1935. Ter vervulling van de vacature, welke op Dinsdag 3 Septem ber a.s. in onze Commissie zal ontstaan als gevolg van de periodieke aftreding van Prof. Dr. J. de Zwaan, hebben wij de eer Uwe Vergadering de volgende aanbeveling te doen toekomen 1°. Prof. Dr. J. DE ZWAAN 2°. A. COUVÉE. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, W. H. Keesom, Voorzitter. J. A. v. d. Stok, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 172. Leiden, 17 Augustus 1935. Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat de leden van onze Commissie, de heeren Prof. Dr. J. A. J. Barge, Ir. A. G. Bosman, W. J. J. C. Bijleveld en Mr. J. Slagter, dit jaar aan de beurt van aftreding zijn, terwijl de heer J. H. A. Manders, hoewel eerst in 1936 aan de beurt van aftreding, thans mede als lid onzer Commissie aftreedt, wegens diens periodieke aftreding als lid van Uwen Baad. Alle leden zijn terstond herkiesbaar, met uitzondering echter van den heer Bosman, die zijn benoeming tot lid van den Baad niet heeft aanvaard en dus niet herkiesbaar is. Ter voldoening nu aan art. 3 van de meermalen ge wijzigde verordening van 14 April 1901 (Gem.blad No. 11), regelende de benoeming en den werkkring van onze Com missie, bieden wij U hierbij de volgende aanbeveling aan, met beleefd verzoek tot eene keuze over te gaan. Vacature-Barge.) 1°. Prof. Dr. J. A. J. BABGE. 2°. Prof. Dr. J. HUIZINGA. Vacature-Bosman.) 1°. Mr. A. J. BOMIJN. 2°. M. H. DE BEEDE. Vacature-Bijleveld.) 1°. W. J. J. C. BIJLEVELD. 2°. A. KBANTZ. Vacature-Slagter.) 1°. Mr. J. SLAGTEB. 2°. H. M. MABKUSSE. V acature- M anders 1°. J. H. A. MANDEBS. 2°. TH. B. J. WILMEB. De Commissie voor het Stedelijk Museum ,,de Lakenhal". A. van de Sande Bakhuyzen, Voorzitter. Bosier, Secretaris. Aan den Baad der Gemeente Leiden. N°. 173. Leiden, 22 Augustus 1935. Ter vervulling van de vacatures, welke zullen ontstaan ten gevolge van de periodieke aftreding van de heeren Prof. Dr. H. T. Colenbrander en W. J. J. C. Bijleveld als leden van de Commissie voor het Oud-Archief, bieden wij Uwe Vergadering hierbij, na raadpleging van die Commissie, de volgende aanbevelingen aan: Vacature- Colenbrander 1°. Prof. Dr. II. T. COLENBBANDEB. 2°. A. KBANTZ. V acature-Bijleveld: 1°. W. J. J. C. BIJLEVELD. 2°. Mr. J. SLAGTEB. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 174. Leiden, 22 Augustus 1935. Bij het in de Leeskamer ter visie liggend, ompraeadvies in onze handen gesteld adres met toelichting, verzoekt de gepensionneerde agent van politie B. Posthumus, te IJssel- monde, zijn bij Koninklijk Besluit verleend rijkspensioen te herzien, hetzij door verhooging, hetzij door toekenning van 40 toeslag. Beeds jaren geleden in 1921 heeft adressant een zelfde verzoek gedaan. Wij verwijzen daartoe naar ons praeadvies (Ingek. Stukken No. 253 van 192.1), waarbij wij o.m. het volgende mededeelden: „Voorts is door den gepensionneerden agent van politie B. Posthumus een adres ingediend, waarbij wordt verzocht a. toekenning van een suppletiepensioen; b. verhooging van het hem toegekend Bijkspensioen met 40 Voor wat a betreft zij opgemerkt, dat aan B. Posthumus bij Koninklijk Besluit een pensioen werd toegekend van 536. Indien hij gepensionneerd was naar de bepalingen der gemeente-verordening zou hij een pensioen ontvangen hebben van f 487.In verband hiermede kon geen suppletiepensioen worden toegekend. Van dit besluit, waarvan Posthumus op 3 Mei 1920 mededeeling is gedaan, had hij in verband met het bepaalde in artikel 19 der pensioenverordening binnen drie maanden in beroep kunnen komen bij Uwe Vergadering. Van dit recht is binnen den gestelden termijn geen gebruik gemaakt, zoodat adressant voorzooveel punt a betreft in zijn verzoek niet ontvankelijk moet worden verklaard. b. Becht op verhooging van pensioen kan Posthumus niet doen gelden, aangezien zijn wedde per 1 Januari 1919 is verhoogd, ten gevolge van een algemeene salarisherziening. Op dit gedeelte van het verzoek dient derhalve afwijzend te worden beschikt." In Uw Vergadering van 8 Augustus 1921 werd zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig dit praeadvies besloten. Evenals toen zal adressant ook thans niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, c.q. een afwijzende beschikking moeten ontvangen. Het nader tot ons College gericht adres, mede in de Leeskamer ter visie gelegd, brengt hierin geen verandering volledigheidshalve vestigen wij, in verband met den inhoud van dit nadere adres nog Uwe aandacht op ons praeadvies, Ingek. Stukken No. 38 van 1916. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging op het verzoek van adressant Posthumus tot verhooging van pensioen afwijzend te beschikken en adressant, voorzoover zijn verzoek tevens mocht strekken tot toekenning van suppletie-pensioen, niet-ontvankelijk te verklaren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 175. Leiden, 26 Augustus 1935. Door het als raadslid aftreden van de heeren T. Groeneveld, J. Wilbrink en J. H. A. Manders zijn in de Verkeerscommissie een drietal vacaturen ontstaan, terwijl ook de beide overige leden, de heeren Mr. G. H. E. Nord Thomson en D. Parmentier ingevolge art. 2, lid 2, der verordening, regelende de samen stelling en den werkkring der bedoelde commissie, in de maand September aftreden. Overeenkomstig het eerste lid van genoemd artikel dienen wij bij dezen voor de benoeming van 5 leden van de Verkeerscommissie do volgende aanbevelingen bij Uwe Vergadering in:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 1