MAANDAG 29 JULI 1935.
239
(Wilbrink e.a.)
Verlaging electriciteitstarieven.
alleen den werkloozen, maar ook dien middenstanders, die
in deze tijdsomstandigheden genoopt zijn tot het uiterste
op hun uitgaven te bezuinigen en er niet toe kunnen (en
daarom niet er toe zullen) overgaan, zich bij het woonhuis
tarief aan te sluiten.
Het overwegende bezwaar van spreker en de zijnen tegen
het voorstel van het College is, dat, nu niet alleen de
loonen, maar ook de prijzen van de grondstoffen en de
hulpmiddelen voor de fabriek zijn gedaald, zij, die het
meest door de tijdsomstandigheden zijn getroffen, niets van
het voorstel zullen profiteeren.
De prikkel tot meer verbruik van stroom heeft in dezen
tijd niet veel te beteekenen, want zij, die volgens het
woonhuistarief betalen, zooals spreker, zullen hun lampen
geen uur langer laten branden dan noodig is, al wordt de
prijs met 1 cent per K.W.U. verlaagd, maar zullen, al kunnen
zij zich nog wel redden, zeker niet roekeloos met het stroom
verbruik zijn. Degenen, die in een huis met 10, 12 of 14
lichtpunten wonen, maar door de omstandigheden gedwongen
zijn, zich om één lichtpunt te verzamelen, zullen er niet
toe kunnen overgaan, zich bij het woonhuistarief aan te
sluiten, ook niet als het voorstel van de meerderheid van
Commissarissen of van de Directie wordt aangenomen,
omdat er juist voor hen, die het het moeilijkste hebben,
geen denken aan is wat meer luxe in hun woning te
brengen, al zou hun dat gemakkelijk zijn. Als er in dezen
tijd iets gedaan kan worden, wat al in geen 7 jaren het
geval is geweest, moet men nu hun, die den standaardprijs
moeten betalen, eenigszins tegemoet komen en ook voor
hen den prijs eenigszins verlagen.
Het argument van het College, ook in Commissarissen
naar voren gebracht, is, dat men Amoral moet aansturen op
grooter electriciteitsverbruikspreker heeft echter weinig
geloof, dat het voorstel van het College dit ook tengevolge
zal hebben. In de tweede plaats komt men met dit voorstel
tegemoet aan hen, die hun electriciteit al belangrijk goed-
kooper betrekken dan de minimum-lijders, die men in de
eerste plaats moet tegemoet komen.
De heer van Rosmalen spreekt als mede-onderteekenaar
van het voorstel-Schoneveld zijn blijdschap uit dat 2 fractie
voorzitters, die tevens lid zijn van de Commissie voor de
Lichtfabrieken, zich voor dat voorstel geïnteresseerd hebben
spreker hoopt, dat de Raad dit voorstel zal aannemen.
De heer Coster heeft, als behoorende tot de meerderheid
van de Commissie voor de Lichtfabrieken, zijn stem gegeven
aan het amendement-Elkerbout omdat de personen met de
laagste inkomens en de grootste gezinnen daarvan het meeste
voordeel hebben.
De heer Eikerbout zegt, dat bij de minderheid van Commissa
rissen de gedachte heeft voorgezeten, dat een verlaging van
het electriciteitstarief allereerst ten goede moet komen aan
de minst draagkrachtigen, die naar haar meening in hoofdzaak
de electriciteit naar het enkeltarief betrekken; naar haar
meening biedt een verlaging van het vastrecht niet dat
voordeel aan de verbruikers als een algemeene verlaging
van den eenheidsprijs. In zijn algemeenheid kan dit waar
zijn, hoewel zulks ook nog te bezien is. Het vastrechttarief
is ingesteld om den verbruiker een zoodanig voordeel te
bieden, dat hij voor evenveel of minder geld meer electriciteit
kan gebruiken. Yele verbruikers zien daarvan de voordeelen
niet in; ten, aanzien van de propaganda bestaat er wellicht
een tekort; door meer voorbeelden te geven, op welke wijze
men het voordeeligst uit is, zou het vastrechttarief meer
ingang hebben gevonden. Maar ook de verbruiker oriënteert
zich niet ten volle, of het hem wellicht voordeel kan opleveren;
de oorzaak daarvan ligt in hoofdzaak bij de zomermaanden,
waarin weinig electriciteit wordt verbruikt en men toch voor elk
aansluitingspunt 18 cent moet betalen, dat voor 7 lichtpunten
1.26 bedraagt, terwijl men slechts een stroomverbruik van
enkele K.W.U. heeft gehad. Voor hen, die geen aansluiting
bij het woonhuistarief wenschen, is het van grootere be-
teekenis, wanneer het enkeltarief met enkele centen wordt
verlaagd.
Men moet in dezen echter het oog gevestigd houden niet
alleen op den verbruiker, maar ook op de Electriciteitsfabriek.
Er dient een stimulans tot grooter verbruik te zijn en deze
kan verkregen worden bij een behoorbjke verlaging van het
aansluitrecht. Men kan de fabriek nu eenmaal niet anders
zien dan als een instelling, die jaarlijks een gedeelte van
de winst aan de gemeente moet overdragen. Ware dit niet
het geval, dan zou zeker het product tegen een lageren
prijs verkocht kunnen worden. Wanneer men den prijs
verlaagt, zonder dat een grooter verbruik er tegenover staat,
(Eikerbout.)
Verlaging electriciteitstarieven.
zullen later door de vermindering van inkomsten andere
maatregelen noodig zijn.
Een verlaging van den gewonen kostprijs kan spreker
niet bekoren en daarom heeft hij in de Commissie voor de
Lichtfabrieken op het voorstel van de Directie een amende
ment ingediend, strekkende om het tarief voor het aansluit
recht te verlagen, hetgeen meer beteekent dan het voorstel
tot verlaging van het enkeltarief met 2 cent per K.W.U.
Spreker heeft nagegaan, of de argumenten van de minder
heid der Commissie steekhoudend zijn.
De 4000 verbruikers van gemiddeld 47 K.W.U. per jaar
kunnen als volgt gegroepeerd worden:
Aantal verbruikers: Aantal K.W.U. per jaar:
623 1—25;
1370 26—50;
2042 51—75.
De OA-erige verbruikers kan men groepeeren als volgt:
Aantal verbruikers: Aantal K.W.U. per jaar:
2119
1644
4731
1175
467
295
154
107
278
76—100;
101—120;
121—240;
241—360
361—480;
481—600;
601—720;
721—840 en
841 en meer.
Ten opzichte van de aansluiting van het woonhuistarief is
de verhouding:
Aantal verbruikers: Aantal K.W.U. per jaar:
237 101—120;
2119 121—240;
1652 241—360;
767 361—480;
465 481—600;
271 601—720;
190 721—840;
330 841 en meer.
In totaal dus 6031 vastrecht-aansluitingen. In totaal zijn
er 21000 aansluitingen, zoodat 1/3 van de aansluitingen
vastrecht-aansluitingen zijn. Spreker heeft verder steek
proeven genomen, hoofdzakelijk in arbeidersAvijken, onder
de 4000 aangeslotenen, waarvan in het Ingekomen Stuk
sprake is, en wel onder 100 gezinnen, woonachtig in Haagweg-
kwartier, Morschkwartier (Transvaalbuurt), Kooikwartier en
de woningbouwvereeniging Eensgezindheid. In het Haagweg-
kwartier was er voor 1933/1934 1 gezin met een verbruik
van 25 K.W.U.; ook voor 1935 was er 1 gezin met een ver
bruik van 1—25 K.W.U., dat echter in 1934 190 K.W.U.
verbruikte. De reden van een dergelijke verlaging kon spreker
niet nagaan. Verder was er in het Morschkwartier nog 1
aansluiting met een gebruik van 125 K.W.U. Yan deze
100 aansluitingen waren er in 1933/1934 per 1 Juli: 4 met
een gebruik van 2650 K.W.U. per jaar, 9 van 5175
K.W.U., 27 Aran 76—100 K.W.U., 14 van 101—120 K.W.U.,
33 van 121—240 K.W.U., 3 van 241—360 K.W.U. en 2
van 361480 K.W.U. Over 1934/1935 bedroegen deze aan
tallen: 6 aansluitingen met een gebruik van 2650 K.W.U.,
8 Aan 5175 K.W.U., 25 van 76100 K.W.U., 16 van
101—120 K.W.U., 34 van 121—240 K.W.U., 3 van 241—360
K.W.U. en 3 van 361480 K.W.U. In het Kooikwartier
was zelfs een aansluiting met een verbruik van 411 K.W.U.
Uit deze gegevens blijkt wel, dat het meerendeel der arbeiders
gezinnen (over 1933/1934 74 en over 1934/1935 75%)
75240 K.W.U. verbruikt, zoodat slechts 25 daaronder
blijft. Of dit aantal van 25 over de geheele linie gehand
haafd kan blijven, trekt spreker ten zeerste in twijfel, daar
onder die kleine verbruikers nog een aantal pakhuizen en
kleine werkplaatsen vallen, die niet geregeld licht gebruiken.
Ook heeft spreker nagegaan of in de door hem onderzochte
gevallen het woonhuistarief financieel voordeeliger zou zijn.
Ook hiervoor heeft spreker de jaren Juli 1933/1934 en Juli
1934/1935 genomen en de hem verstrekte gegevens van 6
en 7 lichtpunten aangehouden. Voor 1933/1934 zou men in
het Transvaalkwartier in 7 van de 28 onderzochte gevallen
door vastrechtaansluiting een voordeel hebben gehad van
resp. 10.09, ƒ1.09, ƒ12.04, ƒ1.39, ƒ1.39, ƒ3.79 en ƒ7.39;
over 1934/1935 zou men in 5 gevallen verdiend hebben
resp. 1.09, 13.39, 2.49, 2.89 en 7.24; voor het Haagweg-
kwartier zouden in 1933/1934 van 24 gevallen 2 gezinnen
bij vastrechttarief ƒ0.34 en ƒ3.79 voordeel gehad hebben.
Over het jaar 1934/1935 zouden 5 gezinnen een voordeel
van respectievelijk 2.59, 11,14, 1.54, 1.39 en 3.79
hebben gehad.