MAANDAG 29 JULI 1935.
237
Verlaging eleetriciteitstarievcn.
(Beekenkamp c.a.)
maar wel kan zijn opvolger in zeer groote moeilijkheden
gebracht worden door besluiten van dezen Baad. Dit klemt
te meer, omdat spreker bij geruchte is gebleken, dat inzake
het sluitend maken van de begrooting voor 1936 nog wel
eenige moeilijkheden zullen zijn te overwinnen. Men kan op
het oogenblik absoluut niet overzien hoe de begrooting van
1936 er uit zal zien en wanneer die geruchten juist zijn,
kan men op dit oogenblik zeker nog niet spreken van een
in allen deele sluitende begrooting. In deze omstandigheden
moet men uiterst spaarzaam zijn met voorstellen, die belang
rijke bedragen van de gemeentelijke schatkist zullen vorderen,
zij het voor een alleszins goed en juist doel.
Men zou kunnen vragen, waarom het College dan zelf niet
een suggestie heeft gedaan tot uitstel van behandeling van
dit voorstel. Tusschen de regels door leest spreker als antwoord
op deze vraag, dat het College gemeend heeft zonder meer
uitvoering te moeten geven aan de beslissing, gevallen in de
Eaadsvergadering van 15 April 1935. Toch gelooft spreker
wel, dat het College het niet zeer gewenscht acht op dit oogen
blik het voorstel in overweging te nemen: men kan niet
ongestraft, aldus het College, op het oogenblik 100.000.
prijsgeven aan inkomsten. Zijn nu het College en deze Eaad
genegen in te gaan op sprekers suggestie om de behandeling
van dit voorstel aan te houden tot na September?
De heer Wilbrink verbaast zich over de redeneering van
den heer Beekenkamp. Het is juist goed, dat de oude
Eaad de zeer moeilijke beslissing neemt en daardoor moei
lijkheden voor den nieuwen Eaad wegneemt of voorkomt.
Bovendien neemt de Eaad eigenlijk niet thans de beslissing,
want deze is reeds genomen 15 April 1935. Op dezen datum
heeft de Eaad besloten, den prijs van de electriciteit te
verlagen en het College op te dragen, voorstellen dienaan
gaande bij den Eaad in te dienen. De Eaad heeft het
College verzocht een dekkingsplan in te dienen.
De Voorzitter verzoekt den heer Wilbrink, zich te bepalen
tot het voorstel van orde van den heer Beekenkamp.
De heer Wilbrink kan met het denkbeeld van uitstel van
den heer Beekenkamp niet accoord gaan, omdat de beslissing
al reeds genomen is. De heer Beekenkamp kan wel zooveel
tusschen de regels door lezen, maar spreker kan in het
geheel niet tusschen de regels door lezen. Spreker heeft, in
tegenstelling met den heer Beukenkamp, in het geheel geen
geruchten gehoord; spreker dacht, dat de besprekingen in
het College over de begrooting geheim waren; de heer
Beekenkamp weet er dus evenveel van als spreker. De heer
Beekenkamp zegt: „er zijn zooveel moeilijkheden met de
begrooting voor 1936 en die kan men absoluut niet over
winnen als dit voorstel tot uitwerking komt".
Ieder, die zijn stem aan het voorstel heeft gegeven en
werk heeft gemaakt van zijn raadslidmaatschap, was er van
overtuigd, dat het sluitend maken van de begrooting voor
het dienstjaar 1936 moeilijkheden zou opleveren. Het ver
schil is alleen gelegen in de wijze, waarop men naar de
personen achter de groene tafel opziet. De meerderheid
van den Eaad blijkt er van overtuigd te zijn geweest, dat
voor het College in zijn tegenwoordige samenstelling niets
onmogelijk is. De heer Beekenkamp begint daaraan te
twijfelen en dat vindt spreker geen mooie daad bij het
scheiden van de markt.
De heer van Eek betoogt, dat er theoretisch zeer veel te
zeggen is voor het standpunt van den heer Beekenkamp,
dat het beter is de beslissing uit te stellen en den nieuwen
Baad te laten uitmaken, of het gewenscht is aan de tariefs
verlaging een dergelijk groot bedrag te besteden. Spreker is
het echter met den heer Wilbrink eens, dat de nieuwe
Eaad door het besluit van 15 April 1935 niet meer vrij is.
Men kan de zaak nu wel uitstellen, maar men kan daarbij
niet doen, alsof er niets beslist is. Men zal het eenmaal
genomen besluit moeten aanvaarden, ook al veroorzaakt
het groote moeilijkheden. Ieder heeft zich op 15 April j.l.
rekenschap moeten geven van de gevolgen, die aan het
besluit verbonden zijn. Spreker kan dan ook zijn stem aan
het voorstel van den heer Beekenkamp niet geven.
De heer Goslinga vindt de opmerkingen van den heer
Beekenkamp wel juist. Het is eigenlijk eenigszins onbehoorlijk,
dat een Eaad, die binnen zeer korten tijd heengaat, een
dergelijke belangrijke beslissing genomen heeft, waardoor
alle opvolgende Eaden en in de eerste plaats die, welke in
de maand September van dit jaar optreedt, gebonden
zullen zijn.
Wel is waar hebben de voorstanders van het voorstel op
Verlaging clectriciteitstarieven.
(Goslinga e.a.)
15 April j.l. nadrukkelijk verklaard, dat zij het College niet
voor de financiering van de gemeente 50.000.respec
tievelijk 100.000.wilden afnemen en zij de begrooting
niet wilden aantasten, maar de Wethouder het moest zoeken
in een andere wijze van afschrijven en reserveeren, doch
door deze verklaring zijn de zorgen van spreker niet weg
genomen. Wanneer er bezwaren komen van hoogerhand en
men moet de verminderde storting in het afschrijvings- en
vernieuwingsfonds compenseeren door hoogere afschrijvings
percentages, dan heeft de aanneming van het voorstel, in
welken vorm ook, tengevolge dat de gemeentebegrooting
100.000.minder ontvangt. Wanneer de verminderde
storting in het afschrijvings- en vernieuwingsfonds wèl toe
gestaan wordt, dan ontneemt deze Eaad toch op het oogen
blik aan den volgenden Eaad 100.000.voor het sluitend
maken van de begrooting voor 1936. Nu is volmaakt juist,
dat over die begrooting nog niets bekend is, maar naar
aanleiding van beslissingen, die door het College en eventueel
door den Eaad vóór 1 September a.s. genomen zouden
moeten worden, volgens de wet op de Personeele Belasting,
heeft het College zich genoodzaakt gezien de Commissie
voor de Financiën in te lichten over de sombere aspecten
van de concept-begrooting voor 1936. Die vooruitzichten
zijn dus op het oogenblik niet alleen aan de leden van het
College, maar ook aan de leden van de Commissie voor de
Financiën bekend. Nu is het de bedoeling van den heer
Beekenkamp, waarbij spreker zich kan aansluiten, dat deze
Eaad deze zaak nog eens aanhoudt, tot het optreden van
den volgenden Eaad, opdat men dan met meer kennis van
zaken en beter gefundeerd dan nu kan nagaan of uitvoering
en handhaving van het raadsbesluit van 15 April 1935 wel
verantwoord is. De heer van Eek zegt„er is toch een besluit".
Zeker, maar beter ten halve gekeerd dan ten heele gedwaald.
Zoo volmaakt en onberispelijk kunnen de raadsbesluiten
toch niet altijd zijn, dat men de mogelijkheid niet mag
veronderstellen, dat de Eaad niet eens op een eenmaal ge
nomen besluit wil terugkomen. De Eaad zal verstandig
doen thans op deze gronden deze zaak aan te houden; van
zoo heel groote beteekenis voor de kleine verbruikers, voor
wie dit voorstel speciaal zal gelden, is dit uitstel niet. Even
tueel zou men kunnen overwegen hieraan terugwerkende
kracht te verleenen; spreker weet niet of dit op administra
tieve bezwaren stuit, maar zelfs wanneer dit moeilijk
zou gaan, is het electriciteitsverbruik van den minderen
man in de zomermaanden zoo minimaal, dat de besparing
tengevolge van dit voorstel in Juli en Augustus zeer gering
moet worden geacht. Laat men toch verstandig zijn; de
vooruitzichten voor 1936 zijn niet gunstig en wie weet welke
andere belangrijke objecten men hiervoor zal moeten laten
vervallen of welke andere zeer onaangename maatregelen
men in de plaats hiervan aan de burgerij zal moeten op
leggen. Dat weet men nog niet. Eegeeren is het afwegen
van belangen tegenover elkaar; wanneer men voldoende
geld heeft, kan men alle belangen behartigen, maar men
verkeert niet in die gunstige omstandigheid. De gemeente
moet gefinancierd met steeds beperkter middelen; daarin
zal voorshands niet veel verandering komen. Er is niet veel
uitzicht op, dat er een Eegeering komt, die bv. de werk
loosheidskosten geheel voor rekening van het Eijk zal nemen
of die de uitkeering uit het Gemeentefonds weer zal op
voeren tot het oorspronkelijke bedrag.
Dat is de realiteit. Laat men zich deze voor oogen stellen
en het verstandige besluit nemen, de behandeling van het
voorstel uit te stellen tot September. Uitstel behoeft geen
afstel te wordende Eaad zit er toch zelf bij
Laat men niet schromen, wanneer men een besluit heeft
genomen, dat achteraf blijkt eenige bezwaren op te leveren,
nog eens rustig daarover te denken en nieuwe, juistere ge
gevens af te wachten, alvorens zijn voornemen in een posi
tieve daad om te zetten.
Laat de heer van Eek zijn theoretische waardeering voor
het denkbeeld van den heer Beekenkamp omzetten in een
practische. Wanneer de heer Wilbrink, een man, die de
realiteit wil zien, hem daarin bijvalt, zal de Eaad eenstemmig
een besluit kunnen nemen, dat in het belang van de ge
meente is.
De heer de Reede zegt, dat in dezen Eaad de buitengewoon
bijzondere verschijnselen niet van de lucht zijn. De heer
Beekenkamp, die het in de vergadering van 15 April j.l.
niet de moeite waard vond, de stemming over het toen aan
hangige voorstel af te wachten, heeft nu de "onbescheidenheid,
een aanval te doen op iets, dat een feit is geworden.
De Wethouder heeft nu argumenten aangevoerd, die hij
ook in de vergadering van 15 April j .1. had kunnen gebruiken,
want wat hij nu weet, wist hij ook op dien datum. Niemand