91 - blijven staan, te kennen zou geven, dat slechts één ver goeding zou worden genoten ook voor die vergaderingen, welke op den volgenden dag of volgende dagen worden voortgezet. De Commissie zou lid 2 dan ook willen hand haven met toevoeging van de in het besluit van Gedepu teerde Staten voorkomende clausule. Het komt ons voor, dat de zienswijze van de Commissie niet juist is. Artikel 64 der gemeentewet toch heeft de bevoegdheid van den Eaad ten aanzien van de vergoeding voor het bijwonen van zijn vergaderingen beperkt en scherp omlijnd. De Eaad is alleen bevoegd te bepalen, dat er een zoodanige ver goeding zal worden genoten; de vaststelling van het bedrag der vergoeding is uitdrukkelijk opgedragen aan Gedepu teerde Staten. Dit brengt, in verband met art. 193 der gemeentewet, mede, dat de Eaad zich van het stellen van regels met betrekking tot het bedrag der vergoeding heeft te onthouden; deed hij dit niet, hij zou treden in hetgeen de wet als van hooger belang heeft beschouwt, ook al zou hij hetzelfde bepalen als het boogere orgaan heeft voor geschreven. De door de commissie gewenschte bepaling zou dan ook rechtskracht missen en, afgezien daarvan, over bodig zijn; wat de commissie zou willen zien vastgelegd, ligt, ook in haar eigen gedachtengang, reeds in het besluit van Gedeputeerde Staten opgesloten. Op deze gronden blijven wij van oordeel, dat art. 14, lid 2, van het Eeglement van Orde moet worden geschrapt. In de tweede plaats heeft de commissie de meening uit gesproken, dat, indien een vergadering te middernacht nog niet is beëindigd, het dan niet meer een bijeenkomst op denzelfden dag zou betreffen, zoodat h. i. voor het ver gaderen na middernacht opnieuw de vergoeding zou moeten worden toegekend. Wij hebben omtrent deze opmerking de zienswijze ge vraagd van Gedeputeerde Staten, welk college ons heeft bericht, dat z. i. in bedoeld geval geen afzonderlijke ver goeding dient te worden toegekend. Onder den term „bijeen komst" kan naar liet gevoelen van Gedeputeerde Staten niet worden verstaan het voortzetten van een vergadering, zonder dat deze te voren is uiteengegaan. Met dit stand punt kunnen wij ons vereenigen. Tenslotte heeft de commissie in overweging gegeven het Eeglement van Orde aan te vullen met een bepaling omtrent den tijd voor het vergaderen, welke bepaling een richtsnoer voor de leiding en de besprekingen zou moeten zijn. De commissie zou in art. 10 bepaald willen zien, dat de middag vergaderingen *in den regel van 14 tot 171/2 nur en de avondvergaderingen van 20 tot 23 uur worden gehouden. Wij achten zoodanige bepaling in het Eeglement van Orde niet gewenscht, doch zouden de bepaling van den duur van de bijeenkomsten in eerste instantie willen over laten aan den Voorzitter, die in elk voorkomend geval het meest wenschelijke tijdstip van beëindiging of schorsing van de vergadering het beste kan beoordeelen. Hieraan zij toe gevoegd, dat het in de bedoeling van den Burgemeester ligt daarbij in het algemeen in de door de commissie voor gestane richting te gaan. Op grond van het bovenstaande geven wij, met ver wijzing overigens naar de in de Leeskamer ^neergelegde stukken, Uw Vergadering in overweging vast tie stellen de volgende VERORDENIN G, houdende wijziging van het Reglement van Orde vow de vergaderingen van den Raad der gemeente Leiden van 21 Januari 1904 (Gemeenteblad No. 1), laatstelijk ge wijzigd bij verordening van 9 Juli 1934 (Ge meenteblad No. 16). Artikel I. Artikel 14, lid 2, van bovengenoemd reglement vervalt. Artikel II. De tweede zin van artikel 26, lid 3, wordt gelezen als volgt Voor de toepassing van deze bepaling worden voortgezette vergaderingen als nieuwe vergaderingen beschouwd. Artikel III. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn ge treden met ingang van 1 Januari 1935. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°- 126. Leiden, 24 Juni 1935. In verband met het voornemen van het Eijk om het in deze gemeente gelegen wegvak de Vink—Leiden (Haagweg) tusschen km. punt 15.236 en km.punt 16.232 van den op het rijkswegenplan voorkomenden weg no. 11, Haagsche SchouwLeidenBodegraven, te verbeteren, zijn tusschen het Eijk en de gemeente besprekingen gevoerd over de aan te brengen verbeteringen. Gelijk ook bij den Iloogen Eijndijk het geval was, gaat het belang van het Eijk niet verder dan het meer geschikt maken van den weg voor het doorgaand verkeer; de onder handelingen beoogden daarom een ruimere verbetering tot stand te brengen, die rekening hield met de plaatselijke belangen. Waar echter de meerdere werken van plaatselijk belang mede den rijksweg voor doorgaand verkeer ten goede komen, was ook in dit geval een bijdrage van het Eijk in die meerdere door de gemeente uit te voeren werken billijk te achten. De op dezen voet met het Eijk gevoerde onder handelingen hebben tot overeenstemming geleid, zoodat thans het plan van de verbetering van den Haagweg bij Uw Vergadering aanhangig kan worden gemaakt. Zooals op de overgelegde kaarten is aangegeven, is voor het wegvak, dat zich uitstrekt van nabij de Vink tot kort bij de Da Costastraat en dat deels bebouwd is, deels onbe bouwd, het volgende wegprofiel ontworpen, gerekend vanaf de zuidoostzijde van den weg: een trottoir, breed 3 Meter (grijze kleur), een ventweg ter breedte van 5 Meter (rood), een heg van 0.75 Meter (groen), een rijwielpad, breed 2.50 Meter (bruin), de rijweg, ter breedte van 8.50 Meter (geel) met aan weerszijden een berm van 2.40 Meter (groen) en langs den Eijn een voetpad van 2.50 Meter (grijs) met een oeverberm van 0.50 Meter. Dit profiel zal echter hier en daar eenigszins moeten worden versmald, in verband met de bebouwing en met de bruggen in den weg. Het Eijk zal het rijwielpad, de heg, den rijweg, de beide bermen en liet voetpad met oeverberm aanleggen, terwijl de gemeente zal zorg dragen voor den aanleg van het trottoir en den ventweg met een voldoend ruime rioleering voor het geheele wegprofiel en de aanliggende bebouwde perceelen. Voor wat betreft het bebouwde gedeelte van het wegvak zal de ventweg c.a. reeds nu worden gemaakt, terwijl langs het onbebouwde deel de aanleg zal geschieden indien en naarmate de aanliggende gronden worden bebouwd. In het bebouwde gedeelte zal beschikt moeten worden over strooken van de particuliere voortuinen ten Zuiden van den Haagweg. Deze strooken grond zullen rechtstreeks door het Eijk, dat eigenaar wensclit te worden van den ondergrond over de geheele wegbreedte, in eigendom worden overgenomen. De kosten van deze aankoopen ten behoeve van den vent weg c.a., welke geraamd worden op 14.500.komen voor de helft voor rekening van de gemeente, en voor de helft van het Eijk. Bvenzoo draagt het Eijk de helft van de kosten van den aanleg van den ventweg en het trottoir aan het bebouwde gedeelte, alsmede voor de ter plaatse van de bruggen gelegen gedeelten, waar geen bebouwing te verwachten is, op de situatieteekeningen in donkere tint aangegeven. Het Eijk zal bovendien in de kosten van rioleering voor deze weggedeelten, voor zoover er thans nog geen voldoend riool aanwezig is, een bijdrage van ten hoogste 4.per strekkende meter verleenen. Voor zoover de voor den ventweg c.a. benoodigde gronden langs het onbebouwde gedeelte nog niet in handen van het Eijk zijn, zullen de eigenaren bij het bebouwen van hun perceelen, ingevolge de verordening op het aanleggen van straten, de desbetreffende strooken grond kosteloos beschik baar moeten stellen en de verdere kosten van het bouwrijp maken straat-aanleg c.a. van den grond moeten ver goeden. Het onderhoud van den ventweg en van het trottoir, met uitzondering evenwel van de op de bruggen met aansluitende wegvakken gelegen gedeelten, zoomede van de rioleering met toebehooren komt ten laste van de gemeente, die eigenaresse wordt van de rioleering en van de verhardingen van den ventweg en het trottoir. De totale kosten van de door de gemeente uit te voeren werken, waaronder het bedrag van 14.500.wegens over name door het Eijk van voortuintjes langs het bebouwde gedeelte, worden geraamd op 50.000.de gemeente ontvangt ongeveer de helft van het Eijk terug, zoodat de gemeente met een uitgaaf van 25.000.een belangrijke en noodzakelijke verbetering van den westelijken toegang tot de stad zal verkrijgen. Bij het vaststellen van het benoodigde crediet dient er echter op te worden gelet, dat de kosten van den grondaankoop ad 14.500.door het Eijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 5