89 i Art. II. Art. 1, eerste lid, wordt gelezen als volgt: „Aan het i dienst van de gestichten „Endegeest", „Voor geest" en ihijngeest" zijnde inwonende personeel, voor zoover dit niet is ambtenaar in den zin van artikel 1 der Ambtenarenwet 1929, wordt bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte ziekengeld uitgekeerd onder inhouding van het loon in geld. Deswege wordt zoowel op het loon in geld als op het ziekengeld een bedrag, gelijk aan 1 van het loon, ingehouden." Art. III. In art. 4, sub TT wordt in plaats van: „indien de ziekte naar het oordeel vari den Geneesheer-Directeur het recht- streeksch gevolg is van een ongeval de(n) inwonende in de uitoefening van den dienst overkomen, hetwelk niet aan zijn (haar) opzet is te wijten" gelezen: „indien de ziekte naar het oordeel van den Geneesheer- Directeur het rechtstreeksch gevolg is van de uitoefening van den dienst en niet aan zijn (haar) opzet of schuld is te wijten". Art. IV. Deze verordening treedt in werking op 1 Juli 1935. Alsdan vervalt het Eaadsbesluit van 26 Januari 1934, voor zoover dit strekt, om op het loon van het inwonend personeel van de gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Bhijngeest", vallende onder de bij Eaadsbesluit van 15 Augustus 1932 vastgestelde regeling, als bedoeld in art. 21, der Ziektewet, te verhalen een door Burgemeester en Wet houders te bepalen percentage, met dien verstande, dat dit percentage niet hooger mag zijn dan 1.15. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 4 Juni 1935. Art. 25, tweede lid, van de Ziektewet, zooals deze bij de wet van 29 December 1934 S. 724 is gewijzigd, bepaalt, dat de personen in dienst van een publiekrechtelijk lichaam niet zijn verzekerd: 1°. indien zij zijn ambtenaar in den zin van artikel 1 der Ambtenarenwet 1929; 2°. indien te hunnen aanzien een regeling bij ziekte is getroffen, die door de Kroon is vastgesteld of goedgekeurd. Met ingang van 1 Juli a.s., op welken datum de boven genoemde wet in werking treedt, moeten dus de aanspraken in geval van ziekte voor degenen, die ambtenaar zijn in den zin van artikel 1 der Ambtenarenwet 1929, ter uitvoering van art. 125 dier wet in het Ambtenarenreglement zijn ge regeld, terwijl van af dien datum een bijzondere ziekengeld- regeling als hierboven sub 2°. bedoeld alleen kan gelden voor personen, die niet zijn ambtenaar in den zin der Ambtenaren wet. De bijzondere ziekengeldregeling, die de verordening van 15 Augustus 1932 (Gemeenteblad No. 23) voor het in wonend personeel der gestichten „Endegeest" c.a. bevat, moet derhalve met de gewijzigde wetgeving in overeen stemming worden gebracht, waartoe de hierbij gaande ont werp-verordening strekt. Na het bovenstaande behoeft de in art. I voorgestelde wijziging van het intitulé der verordening en de daarmede overeenkomende wijziging van art. 1, eerste lid, (art. II) naar onze meening geen nadere toelichting. Daarentegen ver dient nog afzonderlijke vermelding, dat het eerste lid van art. 1 is aangevuld met een bepaling, krachtens welke op het loon 1 daarvan wordt ingehouden. Nieuw is deze bepaling niet, omdat reeds krachtens Eaadsbesluit van 26 Januari 1934 op het loon van het inwonend personeel der gestichten een verhaal plaats heeft, dat door Uw College op 1 is bepaald. Formeel behoort echter dit verhaal in de onderwerpelijke verordening te worden geregeld en daarmede aan de Koninklijke goedkeuring te worden onderworpen. Het bovenbedoelde Eaadsbesluit kan dan, voor zoover het het inwonend personeel der gestichten betreft, vervallen (art. IV, tweede lid). De in art. III voorgestelde wijziging van art. 4 sub II beoogt een verbetering van de redactie. Onder mededeeling ten slotte, dat de gewijzigde ver ordening op 1 Juli a.s. in werking behoort te treden (art. IV, eerste lid) en dat zij de Koninklijke goedkeuring behoeft, geven wij alsnu Uw College in overweging de hiernevens- gaande ontwerp-verordening den Eaad ter vaststelling aan te bieden. De Commissie van Beheer over de Gestichten Endegeest, Voorgeest en Bhijngeest, A. J. Komijn, Voorzitter. J. A. v. x>. Stok, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 123. Leiden, 24 Juni 1935. In verband met het voorschrift, opgenomen in het Konink lijk besluit van 19 November 1900 (Staatsblad No. 202) laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk besluit van 4 Februari 1921 (Staatsblad No. 48) geven wij U in overweging aan Gedeputeerde Staten dezer provincie het volgende verslag uit te brengen aangaande de verstrekking van schoolkinder- kleeding en -voeding gedurende het jaar 1934. „Ten behoeve van de Vereeniging Schoolkindervoeding en schoolkinderkleeding alhier, welke zich het verstrekken van voeding en kleeding aan schoolgaande kinderen ten doel stelt, werd voor het dienstjaar 1934 aanvankelijk uitge trokken een bedrag van 33500.—welk bedrag bij raads besluit, d.d. 16 April 1934 werd verhoogd met ƒ5000. tot 38500. In afwachting van de goedkeuring van dit laatste besluit door Gedeputeerde Staten, welke goedkeuring eerst einde Augustus werd verleend, werden verschillende maatregelen genomen tot verlaging van de kosten, van welke de belang rijkste deze was, dat van 10 April tot 1 Juli slechts ge durende 3 dagen per week voedsel werd verstrekt en dat de verstrekking van voedsel gedurende de maanden Juli en Augustus geheel werd stopgezet. Aan voeding werden in totaal verstrekt 213968 porties. Ook in 1934 werd tot aanneming van leerlingen niet over gegaan, dan nadat de aanvragen daartoe door den Armenraad waren onderzocht. In sommige gevallen had een heronder zoek plaats. De kinderen, die voedsel ontvingen, bezochten de volgende scholen O.l. school aan: het Schuttersveld 50 44 81 87 175 78 70 Centrale school voor het 7e en 8e leerjaar 41 School voor buitengewoon l.o. aan: 49 Bijz. 1. school aan: de Middelstegracht 56 70 49 86 90 48 1074 Uitgereikt werden 479 jongenshemden, 479 jongensbroeken, 671 jongensblouses, 671 bovenbroeken, 556 meisjeshemden, 556 meisjesbroeken, 658 meisjesjurken, 658 meisjesschorten, 2364 paren kousen, 4056 paren klompen en 39 paren schoenen. De controle op een behoorlijk gebruik van de kleeding- stukken geschiedde ook thans weder tijdens de maaltijden. De kosten van het voedsel bedroegen per portie met inbegrip van de kosten van bediening 10,43 cent. Gemiddeld was de grootte van de porties 0.604 liter. Van het toegestane subsidie werd aan de vereeniging uitgekeerd 32.640.30, terwijl voorts door haar werd ont vangen aan contributiën ƒ301.75, aan bijdragen en giften ƒ17.75, aan collecten, busjes, enz. ƒ76.34. Uitgegeven werd 33036.14, waarvan voor: voeding ƒ20186.06, kleeding ƒ9.653.34, uitgaven van allerlei aard als loonen, advertentiën en drukwerken, meubilair, mate rialen, enz. ƒ3196.74. Tenslotte wordt nog medegedeeld, dat de voorwaarden, bedoeld in artikel 10 van het aangehaalde Koninklijk besluit, behoorlijk werden nageleefd". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aanduiding van de scholen: Aantal kinderen dat aan de voeding deelnam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 3