208
MAANDAG 8 JULI 1935.
Graven kanaal Leidsche Duinwater Mij bij wijze
(van Stralen e.a.) van werkverschaffing.
de Wethouder, voorzitter der commissie, nu constateerde,
dat in de commissie een meerderheid was voor het advies
aan het College om een aannemer in te schakelen.
Intusschen heeft spreker zich verbaasd over de toelichting,
die het College heeft gegeven. Het standpunt van het College
van Commissarissen van de N.V. Leidsche Duinwater-
Maatschappij was bekend en is nu ook in het Ingekomen
Stuk No. 128 vermeld. In een nadere vergadering van de
subcommissie voor de steunverleening zeide de Wethouder
tot de protesteerende leden, die het met den gang van zaken
niet eens waren: „De L. D. M. meent, dat de uitvoering van
dit werk aan de Nederlandsche Heide-Maatschappij moet
worden opgedragen; bij een volgend werk zullen wij met uw
bezwaren rekening houden."
De andere leden waren daarover boos, maar spreker
kon niets anders aannemen dan dat het College den Eaad
zou adviseeren, het werk te doen uitvoeren onder leiding
van de Nederlandsche Heide-Maatschappij.
De Leidsche Duinwater-Maatschappij, die dit werk onder
neemt, vormt niet het gemeentebestuur van Leiden, maar is
een naamlooze vennootschap. Het is uitstekend, dat zij dit
werk ten goede aan de verruiming der werkgelegenheid wil
laten komen. Nu begrijpt spreker nog niet goed, hoe het
mogelijk is, dat het College tegen het advies van het College
van Commissarissen der N.Y., die het werk moet uitvoeren
en betalen, in, den Eaad adviseert een aannemer bij dit werk
in te schakelen.
Het is voorts nog altijd de vraag, of het Departement van
Sociale- Zaken, waaraan geen toestemming gevraagd schijnt
te zijn, met deze wijze van uitvoeren accoord gaat. Het is
spreker bekend, dat de desbetreffende ambtenaren aan het
Departement met spreker van meening zijn, dat werkver
schaffingsobjecten door de gemeente zelf of onder leiding
van de Nederlandsche Heide-Maatschappij moeten worden
uitgevoerd. Dat zijn menschen van de practijk; het gevolg
daarvan is, dat slechts zeer sporadisch in den laatstentijd
werkverschaffingsobjecten door aannemers worden uitgevoerd
Spreker weet slechts zeer enkele gevallen en het is zeer goed
mogelijk, dat bij verzoeken van gemeenten om subsidie voor
dergelijke werken het Eijk alsnog daartegen bezwaar maakt.
Is het dus niet beter deze zaak even aan te houden totdat
het College zekerheid heeft over een en ander, over de wijze
van uitvoering, en de loonen en arbeidsvoorwaarden; dan
is ook voor sprekers fractie de beslissing gemakkelijker. Bij
uitvoering van het werk tegen loonen, niet lager dan de thans
bestaande van 40 cent per uur, gaan de sociaal-democraten
daarmee accoord, wanneer tenminste aan hun andere be
zwaren tegemoet gekomen wordt, maar als de loonen lager
zijn, mag en kan sprekers fractie daarvoor de verantwoorde
lijkheid niet dragen. Spreker verzoekt dus het College dit
voorstel terug te nemen en eerst de goedkeuring van den
Minister daarop te vragen.
De heer Wilbrink zegt, dat volgens den heer van Stralen
inschakeling van een aannemer voor dit werk onjuist is,
omdat hier voor de arbeiders zullen gelden werkverschaffings-
loonen, terwijl den aannemer de gelegenheid wordt gegeven
normale winst te maken. Maar hoe is deze laatste bewering
te rijmen met de opmerking, die hij even later maakt, dat
die aannemer zoo scherp mogelijk moet inschrijven om nog
winst te kunnen maken? De heer van Stralen staat zoo geheel
buiten het gewone maatschappelijke leven, dat hij daarvoor
alle begrip heeft verlorenanders zou hij ook weten, dat er
van het maken van normale winst voor aannemers in dezen
tijd geen sprake is; vele aannemers kunnen tegenwoordig
niet meer aan hun verplichtingen voldoen en leggen toe op
hun werken. Dit schijnt den heer van Stralen echter te
ontgaan, omdat hij zich zoozeer specialiseert op de arbeiders
belangen, die hij vertegenwoordigt. Bij de Eaadsverkiezingen
is door de sociaal-democraten er sterk de nadruk op gelegd,
dat zij niet alleen voor de belangen van de arbeiders, maar
ook voor de middenstanders opkomen, maar dit voorstel
van het College wordt door hen zoo scherp bestreden, omdat
de mogelijkheid bestaat, dat een middenstander er ook nog
een boterham aan verdient. Dat bij uitvoering door de
Nederlandsche Heide-Maatschappij geen moeilijkheden zou
den kunnen ontstaan en dat daardoor meer arbeidsdagen
zouden worden gemaakt, zegt toch nietsbij den aanleg van
de Houtlaan door die Maatschappij zijn telkens quaesties
gerezen over de loonen, en over te lage tarieven; het is
verwonderlijk, dat de heer van Stralen dit, als het in zijn
kraam te pas komt, vergeten schijnt te hebben en dat dan
bij de Nederlandsche Heide-Maatschappij alles opeens rozen
geur en maneschijn is, wanneer, als deze werd uitgeschakeld,
een middenstander iets zou kunnen verdienen met een werk,
waarvan hij voorheen altijd zijn bedrijf maakte.
Graven kanaal Leidsche Duinwater Mij bij wijze
(Wilbrink e.a.) van werkverschaffing.
Vogens den heer van Stralen waren in de Commissie voor
den Socialen Dienst 2 aannemers vóór het voorstel van het
College. Zoolang spreker lid van die Commissie is geweest,
heeft hij daar nog nooit 2 aannemers ontmoet. Spreker
begrijpt niet hoe de heer van Stralen hier in den Eaad kan
suggereeren, dat daar 2 aannemers waren, die voor hun
belangen opkwamen; dit zegt de heer van Stralen waar
schijnlijk alleen met de bedoeling om den Eaad te suggereeren,
dat die 2 personen bezig waren hun eigen belangen te be
hartigen. Spreker heeft in die Commissie meermalen ontmoet
2 vertegenwoordigers van de arbeidersorganisaties speciaal,
maar 2 aannemers hebben in die Commissie nog nooit zitting
gehad.
De heer van Stralen goochelde verder met cijfers; de
demping van het Levendaal zou volgens den opzet 200.000.
gekost hebben, en ook had de Directie van Gemeentewerken
veel meer arbeidsdagen berekend dan de aannemer. De
Directie van Gemeentewerken had echter de kosten van
die demping berekend op 150.000.terwijl de aannemer
heeft ingeschreven voor 96.000.en dan spreekt het toch
van zelf, dat Gemeentewerken gerekend heeft op meer arbeids
dagen dan de aannemer. Aangenomen, dat de helft van het
bedrag arbeidsloon was, dan zou volgens de berekening van
Gemeentewerken aan arbeidsloon uitgegeven worden
75.000.en voor materialen 75.000.terwijl de aan
nemer voor ƒ96.000.inschreef; dan spreekt het vanzelf,
dat het aantal arbeidsdagen, door den aannemer berekend,
niet gelijk kan zijn aan dat, berekend door Gemeentewerken.
Maar is dat schade voor de gemeente? Als het werkelijk
volgens den heer van Stralen 60.000.is in plaats van
104.000.dan heeft dat toch dit groote voordeel voor
de gemeente, dat men naast de demping van het Levendaal
nog een even groot object kan aanvatten, en daarbij andere
arbeiders te werk stellen. Yoor hetzelfde bedrag in totaal
kon men dan 2 groote werken uitvoeren, en anders maar één.
Om dit groote voordeel zal men zeker een aannemer moeten
inschakelenhet belang van de gemeente en van de arbeiders
brengt dat mee, want het is zeker niet in het nadeel van de
arbeiders, wanneer de gemeente met haar uitgaven voor de
cultureele belangen van de gemeentenaren op de eene manier
tweemaal zooveel kan verkrijgen als op de andere manier.
Het Egt voor de hand, dat het werk aan het Levendaal
meer moeilijkheden oplevert dan andere werken. Heeft de
heer van Stralen echter bijzondere klachten vernomen over
de uitvoering van de meer normale werken aan de Mariënpoel-
straat en de Oegstgeesterlaan?
Bij den aanleg van de Houtlaan, het eerste werk, dat in
Leiden onder de leiding van de Nederlandsche Heide-Maat
schappij werd uitgevoerd, zijn, ook door den heer van Stralen,
tal van klachten geuit.
De Voorzitter geeft bevel tot verwijdering van de publieke
tribune van een persoon, die op luiden toon een opmerking
maakt.
De heer Wilbrink zegt, dat bij de uitvoering van de werken
aan de Mariënpoelstraat en de Oegstgeesterlaan een vakman,
die geheel van het werk vervreemd was, den eersten tijd
2.per 1000 steenen meer aan loon ontving dan overeen
gekomen was, teneinde hen aan het werken te doen ge
wennen. Hieruit blijkt wel, dat ook bij de uitvoering van
meer normaal werk en dan niet onder de auspiciën van de
Nederlandsche Heide-Maatschappij, aan de verwachtingen
zeer goed wordt voldaan. Ook toen de Nederlandsche Heide-
Maatschappij het oppertoezicht had, werden tal van klachten
geuit.
Spreker erkent, dat de cijfers van de aannemingssom niet
geheel en al juist zijn.
Indien het werk onder leiding van de Nederlandsche Heide-
Maatschappij wordt uitgevoerd, zullen de arbeiders taakwerk
krijgen. Yroeger klaagde men er over, dat de arbeiders daar
door niet in staat waren de gestelde loonnormen te bereiken.
Het wonderlijke is, dat dezelfde woordvoerder van de groep,
die vroeger in sterke mate klaagde, met name de heer van
Stralen, de Nederlandsche Heide-Maatschappij, welke het
vroeger zoo slecht zou gedaan hebben, thans in staat acht
tot volle tevredenheid van de arbeiders werkzaam te zijn.
Men kan voor de zelfbekeering van deze groep klagers dank
baar zijn, nu zij tot de conclusie is gekomen, dat de indertijd
aangevoerde grieven eigenlijk niet ter zake dienende waren.
Men verzet zich nu tegen de inschakeling van een aannemer
uit haat tegen een categorie van personen, die getoond
hebben hun plaats in de maatschappij waardig te zijn, zeker
het recht hebben, hun krachten in het belang van de maat
schappij aan te wenden en door de S.D.A.P. worden genoemd
als middenstanders.