MAANDAG
8 JULI 1935.
221
Loon schoolsclioonmaaksters tijdens groote vacantie; e.a.
(Goslinga e.a.)
bestuurder is, herhaaldelijk in de groote vacanties bezocht;
de lokalen worden een voor een schoongemaakt en daarna
afgesloten. Den laatsten dag van de vacantie worden de
lokalen geopend en wordt alles afgestoft. De werksters, die
geen extra-vergoeding ontvangen, zijn gewoonlijk in twee
weken met het werk gereed, terwijl de vacantie van 4 tot
6 weken duurt, zoodat zij ook eenige weken vacantie hebben.
Als voorzitter van de gebouwencommissie der bijzondere
schoolvereeniging is het sprekers taak het een en ander na
te gaan. Den laatsten dag van de vacantie gaat de commissie
en bloc de zaak inspecteeren en reeds 14 jaar heeft spreker
aan deze inspectie deelgenomen.
Wanneer het loon doorbetaald wordt, is het behoorlijk.
Voor een extra-belooning bestaat geen klemmende reden.
Het voorstel van mevrouw de Cler wordt verworpen met
19 tegen 13 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren van der Eeijden, Manders,
van Es, Wilmer, van Eosmalen, Beekenkamp, Coster,
Schoneveld, Tobé, Lekkerkerker, Eikerbout, van Tol,
Lombert, Tepe, Wilbrink, Goslinga, Eomijn, Bergers en
de Eeede.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Groeneveld,
Kooistra, van Weizen, Koole, van Eek, Kuipers, Vallentgoed,
Verweij, mevrouw Braggaar, de heeren Schüller, Yos en
mevrouw de Cler.
XXVII. Voorstel tot wijziging en opnieuw vaststelling van:
a. de verordening, regelende de heffing van schoolgeld voor
het gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs te Leiden
b. de verordening, regelende de invordering van dat school
geld
c. de verordening, regelende de heffing van schoolgeld voor
het buitengewoon lager onderwijs te Leiden;
d. de verordening, regelende de invordering van dat school
geld
c. de verordening, regelende de heffing van schoolgelden aan
het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen
cursus en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden
f. de verordening, regelende de invordering van dat school
geld. (135)
De verordeningen sub a, b, c, d, e en worden achtereen
volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast
gesteld, waarna eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming besloten wordt overeenkomstig punt b van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
XXVIII. Voorstel tot wijziging:
a. van de verordening betreffende de inrichting en het
bestuur van het Gymnasium der Gemeente Leiden;
b. van de verordening op de Hoogere Burgerschool met
5-jarigen cursus en de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes te Leiden. (124)
De heer Manders meent, dat het voorstel beoogt een con-
tingenteering van het aantal leerlingen van het Gymnasium
en heeft meermalen betoogd tegen elke beperking van het
onderwijs ten zeerste gekant te zijn, zoowel in het belang
van de leerlingen als in het belang van het onderwijzend
personeel.
De beslissing over de vraag, of een candidaat, die met goed
gevolg het toelatingsexamen heeft afgelegd, tot het Gym
nasium wordt toegelaten, wordt overgelaten aan de curatoren
en dit acht spreker zeer funest. Het zal moeilijk uit te maken
zijn, of iemand, die voor het toelatingsexamen van het Gym
nasium (of de H. B. S.) geslaagd is, in staat zal zijn het onder
wijs met gunstig resultaat te volgen.
Het is ook vreemd, dat men de beslissing wil overlaten
aan het college van curatoren, dat van samenstelling veran
deren kan. Veronderstel, dat het is samengesteld'uit arbeiders,
die zouden zeggen: alleen bij de arbeiders vindt men het
gezonde verstand en dus moeten alleen arbeiderskinderen
tot het Gymnasium of de H. B. S. worden toegelaten, of dat
het is samengesteld uit leden van den N. S. B., die de beoor
deeling zouden laten afhangen van het uitstrekken van den
rechterarm, of dat het alleen bestaat uit intellectueelen, die
als maatstaf zouden aanleggen het intellect van de ouders
Spreker geeft den Eaad dan ook ten zeerste in overweging
artikel 11 uit het voorstel te lichten.
Ten aanzien van art. 21 a van de verordening sub a geeft
spreker in overweging te bepalen, dat een leerling nooit om
de aangegeven reden in den loop van het studiejaar zal worden
verwijderd. De overplaatsing zelf is toch al niet in het belang
van de opleiding van het kind, dat de toepassing van den
maatregel ook niet prettig zal vinden.
Verordeningen Gymnasium, H.B.S. en H.B.S. voor
(Vos e.a.) voor Meisjes.
De heer Vos zegt, dat indien hij de voorstellen en maatre
gelen nagaat, die veelal ingediend en genomen worden tot
het aanbrengen van bezuinigingen, aldoor meer bij hem de
indruk versterkt wordt, dat bij deze vraagstukken meer en
meer gelet wordt op de materieele zijde en ongemerkt de
cultureele zijde uit het oog verloren wordt.
Dit is gevaarlijk, vooral wanneer het zaken van het onder
wijs betreft, want de druk, die door de verschillende bezui
nigingen op verscheidene groepen van de bevolking is gelegd,
is zonder noemenswaardig daadwerkelijk verzet gedragen,
doordat het Nederlandsche volk gelukkig gerekend kan worden
niet te behooren tot de onontwikkelde, ja zelfs niet tot de
minder goed ontwikkelde naties.
Ten einde te voorkomen, dat het nageslacht moet ervaren,
dat het veel meer moeite kost een minder goed ontwikkeld
volk te leiden en te besturen, is het de plicht van het tegen
woordige geslacht bij het nemen van bezuinigingsmaatre
gelen omzichtig te werk te gaan.
Hiermede zijn de thans ingediende voorstellen gedeeltelijk
in strijd.
Het doel van deze voorstellen is het voorkomen van split
sing van klassen, die vanzelf sprekend nogal kostbaar is en
soms ter wille van 1, 2 of 3 leerlingen moet plaats hebben.
Het toekomstige belang van deze leerlingen is echter ook een
belangrijke zaak, waarmede wel rekening gehouden moet
worden; dat belang kan van hoogere beteekenis zijn dan het
financieele belang van de gemeente.
Het is echter begrijpelijk, dat men zoekt naar middelen,
die het nemen van een zoo kostbaren maatregel kunnen voor
komen. Men tracht ze nu te vinden in het niet toelaten van
sommige kinderen en het verwijderen van enkele leerlingen.
Met de bepalingen, vervat in art. 11, 2e lid, en art. 21a van
de verordening sub b kan men in deze moeilijke tijden accoord
gaan.
Anders staat spreker tegenover art. 11, le lid. Toen deze
bepaling in de onderwijscommissie aan de orde kwam, was
daaraan nog niet toegevoegd de verplichting om het advies
in te winnen van het betrokken schoolhoofd. Spreker heeft
toen gezocht naar de gronden, waarop Curatoren en leeraren
hun oordeel zouden moeten vormen, om een kind, waarvan
zij niet anders weten dan dat het een voldoend toelatings
examen heeft afgelegd, te weigeren, waarschijnlijk omdat het
het onderwijs niet met vrucht zou kunnen volgen. Gelukkig
kwam er in de onderwijscommissie van meer zijden verzet,
totdat eindelijk op instigatie van een van de leden deze toe
voeging kwam, waarbij althans Curatoren worden verplicht
het betrokken schoolhoofd te hooren. Toen heeft spreker zich
daarbij neergelegd, omdat er zoodoende toch eenige weten
schap was, waarop dat oordeel kon worden gevormdspreker
zal zijn stem straks uitbrengen vóór dat artikel in de stellige
verwachting, dat zij, die eenmaal geroepen zullen kunnen
worden om dezen maatregel eventueel toe te passen, zich wel
bewust zullen zijn van de zware verantwoordelijkheid, die
hierbij op hen drukt tegenover de betrokken kinderen, en
dat zij de toepassing hiervan niet zullen bevorderen, tenzij
zij zoo volkomen mogelijk overtuigd zijn, dat het werkelijk
belang van het onderwijs die vordert.
Met de bepalingen van art. 21a, sub 1 en 2, van de veror
dening sub a kan de Eaad ook volkomen accoord gaan, maar
men bedenke, dat de bepaling van art. 21a, sub 3, van de
verordening sub a en van art. 25a van de verordening sub b
kan treffen leerlingen, die in de school zijn ingeburgerd; bij
overplaatsing van een leerling van de eene school naar de
andere heeft deze daaronder altijd te lijden. Het is zeer goed
mogelijk, dat daar andere leerboeken worden gebruikt, wat
een financieel nadeel kan zijn voor de ouders, maar waarin
hij zich, wat erger is, opnieuw moet inwerken. Verder moet
hij zich aanpassen bij zijn medeleerlingen en tenslotte moet
hij zich aanpassen aan de eigenaardigheden van een geheel
nieuw stel leeraren. Daardoor geraakt menigmaal zulk een
leerling een jaar achter in zijn studie, en moet hij alle ver
drietelijkheden en moeilijkheden daaraan verbonden, onder
vinden en overwinnen. Daarom acht spreker de toepassing
van dezen maatregel niet verantwoord. Gelukkig was dit het
geval bij alle aanwezige leden der Commissiede heer Schone
veld was afwezig, behalve bij den Voorzitter. Daarom heeft
spreker hoop, dat de Eaad met art. 21a van de verordening
sub a en met art. 25a van de verordening sub b niet zal mee
gaan.
De heer Groeneveld zegt, dat het totnutoe algemeen werd
toegejuicht wanneer de ouders er naar streefden hun kinderen
zooveel mogelijk kennis in het leven mee te geven; het be
zoeken van de beste scholen, als H. B. S. of Gymnasium
werd algemeen geacht in het belang van de volksontwikkeling.
Blijkens het Ingekomen Stuk wordt blijkbaar nu een andere