220
MAANDAG 8 JULI 1935.
Loon sehoolschöonmaaksters tijdens groote vacantie.
(de Cler e a.)
Mevrouw de Cler veronderstelt, dat de Eaad in 1919 niet
dan na een grondig onderzoek de noodzakelijkheid van de
uitbetaling van 3 weken extra loon aan de werksters heeft
erkend.
Sinds 1919 is het uiterlijk van sommige schoollokalen veel
verbeterd; zij hebben in vele gevallen een huiselijk karakter
gekregen, dat voor de kinderen buitengewoon opvoedend
werkt. Intusschen brengt de verandering van de inrichting
voor de werksters meer werk mee.
Het aantal uren, dat den werksters voor het schoonhouden
der lokalen is toegestaan, is absoluut onvoldoende en dat de
lokalen en scholen er uitzien, zooals zij er nu uitzien, is zeker
te danken aan den meerderen tijd, dien de werksters er aan
besteden en niet betaald krijgen. Ook gedurende de school-
vacanties blijven de werksters langer dan den tijd, die haar
voor het werk toegemeten is.
In de gewone omstandigheden kunnen de lokalen niet
grondig schoongemaakt worden; dit moet geschieden tijdens
de vacantie.
Hebben de 14 hoofden van scholen, die van meening zijn,
dat de uitkeering van het extra-loon behoort te vervallen,
de moeite genomen, in de groote vacantie nauwkeurig na
te gaan, welk werk de werksters in dien tijd moeten verrichten?
Wanneer de onderwijzers zoo pertinent beweren, dat die 3
weken loon niet noodig zijn, moeten zij zeker goed op de
hoogte zijn hoeveel tijd die werksters noodig hebben gehad.
Bovendien is dit niet gemakkelijk te constateeren. Door ver
schillende factoren kunnen de werksters niet altijd schoon
maken, wanneer zij willen; verschillende werkzaamheden
moeten tijdens de vacantie aan de school worden verricht;
daarvan hangt af wanneer zij kunnen schoonmaken. Spreekster
beschouwt dus die 3 weken extra loon in het geheel niet als
extra; die werksters moeten daarvoor wel degelijk veel werk
doen; zij doen meer werk dan zij voor 3 weken loon moeten
doen. Dikwijls is ook de tijd zeer kort, doordat de werkzaam
heden aan die scholen lang duren, en kunnen zij pas in de
laatste week aan de schoonmaak beginnen. Zij hebben dik
wijls hulp noodig om tijdig klaar te zijn, die ook weer be
taald moet worden. Spreekster geeft den Eaad dan ook in
overweging die 3 weken extra loon uit te betalenvele school -
schoonmaaksters worden door de slechte economische om
standigheden genoodzaakt buitenshuis te gaan werken, op
tijden, waarop andere vrouwen thuis zijn. Deze 3 weken loon
moeten uitgekeerd worden.
De heer Tepe ontkent niet, dat het College in 1919 deze 3
weken extra vergoeding vermoedelijk wel noodzakelijk ge
acht zal hebben met het oog op de verrichte werkzaamheden,
want hij neemt niet aan, dat dit besluit uit pure vrijgevigheid
genomen zou zijn. Sinds 1919 echter is een belangrijke tijd
verstreken, waarin gelegenheid geweest is te constateeren of
inderdaad de werkzaamheden bij de groote schoonmaak in
de vacantie dusdanig zijn, dat het niet alleen gemotiveerd,
maar ook noodzakelijk zou zijn daarvoor een extra-vergoeding
van 3 weken te geven, of dus in de groote vacantie de werk
zaamheden door de schoonmaaksters niet kunnen verricht
worden binnen de gewone uren, waarvoor zij zijn aangesteld
en waarvoor zij geregeld gedurende de geheele vacantie ook
betaald worden. In den tijd, die sedert de indiening van het
voorstel van mevrouw de Cler is verstreken, heeft het College
de gelegenheid gehad om na te gaan, of het besluit in het jaar
1919 al of niet op juiste gronden is genomen.
Eeeds eenige jaren geleden hebben hoofden van scholen
het College voorgesteld, de 3 weken extra-loon te doen ver
vallen, omdat zij er van overtuigd waren, dat de uitbetaling
was een volstrekt overbodige vrijgevigheid in dien zin, dat
men het niet kon beschouwen als de betaling voor meer werk,
dat gedurende de vacantie moest worden verricht, daar de
groote schoonmaak binnen den arbeidsduur van de werksters
in de groote vacantie kon worden verricht.
Het College heeft gemeend naar aanleiding van het voorstel
van mevrouw de Cler een onderzoek te moeten instellen bij
de hoofden van scholen, die immers in de allereerste instantie
en beter dan een ander in staat zijn een oordeel in dezen uit
te spreken. Het is inderdaad niet zoo gemakkelijk nauwkeurig
te zeggen, hoeveel tijd de werksters noodig hebben en spreker
zelf is niet in staat met de zekerheid van een deskundige te
bepalen, hoeveel uren noodig zijn voor het behoorlijk schoon
maken van een geheele school in de groote vacantie. Het
College heeft het resultaat van het onderzoek in het Inge
komen Stuk No. 134 meegedeeld.
Spreker stelt tegenover het betoog van mevrouw de Cler
de opmerking, dat de scholen gedurende de groote vacantie
minder verontreinigd worden dan in andere tijden en kan
zich dan ook levendig voorstellen, dat het mindere werk (door
het geringere bezoek) royaal compenseert de grootere inten-
Loon schoolsohoonmaaksters tijdens groote vacantie.
(Tepe e.a.)
siteit van de schoonmaak, die in de groote vacantie noodig is.
Wanneer men na de ingewonnen adviezen op het standpunt
bleef staan, dat 3 weken extra-loon moet worden betaald voor
extra-werk, dat niet verricht wordt, zou men een gebaar van
groote vrijgevigheid maken. In principe is spreker niet tegen
het maken van een dergelijk gebaar, maar in den tegenwoor-
digen tijd mag en kan men het niet doen.
Men moet nu trachten aan alle kanten te bezuinigen, ook
op de kleine uitgaven en aangezien geen reëele reden bestaat
voor het betalen van extra-loon aan de werksters gedurende
de groote vacantie, meent het College, dat het volkomen te
recht op het standpunt staat, dat deze maatregel moet worden
ingetrokken.
De chef van de af deeling Onderwijs heeft bij ontstentenis
van spreker, die plotseling verhinderd was, de vergadering
met de hoofden van scholen geleid. In deze vergadering
hebben sommige hoofden verklaard, overtuigd te zijn, dat
hun school zelfs in 2 weken ruimschoots in den gewonen tijd
kon worden schoongemaakt. Daarom zou dus iedere hand
having van dit Eaadsbesluit van 1919 onder de tegenwoordige
omstandigheden werkelijk ongemotiveerd zijn; spreker geeft
den Eaad dus in overweging niet in te gaan op het voorstel
van mevrouw de Cler.
De heer Koole zegt, dat het schoonhouden van de gemeente-
gebouwen niet tot zijn voldoening geschiedt; spreker heeft
dit werk zelf meermalen gecontroleerd en hij acht het ook
uit den booze, dat het College zich heeft laten voorlichten door
een advies-commissie, die niet in staat is advies te geven.
De heer Tepe zegt, uit onkunde, dat de werkzaamheden,
die in de groote vacantie moeten worden gedaan, minder
ernstig zijn, omdat de scholen niet verontreinigd zijn. Het
is anders. In een school zijn 12 lokalen, elk met 30 banken,
dus in totaal 360 banken, die eens per jaar schoongemaakt
moeten worden. Waar elke werkster gemiddeld heeft 18 uur
voor het schoonmaken van de school, volgt daaruit, dat zij
meermalen, zooals spreker ook geconstateerd heeft, langer
moeten werken zonder dat daarvoor betaald wordt, deze 3
weken extra loon althans buiten beschouwing gelaten. Spreker
komt er tegen op, dat het College voorstelt, deze 3 weken
extra-loon niet meer uit te keeren; het gevolg zal zijn, dat de
werksters in hun gewone werkuren de scholen niet meer
schoongemaakt zullen kunnen krijgen, waardoor de school
wel niet verontreinigd, maar toch minder schoon gehouden
zal worden dan thans. Het is zeer vreemd, dat de school
hoofden een dergelijk advies kunnen geven; spreker heeft dat
werk meermalen gecontroleerd, en wel eens gezien, dat
hoofden de school bezochten, maar dat was dan 3 dagen
vóór het einde van de vacantie. Het is dus niet juist, dat de
hoofden deskundig zouden zijn in dit opzicht. Wil het College,
dat de gebouwen in goeden staat blijven, zooals ze altijd
waren, dan moet het zijn voorstel intrekken. De werksters
zijn niet in staat in de gewone werkuren de schoonmaak
behoorlijk te verrichten voor het geld, dat daarvoor uitge
trokken wordt.
Mevrouw de Cler is het met den heer Koole eens, dat de
hierover gehoorde schoolhoofden niet in staat zijn een juist
oordeel te geven, hoe het werk in de vacantie door de werk
sters wordt gedaan; de hoofden zijn daarbij niet aanwezig,
maar komen alleen even kijken, vlak vóórdat de school weer
begintwil men het echter behoorlijk constateeren, dan moet
men voortdurend bij de geheele schoonmaak aanwezig zijn;
anders kan men zich niet een behoorlijk oordeel vormen.
De verontreiniging van de schoolgebouwen behoeft niet
altijd veroorzaakt te worden door de kinderen: de lokalen
zullen vaak veel vuiler zijn, wanneer zij geraagd en gewit wor
den en ook de kachels worden schoongemaakt, dan wanneer
de kinderen er in zitten. In elk geval vereischt de groote
schoonmaak veel meer werk dan het gewone onderhoud.
In de dienstbetrekkingen, die spreekster heeft vervuld, werd
altijd na de groote schoonmaak extra-loon betaald. Ook thans
is dit de gewoonte in de particuliere betrekkingen. Spreekster
geeft den Eaad dan ook ernstig in overweging, haar voorstel
aan te nemen.
De heer Vos heeft uit het betoog van den Wethouder den
indruk gekregen, dat deze nooit tijdens de groote vacantie
in een schoolgebouw is geweest, aangezien hij anders zou
hebben ondervonden, dat de teekening, die de heer Koole
van den toestand gegeven heeft, volkomen juist is. Spreker
sluit zich dan ook gaarne bij het betoog van den heer Koole
aan en acht het verantwoord, den werksters de 3 weken
extra-loon in de vacantie te blijven geven.
De heer Goslinga heeft de bijzondere school, waarvan hij