188
MAANDAG 27 MEI 1935.
Interpellatie-Mevr. de Cler i. z. het schoonmaken van ge-
(Splinter e.a.) meentegebouwen bij wijze van aanbesteding
bet gaat bier alleen over de motie, die strekt tot het inwinnen
van advies van de commissies van de verschillende bedrijven
en, diensten, alsmede tot het overleggen van een vergelijking
van kosten bij eigen beheer en aanbesteding, en tot het
doen nemen van een beslissing door den Raad.
Mevrouw de Cler breekt een lans voor eigen beheer. Eigen
beheer is volgens de zijde van mevrouw de Cler altijd het
bestedaaraan mag nooit getornd worden. Als het echter op
den weg van de gemeente blijkt te liggen, ziet spreker niet
in, waarom men niet van systeem zon kunnen veranderen.
Spreker geeft namens het College den Raad in overweging,
de motie van mevrouw De Cler niet aan te nemen.
In de eerste plaats bestaat er geen aanleiding om alle com
missies van de verschillende bedrijven en diensten te hooren,
omdat het hier niet betreft een zaak van speciaal beheer
van een bedrijf of dienst, doch een algemeene aangelegen
heid, waarbij alle bedrijven en diensten gelijkelijk zijn
betrokken en die juist door haar algemeen karakter van
fabricagezaak bij de Commissie van Fabricage thuisbe-
hoort.
Op dezelfde wijze is indertijd gehandeld bij de vaststelling
van de algemeene bedrijfsverordening en de algemeene salaris
verordening, waarbij het eveneens om een algemeene aan
gelegenheid ging. Beide gevallen kunnen naar het oordeel
van het College worden genoemd als voorbeelden van vlotte
behandeling. Het hooren van alle commissies over dergelijke
zaken van een algemeen karakter is in de praktijk natuurlijk
zeer moeilijk en zou zeer vertragend werken.
Intusschen is het spreker gebleken, dat zich ten aanzien
van de Lichtfabrieken in verband met een personeelsaan-
gelegenheid een bijzonder geval voordoet en met het oog
daarop zal het College alsnog de Commissarissen der Licht
fabrieken hooren.
Het in de motie vervatte verzoek om overlegging van ge
gevens betreffende de kosten aan de commissies, zou
spreker onbesproken kunnen laten, nu het College voor
stelt, het advies van de commissies niet in te winnen. Spreker
wijst er echter op, dat juist de aanzienlijke uitgaven voor de
schoonmaak enz. in verband met de mogelijkheid van
aanbesteding zal spreker de juiste bedragen niet noemen
en de dringende noodzakelijkheid om in alle richtingen be
zuiniging te zoeken, voor het College aanleiding zijn geweest
om te overwegen, of de gemeente door aanbesteding niet
tot lagere uitgaven zou kunnen geraken.
Aanbesteding van de schoonmaak is trouwens niets nieuws
ze heeft reeds langen tijd plaats te Den Haag, Rotterdam
en Delft.
Ten slotte wijst spreker er op, dat waar de aanbesteding-
in het openbaar en niet onderhands geschiedt en alles wordt
betaald uit door' den Raad toegestane credieten, het hier
een bevoegdheid van het College en niet van den Raad
geldt, zooals trouwens bij alle openbare aanbestedingen het
geval is. Bovendien worden ook thans reeds onderdeelen
van de schoonmaak door het College buiten den Raad om
in het openbaar aanbesteed, zoodat niet een geheel nieuw
denkbeeld wordt toegepast, doch alleen aan het bestaande
uitbreiding wordt gegeven.
Mevrouw de Cler acht het zeer gewenscht, dat, juist waar
het hierbij gaat om een zaak van algemeenen aard, alle
hierbij betrokken commissies worden gehoord.
De heer Koole wil voor een oogenblik aannemen, dat het
bedrag, waarvoor de schoonmaak wordt aanbesteed, 10.000.-
kleiner is dan de som, die de gemeente er thans voor uit
geeft, maar moet daarbij opmerken, dat de bestaande schoon
maakdienst voor de scholen hem niet ten volle bevredigt.
De werksters hebben niet den tijd om de gebouwen van de
openbare lagere scholen naar behooren schoon te maken;
in de gangen en portalen is op den duur boven de buiklij sten
een ongeveer 15 cm breede vette rand ontstaan, doordat de
werksters deze lijsten met een vetten doek vlug moeten
schoonmaken. Elk jaar moet men zich daarom de uitgave
getroosten, die het witten van de muren met zich brengt.
Indien het geschilderde houtwerk in de gebouwen niet
zeer nauwkeurig wordt behandeld bij de schoonmaak en
men zich daarbij bedient gelijk de maatschappijen en
firma's, die bij de aanbesteding inschrijven en aan de schoon
maak natuurlijk iets verdienen moeten, zullen doen van
bijtende middelen, zal men het houtwerk in plaats van om
de zes jaar, om de drie of vier jaar moeten laten schilderen.
Indien het houtwerk op de juiste wijze wordt behandeld,
gelijk geschiedt in het badhuis, waaraan spreker ver
bonden is, behoeft men slechts één maal in de 10 jaar te
laten schilderen.
Het is voor een Raadslid niet moeilijk een voorstel te aan-
Interpellatie-Mevr. de Cler i. z. liet schoonmaken van ge-
(Koole e.a.) meentegebouwen bij wijze van aanbesteding, e.a.
vaarden, als het College zegt, dat daardoor een bezuiniging
van 10.000.wordt verkregen. De Voorzitter en Wet
houder Splinter interrrumpeeren nu wel, dat het College dit
niet heeft gezegd en geen cijfers heeft genoemd, maar volgens
de cijfers, die spreker van Wethouder Goslinga heeft ver
nomen, zal de prijs bij aanbesteding lager zijn. Indien de
gemeente echter niet beschikt over voldoende opzichthoudend
personeel, geraakt zij verder van huis door de verkeerde
behandeling van de gebouwen, die het noodzakelijk maakt
vaker schilderwerk te laten verrichten.
De motie van mevrouw de Cler wordt verworpen met 21
tegen 11 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Tepe, Splinter, Goslinga,
Romijn, Bergers, van Eecke, de Reede, Wilmer, van Es,
Bosman, van Rosmalen, Schoneveld, Tobé, Lombert, Manders,
Wilbrink, Lekkerkerker, van Tol, Eikerbout, Beekenkamp
en van der Reijden.
Vóór stemmen: de heeren Vos, Koole, Kooistra, Groene-
veld, van Eek, Kuipers, Schiiller, mevrouw Braggaar,
mevrouw de Cler, de heeren van Weizen en van Stralen.
(De heer Coster was tijdens deze stemming niet aanwezig.)
De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie voor
gesloten.
Spreker stelt alsnu aan de orde het bepalen van de wijze
van behandeling van het verzoek van J. H. Dietrich om de
bediening van de stembureaux als voorheen op te dragen
aan hen, die voor bediening gedurende jaren hebben zorg
gedragen.
De heer Coster vraagt of de andere bona-fide leveranciers
ook niet uitgenoodigd zijn om in te schrijven voor de leverantie
van de consumptie voor de stembureaux.
De heer Goslinga zegt, dat alle vroegere leveranciers uit
genoodigd zijn om prijsopgave in te dienen; spreker heeft
die even vóór de vergadering ontvangen; het College heeft
daarop nog niet kunnen beslissen, maar zal daarop ten spoe
digste beslissen. Vermoedelijk gaat de leverantie zooals
vroeger, maar het College heeft nog niet beslist. Het is
evenwel iets duurder dan bij gunning aan één persoon.
De heer Wilbrink kan in dezen de leiding van het College
niet volgen en kan niet bewonderen het eindresultaat van
de door het College toegepaste handelwijze. Wanneer de
Leidsche burgers wel zooveel medeleven met de algemeene
zaak hebben, dat zij gratis de stembureaux bezetten, zou het
toch van eenige welwillendheid en wellevendheid van het
gemeentebestuur getuigen, wanneer zij een behoorlijk kopje
thee of koffie krijgen wanneer zij daar den geheelen dag
zitten; beide waren echter steenkoud toen ze op het stem
bureau aankwamen. Het gemeentebestuur moet toch hen,
die hun tij d daarvoor belangeloos beschikbaarstellen, behoorlijk
ontvangen. Indien nu deze wijze van afdoening beoogt, de
zaak op denzelfden voet voort te zetten, dan maakt spreker
daartegen bezwaar en zou hij praeadvies op dit verzoek
willen hebben, dan wel nader daarover van gedachten
wisselen. Zoo is de zaak toch niet in orde.
De heer Scliüllcr is het met den heer Wilbrink eens, dat
het bij de laatste verkiezingen niet in orde was. Over de
qualiteit van het geleverde wil spreker niets zeggen, maar
aan de bediening ontbrak alles; spreker heeft den geheelen
dag koude thee en koffie gedronken. De wijze van bediening,
nl. door den eenigen persoon, die ter beschikking was, van
het stembureau, was ook niet in den haak; wanneer die
aan de stembus noodig is, kan hij niet bedienen. Terecht
bestond er ontstemming bij verschillende leden van sprekers
stembureau, omdat zij hun tijd beschikbaar stelden en aldus
werden bediend. Het gemeentebestuur moet zorgen, dat bij
de volgende verkiezingen de zaak beter in orde is dan nu.
De heer Goslinga zegt, dat reeds zeer spoedig na de Staten
verkiezing het College deze zaak weer ter hand genomen
heeft met het oog op de Raadsverkiezingen en den vroegeren
leveranciers van consumptie voor de stembureaux opnieuw
prijsopgave gevraagd heeft. Daaruit blijkt, dat ook het
College wel geneigd was tot de oude methode terug te keeren.
De klachten, die het College inmiddels gekregen heeft, ook
vanuit den Raad, over de bediening bij de Statenverkiezing,
zullen het College ongetwijfeld wel meer in die richting doen
gaan, maar een definitief besluit is door het College nog niet