MAANDAG 27 MEI 1935. 185
Aanvullende steun-Crisis-Comité, Afd. B.
(Selioneveld c.a.)
nieuwd worden. Daarom zou spreker er prijs op stellen
wanneer deze zaak nog eens werd bekeken en dit bedrag
eenvoudig nog beschikbaar gesteld werd.
Spreker wil niet goedkeuren, dat sommige organisaties
hieraan haar medewerking hebben onthouden; het is wel
moeilijk als penningmeester van een organisatie direct te
beoordeelen, wie het noodig heeft, maar het is ook niet
juist, zich er als verantwoordelijk bestuur zoo van af te
maken. Die penningmeesters behoeven echter die zaak niet
alleen af te doen, maar kunnen toch gezamenlijk die quaesties
bespreken. Met de beschikbare biljetten hadden toch 80
personen geholpen kunnen worden, terwijl nu niemand ge
holpen is. Hoewel spreker dat standpunt dus niet kan goed
keuren, is het toch wel eenigermate begrijpelijk; het ware
beter geweest enkele normen te stellen en daarnaar die 80
biljetten te distribueerendat had meer- van verantwoorde
lijkheidsgevoel getuigd, ook tegenover zijn leden. Men heeft
zelf gevraagd om medezeggenschap daarin om de arbeiders
via de organisaties te helpen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van den heer van Stralen, luidende:
„De Raad verzoekt B. en W. er bij het Crisis-Comité
aan te dringen een zoodanige verstrekking van aanvullende
steun te doen plaats hebben, dat in het le halfjaar de helft
van het totaal beschikbare bedrag besteed wordt."
De heer Romijjn ontraadt aanneming van dit voorstel. De
heer Schoneveld schijnt te veronderstellen, dat op het oogen-
blik de uitgaven van de afdeeling B van het Crisis-Comité
geheel stopstaan, maar in nood- en spoedgevallen helpt het
Comité wel degelijk.
De heer Eikerbout stelt vast, dat wanneer leden van
organisaties bij de toepassing van den door het Crisis-Comité
genomen maatregel gedupeerd zijn, de besturen dier or
ganisaties daarvan de schuld dragen, omdat zij geen betere
leiding aan de zaak hebben gegeven.
Nu uit de mededeeling van den Wethouder is gebleken,
dat voor den aanstaanden winter het aantal formulieren zoo
groot zal zijn, dat zoo mogelijk aan iederen werklooze een
exemplaar zal worden verstrekt, terwijl de mogelijkheid
bestaat, dat alle werkloozen voor aanvullenden steun in
aanmerking komen, zal spreker tegen het voorstel van den
heer van Stralen stemmen.
De heer van Stralen komt op tegen het betoog van den heer
Eikerbout. Men moet niet den indruk wekken, dat de besturen
der twee hierbij betrokken organisaties hun plicht ten deze
hebben verzaakt; zij hebben ten minste evenveel oog voor
de belangen van hun leden als de besturen van andere or
ganisaties, maar hebben gemeend aan den wensch van het
Crisis-Comité niet te kunnen voldoen en hunne werklooze
leden waren dit met hen eens. Andere besturen, die het zich
gemakkelijk maken, kunnen het laatste misschien wel.
Sommige besturen hebben de formulieren verloot; andere
hebben ze lukraak weggegeven aan degenen, die zich het
eerst kwamen aanmelden. Het gevolg van den genomen
maatregel is, dat sommigen aanvullenden steun hebben ge
kregen, terwijl anderen dien steun veel meer noodig hadden,
maar hem niet kregen. Dit is ten minste even sterk af te
keuren als de weigering van de organisaties om haar mede
werking te verleenen.
Ook de heer Eikerbout zal geen kans zien billijk te blijven,
wanneer hij in zijn eigen organisatie 80 formulieren moet
verdeelen onder 300 leden, van wie 200 langer dan 1 jaar
en 100 langer dan 2 jaar werkloos zijn.
De strekking van sprekers voorstel is, overeenkomstig de
steeds toegepaste methode de eene helft van het beschikbare
bedrag te besteden in de eene helft van het jaar en de rest
aan te wenden in de tweede helft van het jaar.
De heer Wilmer zegt, dat de critiek van den heer van Stralen
op de toegepaste methode van geen invloed is op de aanneming
of verwerping van diens voorstel. Ook na aanneming daarvan
zal het bestuur van een organisatie de leden moeten aan
wijzen, die naar zijn oordeel voor aanvullenden steun in
aanmerking komen.
Spreker ziet nog niet duidelijk het onderscheid tusschen
het voorstel van het College en dat van den heer van Stralen.
Welk bezwaar heeft de Wethouder eigenlijk tegen het laatste
voorstel?
De heer Romijn zal, voor zoover het de organisaties betreft,
niet ingaan op de opmerking van den heer van Stralen, dat
sommige besturen de formulieren verloot of lukraak weg-
Aanvullende steun-Crisis-Comité, afd. B; c.a.
(Romijn e.a.)
gegeven hebben, al is het niet in die sterke mate geschied
als de heer van Stralen het wil doen voorkomen. Het Orisis-
Comité-Leiden, Afd. B, heeft echter geen verzoek inge
willigd, voordat het betrokken geval onderzocht was. Mocht
dan toevallig blijken, dat door een verloting hier of daar
een formulier gekomen was bij een gezin, dat het niet noodig
heeft, dan is de aanvrage ook niet ingewilligd, maar is de
organisatie alsnog in de gelegenheid gesteld een aanvrage
te doen voor een gezin, dat het wel noodig had.
Spreker antwoordt den heer Wilmer, dat aanneming van
het voorstel-van Stralen groot verschil maakt, omdat op
het oogenblik het Crisis-Comité zich voorstelt, dat alle aan
vragen, in het najaar ingediend, zullen kunnen worden inge
willigd, terwijl men, wanneer men nu al de helft van het
geld beschikbaar stelt en uitgeeft, in het najaar ook slechts
de helft van de aanvragen zal kunnen inwilligen; dan zal
de helft van de werkloozen niet met een extra-verstrekking
den winter kunnen ingaan.
De heer van Weizen is principieel tegen het systeem van
verleening van aanvullenden steun, dat er slechts op gericht
is om de steunnormen te drukken en tegelijkertijd de particu
liere liefdadigheid in de steunverleening in te schakelen.
Het maakt echter verschil wanneer, zooals hier, in elk geval
een poging kan worden gedaan om den meest behoeftigen
gezinnen steun te verleenen; in dien zin zal spreker ook voor
het voorstel-van Stralen stemmen.
Over het voorstel van den heer van Stralen staken ver
volgens de stemmen, aangezien 16 leden zich daarvoor en
16 leden zich daartegen verklaren.
Vóór stemmen: de heeren Vos, Koole, Kooistra, Wilmer,
van Rosmalen, van Eek, Schoneveld, Tobé, Lombert, Kuipers,
Schüller, mevrouw Braggaar, mevrouw de Cler, de heeren
van Tol, van Weizen en van Stralen.
Tegen stemmen: de heeren Tepe, Splinter, Goslinga,
Romijn, Bergers, van Eecke, de Reede, van Es, Bosman,
Coster, Manders, Wilbrink, Lekkerkerker, Eikerbout, Beeken
kamp en van der Reijden.
Het nemen van een besluit omtrent dit voorstel wordt
mitsdien aangehouden tot een volgende vergadering.
Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XIII. Voorstel inzake het aangaan van kasgeldleeningen
gedurende het 3e kwartaal 1935. (97)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XIV. Praeadvies op de voorstellen van den heer Wilbrink
in zake de verlaging van de subsidies voor de restauratie
van de Pieterskerk over de jaren 1933, 1934 en 1935. (98)
De heer Bosman kan zich met de beschouwingen van het
College zeer goed vereenigen, doch alleen komt de vraag bij
hem op of het totale bedrag der restauratiekosten ad
301.000.dan niet wat verlaagd kan worden.
De Voorzitter zegt, dat dat ook verminderd is tot 270.000.
De jaarlijksche bijdragen zijn naar dat bedrag berekend.
De heer Wilbrink had het College zijn dank willen betuigen
voor de welwillende medewerking om tot een redelijke op
lossing te komen, maar meent nu uit den mond van den
Voorzitter te hebben vernomen, dat het totaal te verwerken
bedrag wordt teruggebracht tot 270.000.Indien spreker
de zaak goed begrepen heeft, is het echter de bedoeling,
dat het subsidie, dat voor de laatste jaren zal worden ver
leend, in verband met de daling der loonen enz. met 10
wordt verminderd.
De Voorzitter heeft niet bedoeld te zeggen, dat het totaal
te verwerken bedrag wordt teruggebracht tot ƒ270.000.—.
Wat eenmaal uitgegeven is, blijft uitgegeven. Voor de volgen
de jaren kan men evenwel te werk gaan, alsof het werk in
totaal ƒ270.000.kost.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.