184 MAANDAG 27 MEI 1935. Aanvullende stcun-Crisis-Comité, Aïd. B. (Romijn e.a.) van Stralen alsnog via den Baad trachten daaraan een mouw te passen, voor het eerste halfjaar, terwijl dit volgens het Crisis-Comité niet gewenscht en niet noodig is, omdat men in het systeem van het Comité dan in het najaar in staat zal zijn als het het meest noodig is, zooveel formulieren te geven als er werklooze leden zijn, zoodat dan zoowel de penningmeesters als het Crisis-Comité uit de impasse zijn. Spreker hoopt den Baad er van overtuigd te hebben, dat het Comité de zaken ampel heeft besproken, de gevolgen onder de oogen heeft gezien en niet voornemens is aan de wenschen, welke de heer van Stralen heeft geuit, te voldoen, maar wel dé methode zal blijven volgen, die spreker zooeven heeft uiteengezet. De heer van Stralen betreurt het, dat de Wethouder in geen enkel opzicht aan de wenschen, die spreker heeft geuit, is tegemoet gekomen. Door de steunverlaging, welke in Juni 1934 heeft plaats gehad, is de toestand van de werkloozen dermate verergerd, dat de Minister in het najaar van 1934, nadat van verschillende (ook katholieke) zijden daartoe aandrang op hem was uit geoefend, heeft toegezegd 2 millioen ter beschikking te stellen voor den aanvullenden steun in den toen nog aan staanden winter. Deze extra steun was het zalfje voor de wonde, die in Juni door de steunverlaging was geslagen. De winter 1934/1935 is verstreken, zonder dat van het verleenen van aanvullenden steun iets in Leiden is terecht gekomen. Moet dit een reden zijn om het beschikbare bedrag te bestemmen voor den thans aanstaanden winter! Spreker zon deze vraag bevestigend beantwoorden, indien men kon zeggen: zij, die de hulp het noodigst hebben, hebben ook iets gehad en de rest kan bewaard worden. De Wethouder weet zeer goed, dat het zoo niet is. Yelen hebben thans niet het noodige aan schoeisel, kleeding en dekking. Nn het vaststaat, dat velen, die reeds 1 jaar of langer ondersteund worden, tot nog toe niet van den maatregel van den Minister hebben geprofiteerd, is het onverantwoord, het bedrag thans in kas te houden met het voornemen, in de maand September na te gaan, wat men met dit bedrag kan doen. Spreker kan zich dan ook niet met het besluit van het Crisis-Comité vereenigen, al is het met de grootst mogelijke meerderheid genomen. Spreker zou gaarne van den Baad de uitspraak ontvangen, dat het gewenscht is thans reeds een gedeelte van het bedrag voor aanvullenden steun beschikbaar te stellen. De Wethouder heeft in het algemeen een juiste voorstelling van zaken gegeven wat betreft het verstrekken van de formulieren door het Crisis-Comité-Leiden, Afd. B. De organisaties moesten, door het geringe quantum formulieren, zelf uitmaken wie het wel en wie het niet noodig hadden. Zoo was er een organisatie met 300 werklooze leden, waarvan 200 langer dan een jaar en daarvan weer velen langer dan 2 jaren werkloos waren, die 80 formulieren kreeg en die geen kans zag die met een schijn van billijkheid te verdeelen. Dat was de eenige reden, waarom de organisaties dit hebben geweigerd, evenwel niet zonder meer, maar zij hebben gevraagd er een aantal formulieren bij te geven, bv. met de bepaling, dat ieder, die een jaar of langer werkloos was, daarvoor in aanmerking had moeten komen; waar vaststond, dat het Comité toen niet de beschikking had over een veel grooter bedrag dan nu bekend is, was dat een betere methode geweest. Dan waren er ook wel personen buiten gevallen, die het ook noodig hadden, maar toch niet in dezelfde mate als nu. Maar nu geeft men plompverloren voor van het aantal werkloozen een formulier en dan moeten de organisaties maar zien wat zij er mee doen. Tevens heeft men echter besloten, de leden van die organisaties niet toe te laten tot het indienen van persoonlijke verzoeken; daarmee zijn zij nog achtergesteld bij de niet-verzekerde en niet-georganiseerde arbeiders. Spreker heeft den Wethouder wel eens hooren zeggen, dat hij de arbeiders, die zich ver zekerd hebben, hooger aanslaat dan hen, die dat niet hebben gedaan, maar nu worden die arbeiders, voor wie de Wethouder zooveel gevoelt, op zijn instigatie zelfs hiervan uitgesloten. Dat is niet alleen onjuist, maar vooral ook onbillijk. Als de organisatiebesturen meenen absoluut niet te kunnen meewerken aan de verdeeling van deze formulieren, welk bezwaar is er dan tegen, dat zij zich, evenals de ongeorgani seerde arbeiders, met een persoonlijk verzoek tot het Crisis- Comité richten! Dan zou tenminste met hun belangen nog rekening gehouden zijn. Nu worden zij eenvoudig de dupe van deze maatregelen; dat is niet goed te praten. Dit lijkt er veel op, alsof het Comité maar eens een straf wil uitdeelen, door de leden van die organisaties er het slachtoffer van te laten worden. Deze methode is geheel verkeerd; spreker keurt dat absoluut af. Spreker verzoekt een toezegging te dezer zake; anders zal hij een voorstel moeten indienen. Aanvullende stcun-Crisis-Comité, Afd. B. (Romijn e.a.) De heer Romijn noemt onjuist de voorstelling van den heer van Stralen, dat er dan dit jaar aan de werkloozen niets gegeven is. In het voorjaar is aan van de werkloozen een aanvraagformulier uitgereikt; dus aan van de werkloozen dit waren uiteraard de ernstigste gevallen, de zwaarst getroffen gezinnen heeft een uitkeering plaats gehad. De moeilijkste gevallen zijn dus al behandeld en met het oog daarop is ook besloten om in het najaar alle gevallen dan te behandelen. Volgens den heer van Stralen heeft het Crisis-Comité met betrekking tot de uitreiking van de formulieren een verkeerde methode gevolgd, maar hij weet, dat de georgani- seerden hun aanvragen via hun organisaties moeten indienen, willen zij voor den B-steun in aanmerking komen. Indien het bestuur van een organisatie weigert de formulieren in te vullen, worden de leden van deze weigering de dupe en moeten zij hun bestuur aan het verstand brengen, dat het op zijn weg ligt de formulieren in te sturen, indien de ge legenheid bestaat 80 menschen te helpen. Inderdaad kan men moeilijk nagaan, wie het ergste slachtoffer van de crisis is, maar juist omdat het Crisis-Comité dit permanent ervaren heeft en iets verder van de ondersteunden afstaat dan de penningmeesters der organisaties, die als het ware dagelijks met de ondersteunden spreken, heeft het Comité gezegd: laten wij van de kennis van de besturen profiteeren om te weten te komen, wie den aanvullenden steun het meest noodig hebben. Even goed als het Crisis-Comité volgens den heer van Stralen een bepaalden maatstaf had kunnen aanleggen, hadden de organisatiebesturen dit kunnen doen en hadden zij, die aan het aantal formulieren niet voldoende zouden hebben, wanneer zij aan allen, die langer dan 1 jaar werkloos waren, een exemplaar gaven, kunnen bepalen, dat alleen de leden, die 2 jaar of langer werkloos waren voor het ontvangen van een formulier in aanmerking kwamen. Het Crisis-Comité heeft deze zaak aan de besturen der organisaties moeten overlaten. Alle organisaties hebben haar medewerking verleend met uitzondering van eenige dwarse organisaties, die aangesloten zijn bij den L.B.B. en de ver antwoordelijkheid niet willen dragen. Men heeft den leden van deze organisaties aan het verstand gebracht, dat zij daarvan het slachtoffer werden. Niettegenstaande de be sturen van deze organisaties zeggen op te komen voor de belangen van hun leden, die den extra steun zoo noodig hebben, en zij daarom de toewijzing verlangen van het bedrag, dat voor het Crisis-Comité-Leiden, Afd. B, beschik baar is gesteld, gevoelen zij niets voor het invullen van de formulieren, hetgeen zij dan ook niet doen. Alle vertegenwoordigers van de organisaties, die in het Comité zitting hebben, zijn, met uitzondering van den vertegenwoordiger van het N.V.Y., na een ampele bespreking van deze zaak in meer dan een vergadering, tot de erkenning gekomen, dat het eenmaal door het Comité genomen besluit gehandhaafd moet worden. Spreker kan den heer van Stralen dan ook geen andere toezegging doen. De heer Schoneveld betreurt het, dat eerst thans kan worden medegedeeld, dat het Crisis-Comité het bedrag beschikbaar kan stellen, al maakt hij het College of den Wethouder van Sociale Zaken van deze vertraging geen verwijt. Men kan niet ontkennen, dat verleden jaar een extra sub sidie voor aanvullenden steun door den Minister van Sociale Zaken is toegezegd. De heer Romijn merkt op, dat de Begeering haar mede- deeling heeft gedaan in de circulaire van 30 Maart 1935, zoodat het besluit in de maand April ter kennis van het College is gebracht. Bij de bespreking van dit onderwerp dient men er rekening mede te houden, dat men niets kan uitgeven, vóór men weet, dat men het geld van het Bijk ontvangt. De heer Schoneveld neemt aan, dat het gemeentebestuur eerst bij circulaire van 30 Maart 1935 mededeeling heeft ontvangen van het juiste bedrag, dat door het Bijk zal worden toegekend, doch wijst er op, dat reeds verleden jaar de offi- cieele toezegging van uitbreiding van de winterhulp is gedaan. Nu betreurt spreker wel hij geeft daarvan het College niet de schuld dat men dit op het oogenblik pas weet. Hoeveel waardeering hij ook heeft voor het werk van die afdeeling van het Crisis-Comité, hij had er toch wel iets voor gevoeld, dat althans nog 9.000.aan die 7.000. was toegevoegddan had men nog een aantal personen kunnen helpen, en had men de resteerende 16.000.kunnen bewaren tot het najaar. Het Crisis-Comité achtte een derge lijke hulp meer op haar plaats tegen den winter, maar in dezen tijd moeten in de gezinnen verschillende dingen ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 4