196
MAANDAG 27 MEI 1935.
Interpellaties-van Weizen en van Stralen betreffende de
(Wilbrink e.a.) werkverschaffing; e.a.
te veel en daarom moet ge maar zien, ook de vierde week
van dit bedrag rond te komen. Dan is het nog veel beter,
het werk over 4 weken te verdeelen, want als iemand een jaar
werkloos is geweest en van zijn steun heeft moeten leven,
en hij krijgt dan gedurende 3 weken een extraatje, dan is er
geen sprake van, in die 3 weken één gulden over te houden;
ieder die eenig begrip heeft van de kosten van een huishouding,
en den toestand van de werkloozen kent, zal toegeven, dat
dat onmogeüjk is. Daarom kan bij het Ministerie van Sociale
Zaken, dat zoo de zaken behartigt, niet scherp genoeg ge
protesteerd worden tegen een dergelijke behandeling van
de arbeiders bij de werkverschaffing.
De heer Schonevehl zegt, dat volgens de voorschriften
voor de werkverschaffing het rouleersysteem alleen dan
wordt toegepast, als er andere gezinsinkomsten zijn en niet,
wanneer men uitsluitend op den steun is aangewezen. Dit
maakt de zaak natuurlijk minder scherp, hoewel het natuurlijk
niet verheffend werkt voor hen, die na lange werkloosheid
in de gelegenheid gesteld worden te werken; spreker onder
schrijft ten volle hetgeen daarover gezegd is. Inderdaad zijn
de voorschriften van de Rijkswerkverschaffing zoo en moeten
ze zoo uitgevoerd worden, maar spreker dringt er bij het
College op aan alles in het werk te stellen om dit tot een
minimum terug te brengen. Spreker heeft het altijd een
groot belang geacht, dat de menschen aan het werk gaan;
laat men het dan ook op een dergelijke manier doen, dat
men geen weerzin kweekt tegen de werkverschaffing. Daartoe
kan het systeem aanleiding geven. Anderzijds domineert
bij den Rijksinspecteur en bij den Minister van Sociale Zaken
deze gedachte: dit gezin is voor zijn levensonderhoud aan
gewezen op dat bedraggeven wij meer, dan is dat misschien
niet geheel juist, en komt het in een gunstiger positie dan
zij, die alleen steun hebben. Anderzijds vallen daaronder
echter ook vrij groote gezinnen; zooals in de 5 gevallen,
door den heer van Stralen genoemd; in enkele daarvan
betrof het een zeer groot gezin. Men moet dus zooveel mogelijk
trachten de scherpe kanten hiervan weg te nemen.
De heer Bergers vraagt of aan dat rouleersysteem geen
mouw te passen is door die arbeiders, wanneer zij gedurende
een week zonder werk zijn, toch van gemeentewege te werk
te stellen, zij het niet bij hetzelfde object. Misschien is er
iets te vinden; het zijn maar 5 of 6 personen.
De heer Romijn antwoordt den heer Bergers, dat het
door hem gevraagde niet mogelijk is. De gemeente is gebonden
aan het voorschrift van den Rijksinspecteur; het gemeente
bestuur gevoelt voor dit rouleersysteem ook absoluut niet;
de opzet van het gemeentebestuur was juist dit zooveel
mogelijk uit te schakelen; het heeft alleen die personen
opgegeven aan den Rijksinspecteur, van wie het kon ver
wachten, dat zij niet onder het rouleersysteem zouden vallen.
Het resultaat daarvan is, dat van de 90 tewerkgestelden
slechts 5 onder dit systeem vallen. Het College streeft er
naar, het aantal zooveel mogelijk te beperken. Uiteraard
zijn aan het Departement en de Inspectie de bezwaren
kenbaar gemaakt. Spreker is gaarne bereid te voldoen aan
het verzoek om deze bezwaren te herhalen, maar geeft aan
den anderen kant dengenen, die hierover gesproken hebben
en in het bijzonder den heer van Stralen, in overweging,
in de Contactcommissie, waarin de zaak uitentreuren met
den Minister wordt behandeld, de kwestie aan de orde te
stellen, want het resultaat daarvan zal grooter zijn dan van
het zenden van een briefje door het College over enkele
personen, die de bezwaren van het rouleeringssysteem
ondervinden.
De Voorzitter verklaart hiermede de beide interpellaties
voor gesloten.
Hierop deelt de Voorzitter het volgende mede:
Gedurende de in de maanden Juli, Augustus en September
a.s. te houden Zilvertentoonstelling in het Stedelijk Museum
„de Lakenhal" zal het niet mogelijk zijn in dat Museum
huwelijken te voltrekken.
In verband hiermede hebben Burgemeester en Wethouders
omgezien naar een andere gelegenheid voor de voltrekking
van huwelijken der le en 2e klasse A.
Zij hebben den heer Bruins bereid gevonden de voor de
voltrekking van die huweüjken benoodigde localiteiten be
schikbaar te stellen in zijn perceel Rapenburg No. 8 tegen
den aannemelijken prijs van 10.per'huwelijk. Deze
localiteiten leenen zich uitstekend voor het beoogde doel;
de heer Bruins neemt de verplichting op zich de localiteiten
Plaats van huwelijksvoltrekking tijdens Zilvertentoon-
(Voorzitter e.a.) stelling; e.a.
in overeenstemming met den aard van het gebruik in te
richten.
Ten einde in het perceel van den heer Bruins huwelijken
te kunnen voltrekken, dient dit perceel tot huis der gemeente
te worden aangewezen.
Burgemeester en Wethouders geven mitsdien in overweging
ook het perceel Rapenburg 8 aan te wijzen tot huis der gemeente,
uitsluitend voor het voltrekken van huwelijken der le en
2e klasse A.
Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
dadelijke behandeling van dit voorstel is besloten, wordt,
eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming,
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.
De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in
het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Lombcrt zegt, dat op Woensdag 17 April 1935
in de R.K.school aan de Hasebroekstraat (District 22) een
kiezer, alvorens zijn stemplicht te willen vervullen, den eisch
gesteld heeft, dat het aan den wand hangend kruisbeeld
zou worden verwijderd. Aan dien eisch heeft de voorzitter
van het stembureau, de heer Bosman, voldaan door het
kruisbeeld van den wand te laten verwijderen.
De schoollokalen worden door de schoolbesturen bereid
willig ter beschikking van het gemeentebestuur gesteld,
zoodat men mag zeggen, dat de leden van een stembureau
als officieele vertegenwoordigers van het gemeentebestuur
gastvrijheid in die lokalen genieten.
Die genoten gastvrijheid brengt dan echter ook verplich
tingen met zich en volgens spreker behoort tot die ver
plichtingen toch zeker wel in de eerste plaats het nalaten
van handelingen, welke krenkend en grievend zijn, niet
alleen voor de betrokken schoolbesturen, maar in dit geval
ook en in bijzondere mate voor de geheele katholieke be
volking van de gemeente.
Zoowel namens het onderhavige schoolbestuur als namens
de katholieke bevolking moet spreker dan ook ten sterkste
protesteeren tegen den ongemotiveerden en onbeschaamden
eisch van bedoelden kiezer.
De Voorzitter merkt op, dat de heer Lombert vragen zou
stellen, en dus niet moet protesteeren.
De heer Lombert zegt, dat zijn protest tegen het gedrag
van dien kiezer in zich sluit sprekers leedwezen over het
feit, dat de voorzitter van bedoeld stembureau aan den
gestelden eisch van kleinzieligheid of haat heeft voldaan en
het kruisbeeld heeft laten verwijderen. Het spijt spreker ten
zeerste, dat de voorzitter van het stembureau, al moge deze,
wellicht verrast door zulk een ongewonen eisch, gemeend
heeft door het inwilligen daarvan verdere moeilijkheden
te voorkomen, niet de voorkeur heeft gegeven aan een even
beslist als krachtig afwijzen van zulk een in elk opzicht
krenkenden eisch.
De Voorzitter zegt, dat thans voor de Raadsleden de
gelegenheid geopend is om vragen te stellen en niet om
redevoeringen te houden.
De heer Lombert stelt thans de volgende vragen:
1. Is het aan B. en W. bekend, dat bij de verkiezing voor
leden van de Provinciale Staten op Woensdag 17 April in
het stemlokaal, gevestigd in het gymnastieklokaal van de
R.K.school aan de Hasebroekstraat (district 22), een kiezer,
alvorens zijn stemplicht te vervullen, den eisch heeft gesteld,
dat een in deze zaal aan den wand hangend kruisbeeld zou
worden verwijderd?
2. Is het B. en W. bekend, dat de voorzitter van dat
stembureau aan dien eisch heeft voldaan en last heeft gegeven
dat kruisbeeld te verwijderen?
3. Indien de vragen 1 en 2 bevestigend worden beantwoord,
is het College dan niet van oordeel:
a. dat de kiezers ten eenen male elk recht missen om
aanmerking te maken op zich in het stemlokaal bevindende
platen, beelden en voorwerpen;
b. dat de voorzitters van de stembureaux geen gevolg
mogen geven aan dergelijke ongemotiveerde eischen?
Het schoolbestuur zal in het vervolg de localiteit zeker
niet meer ter beschikking stellen, indien niet zoodanige
waarborgen worden gegeven, dat het in de toekomst ver
schoond blijft van dergelijke anti-christelijke uitingen in
zijn gebouwen. Maar ook afgezien daarvan is het vanzelf
sprekend, dat tegen herhaling in het vervolg dient te worden