190 MAANDAG 27 MEI 1935. Verordening op de heffing van belasting op toonee!- Wilbrink e.a.) vertooningen enz. deze belasting voor te stellen. Volgens spreker is de tijd voor belastingverlaging nog niet aangebroken. Er moesten dus zeer gewichtige redenen zijn voor een dergelijk voorstel en die kan spreker in dit voorstel niet lezen. Er wordt wel gezegd, dat er moeilijkheden zijn, om verschillende ver makelijkheden op dat terrein te krijgen, maar er wordt niet bij gezegd hoe dat komt, en daarom vraagt spreker allereerst: wat betaalt de Lustrumcommissie aan de gemeente voor het Schuttersveld in zijn geheel en welke bedragen worden door de Lustrumcommissie gevraagd van degenen, die eventueel vermakelijkheden op het Schuttersveld zouden exploiteeren? Van het antwoord op deze vraag hangt af, of verlaging van deze belasting noodzakelijk is. Zou de Lustrum- cemmissie op die kermis-exploitatie een belangrijk bedrag moeten bijpassen, dan is er alleszins reden voor, maar is dit niet het geval en spreker heeft ernstige vermoedens, dat dit niet zoo is dan ziet spreker geen enkele reden voor deze belastingverlaging. De heer Lombert meende, dat men tegenwoordig een zoo danig peil van beschaving had bereikt, dat een kermis niet meer gerekend werd tot een passend middel van vermaak. Spreker schijnt zich daarin vergist te hebben; het meer intellectueele deel van Leiden zoekt blijkbaar het middel om de burgerij te doen deelen in de algemeene feestvreugde bij het aanstaande lustrum in een kermis. Van een kermis kan weinig opvoedende en beschavende kracht uitgaan, om van den immoreelen invloed maar niet te spreken. De Lustrum commissie is van een andere meening, tenzij haar doel meer is uit die kermis de noodige baten te halen ter bestrijding van de andere kosten van de feestviering dan wel het meer ideëele doel om de burgerij te doen deelen in de feestelijkheden van het lustrum. Ligt het nu echter op den weg van de ge meente als overheid om zoo'n kermis, vooral in dezen tijd, niet alleen mogelijk te maken, maar zelfs te bevorderen door de verlaging van deze belasting? Zoo'n kermis, die 5 dagen duurt, moet voor de eene groep van de bevolking een ergernis worden, omdat zij van alle middelen beroofd is om aan die vermaken deel te nemen; anderzijds zal een groep van de bevolking, die evenmin in staat is, financieel, aan die kermis deel te nemen, toch de verleiding niet kunnen weerstaan om het weinige geld, dat zij misschien heelemaal niet mag uitgeven, toch op die kermis te besteden, ten koste van nuttige uitgaven, waarop men zich dikwijls beroept, dat zij niet kunnen geschieden. In dien geest heeft spreker ook als lid van de Commissie voor de Financiën zijn stem uitgebracht. Waar deze verlaging tot doel heeft het aan de Lustrum-commissie mogelijk te maken, meer baten uit deze kermis te halen, mag de gemeente hieraan als Overheid haar medewerking niet verleenen; daarom zal spreker tegen dit voorstel stemmen. De heer Bergers acht in dezen crisistijd de viering van het lustrum een daad van durf; spreker kan zich best voorstellen, dat een Lustrum-commissie moet berekenen, wat alles zal kosten en hoe zij aan de gelden moet komen. Spreker kan er volkomen mee instemmen, dat men een verzoek doet tot verlaging van de belasting op de tooneelvertooningen en andere vermakelijkheden om het feest te doen slagen. Al zou het de Commissie er alleen om te doen zijn, geld in het laatje te krijgen, dan nog zou spreker het toejuichen en een daad van koopmanschap vinden, dat zij probeert zooveel mogelijk haar financiën in orde te houden om die feesten goed te laten slagen. Hierbij zijn ook de belangen van vele anderen betrokken; de middenstand, de spoor- en tramwegen, de autoverhuurders, de geheele omgeving wordt er beter van. Ook de gemeente profiteert er van; zij krijgt niet minder, maar vermoedelijk meer in het laatje. Hoe meer vermakelijk heden er zijn, hoe meer er gebruik van gemaakt wordt. Hoe meer menschen men naar Leiden kan trekken, hoe beter. Leiden mag heusch wel gezien worden. De stad Leiden is thans veel beter en mooier dan zij 30, 40 jaar geleden was; men kan tevreden zijn over de wijze, waarop zij de laatste jaren bestuurd is. Menige gemeente kan jaloersch zijn op wat in Leiden is tot stand gebracht en door iedereen gezien mag worden. Spreker juicht het voorstel van het College ten zeerste toe. De heer Cosier kan zich niet vereenigen met het betoog van den heer Lombert. Er wordt nu gesproken van „kermis", maar als er sprake was van „Lunapark" of „Voorjaarsfeest", zou men het niet zoo erg gevonden hebben. Het College heeft waarschijnlijk overwogen, dat de exploi tanten thans in 5 dagen ongeveer evenveel zullen ontvangen als men op de kermis van 3 October ontvangt. Spreker ver- eenigt zich met het voorstel van het College. Verordening op de heffing van belasting op toonecl- (de Reede e.a.) vertooningen enz. De heer de Reede stelt er prijs op te verklaren, dat hij zich in de Commissie van Financiën met het voorstel van het College heeft vereenigd, omdat hij het uitsluitend uit een technisch oogpunt heeft bekeken. De verordening bevatte een technische fout, die men nu, inderdaad: om een bepaalde reden, er uit verwijderen wil. Het zou beter geweest zijn, indien het College het voorstel zonder die bepaalde reden had gedaan, maar waar spreker de zaak uit een technisch oogpunt bezag, meende hij tegen het wegnemen van de fout uit de verordening geen bezwaar te moeten maken. De heer Manders is evenals de heer Lombert tegen, de voor gestelde belastingverlaging, maar kan zich met de inleiding van den heer Lombert niet vereenigen. Men mag weieens feestvieren; hoe meer het geld rollen kan, hoe beter het is. Spreker deelt de vrees van den heer Lombert niet: het is goed, dat men een keertje lacht en uitgaat. Volgens den heer De Reede gaat het in dezen om een tech nische herziening van de verordening, maar spreker heeft nog nooit een verordening gezien, die uit een technisch oog punt bezien zoo slecht is als deze. Spreker heeft al dikwijls vergeefs gevraagd voor vereeni- gingen met liefdadige doeleinden de belasting eenigszins te verminderen. De ondervinding leert, dat de belasting voor vereenigingen, die eenmaal per jaar een feest organiseeren, geweldig zwaar is. Terwijl de charitatieve vereenigingen het volle bedrag van de belasting moeten betalen, als een feest avond voor het charitatieve doel niets of bijna niets opbrengt, stelt het College thans voor, de vermakelijkheidsbelasting tot 40 te verminderen, indien de kermis 5 dagen duurt. Spreker keurt de voorgestelde redactie van de verordening, waarbij men voor 5 dagen evenveel betaalt als voor 2 dagen en minder dan voor 3 of 4 dagen, en waarbij men zelfs voor 4 dagen tweemaal zooveel belasting betaalt als voor 5 dagen kermisviering, in het geheel niet goed. Indien men een af- loopende schaal had samengesteld, zou men nog iets goeds gedaan hebben. Het houden van de kermis zal niet afhangen van de vraag, of de exploitanten het volle bedrag of slechts 40 van de belasting moeten betalen. De kermis gaat zeer zeker toch door. Het voordeel zal ten goede komen aan de studentenorgani saties, die het geld misschien zeer goed kunnen gebruiken, maar ook de gemeente en ook de vereenigingen, die meer recht op belastingverlaging hebben, doch waarvoor men het geld niet kan missen, kunnen het geld zeer goed gebruiken. De heer Goslinga zegt, dat men twee vragen heeft te stellen^ zal er al of niet een Lunapark worden ingericht en welke be lasting zal van de vermakelijkheden worden geheven? Spreker is voor zijn persoon geneigd een ontkennend ant woord te geven op de vraag van den heer Lombert, of het in dezen tijd op den weg van de gemeente ligt, het houden van een kermis mogelijk te doen zijn. Spreker heeft in het College dan ook gestemd tegen het voorstel om het inrichten van een Lunapark in de Lustrumweek toe te staan. Spreker heeft thans rekening te houden met de omstandig heid, dat de meerderheid van het College gemeend heeft daartoe wel haar toestemming te moeten geven. Het laatstgehouden Lunapark was in 1931 onder de toen bestaande verordening weinig of geen vermakelijkheidsbe lasting verschuldigd. Ook de exploitanten van de 3-October- kermis betaalden weinig belasting. Meenende, dat men uit deze bron meer zou kunnen putten, heeft men in 1932 de verordening gewijzigd, waardoor de vermakelijkheidsbelasting voor de 3-Octoberkermis aanzienlijk werd verzwaard. De commissie, die de Lustrumfeesten voorbereidt en reeds maanden van te voren haar plannen maakt, heeft bij het be- grooten van de baten van het feest ook gerekend op de op brengst van de verhuur van de standplaatsen van het Luna park en heeft haar verdere plannen op de baten van dit feest gebaseerd. Toen men tot het punt van de vermakelijkheids belasting was genaderd, bleek dat de verordening uitslui tend bekeken was uit het oogpunt van de 3-Octoberkermis en geen rekening was gehouden met de mogelijkheid van vermakelijkheden, die langer dan 1 dag duren. Ongetwijfeld moet worden toegegeven, dat de belasting, die op 3 October wordt geheven, zoo hoog is, dat zij een beletsel vormt voor het houden van publieke vermakelijk heden, die 5 dagen duren. Het Lunapark werd in 1931 bezocht door 70.000 personen, dus door gemiddeld 14.000 per dag. Op 3 October 1933 werd de kermis bezocht door 66.000 personen. Met deze cijfers voor oogen is het duidelijk, dat men niet in beide gevallen dezelfde belasting kan heffen. De Lustrum-Commissie heeft een bezoek gebracht aan hot College en dit de pertinente verzekering gegeven, dat indien

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 10