De bovenbedoelde kosten, geraamd op 2.900.bedragen 3.010.10. Volgn. 467. Brandverzekering14.57 De uitgaven, geraamd op 35.bedragen 49.57. De hoogere uitgaaf is een gevolg van de ver zekering van de nieuwe bewaarschool aan de Verlengde Atjehstraat. Volgn. 469. Verdere uitgaven ter zake van het openbaar voorbereidend lager onderwijs. 44.77 De kosten van geplaatste advertentiën ter voorziening in de vacature van hoofd eener openbare bewaarschool vereischten op den voor „memorie" uitgetrokken post een uitgaaf van 44.77. Volgn. 471. Rente van geldleeningen ten laste van Hoofdstuk VIII 6 komende 4.92 Zie de toelichting bij volgn. 321. Volgn. 477Belooning van onderwijzers voor het waarnemen van de betrekking van hoofd eener school, op grond van hunne aanwijzing als plaats vervanger van het hoofd37.50 De uitgaaf op den voor „memorie" uitgetrok ken post bedraagt 37.50. Volgn. 479. Vergoeding aan schoolbesturen als bedoeld in art. 101, negende lid, der Lager Onder wijswet 1920 BG. L. O.)4.257.11 Het voorschot op de bovenbedoelde vergoe ding voor vakonderwijzers over 1934 werd bij Raadsbesluit van 19 Februari 1934 (Ingek. Stukken No. 35) vastgesteld op in totaal 13.804.—. Voorts werd, ingevolge Raadsbesluit van 19 Februari 1934 (Ingek. Stukken No. 36) ter zake over 1930 alsnog uitgekeerd 2.751.34 en, ingevolge Raadsbesluit van 17 December 1934 (Ingek. Stukken Nrs. 274 en 275) over de jaren 1931 en 1932 respectievelijk ƒ2.584.01 en ƒ2.817.76. In totaal werd dus ten laste van 1934 ge bracht 13.804.b 2.751.34 -f 2.584.01 ƒ2.817.76 21.957.11, zoodat aanvulling van de beschikbaar gestelde som van 17.700. met 4.257.11 noodig is. Volgn. 480. Vergoeding van de kosten van instandhouding van bijzondere scholen, bedoeld in art. 101 der Lager Onderwijswet 1920 (B.G.L.O.). 51.038.25 Bij Raadsbesluit van 19 Februari 1934 (In gek. Stukken No. 35) werd het voorschot van 1934 op de vergoeding in de exploitatiekosten vastgesteld op in totaal 76.193. Vervolgens werd, met inachtneming van het bepaalde in art. 101, 8e lid, der Lager Onder wijswet 1920 (driejaarlijksche afrekening) als nog uitgekeerd over: 1930 (RB. 19 Febr. 1934 (Ingek. Stukken No. 36) 26.296.20 1931 (RB. 17 Dec. 1934, Ingek. 25.555.44 1932 j Stukken Nrs. 274 en 275) 17.993.61 69.845.25 In totaal bedragen dus de uitgaven op volgn. 480 76.193.b 69.845.25 146.038.25. De beschikbaar gestelde som van 95.000. dient derhalve met 51.038.25 te worden aan gevuld. Wegens over 1930 te veel ontvangen vergoe ding werd 2.668.45 in de gemeentekas terug gestort. Zie de verhooging van volgn. 108 der ont vangsten met ƒ2.668.45. Volgn. 481. Uitkeering aan gemeenten, inge volge artikel 104, eerste lid, der Lager Onderwij s- wet 1920 B.G.L.O2.607.39 De aan andere gemeenten te betalen vergoe ding in de exploitatiekosten van bijzondere scholen voor gewoon lager onderwijs, die door kinderen uit deze gemeente werden bezocht, vereischt op den dienst 1934 een uitgaaf van 4.507.39, d. i. 2.607.39 meer dan de raming. Volgn. 485. Bijdragen voor eigen- en weduwen- en weezenpensioen, ingevolge artikel 39 der Pensioenwet 1932 1.052.86 De uitgaven terzake, geraamd op 9.500. bedragen 10.552.86. Volgn. 486. Teruggave van schoolgelden 295.45 Van de voor „bijzonder gewoon lager onder wijs" ontvangen schoolgelden moet een bedrag van 295.45 worden gerestitueerd. De post is voor „memorie" uitgetrokken. Volgn.489. Bijdragen aan besturen van bij zondere scholen in de kosten van het bijzonder vervolgonderwijs, bedoeld in art. 102 der Lager Onderwijswet 1920 Bij Raadsbesluit d.d. 17 December 1934 (Ingek. Stukken Nrs 276 en 277) werden de bovenbedoelde bijdragen in de kosten van het bijzonder vervolgonderwijs voor 1931 vastgesteld op 7.392.34, terwijl die voor 1932, welk jaar het laatste was van een drie-jarige periode, waarvan sprake is in art. 102, 3e lid, der Lager Onderwijswet 1920, werden vast gesteld op 1.759.96. In totaal werd derhalve op volgn. 489 7.392.34 1.759.96 9.152.30 uitge geven, zoodat aanvulling van de beschikbaar gestelde som van 5.600.met 3.552.30 noodzakelijk is. Volgn. 490. TJitkeering aan gemeenten in gevolge art. 104, tweede lid, der Lager Onder wijswet 1920 De, in het kalenderjaar 1934 vastgestelde, aan andere gemeenten te betalen uitkeeringen ter zake van het vervolgonderwijs, dat door kinderen uit deze gemeente werd bezocht, vereischen op den dienst 1934 eene uitgaaf van 492.69. De post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 494. Vergoeding aan schoolbesturen als bedoeld in art. 101, negende lid, der Lager Onderwijswet 1920 B.U.L.O Het voorschot op de bovenbedoelde ver goeding voor vakonderwijzers over 1934 werd bij Raadsbesluit van 19 Februari 1934 (Ingek. Stukken No. 35) vastgesteld op in totaal 5.213.—. Ingevolge Raadsbesluit van 19 Februari 1934 (Ingek. Stukken No. 36) werd terzake over 1930 alsnog uitgekeerd 743.47 en inge volge Raadsbesluit van 17 December 1934 (Ingek. Stukken Nrs 274 en 275) over de jaren 1931 en 1932 respectievelijk 884.32 en 770.94. In totaal werd derhalve op volgn. 494 uit gegeven 5.213.b 743.47 884.32 770.94 7.611.73 of 1.411.73 meer dan de beschikbaar gestelde som van 6.200. Volgn. 495. Vergoeding van de kosten van instandhouding van bijzondere scholen, bedoeld in art. 101 der Lager Onderwijswet 1920. Het voorschot op de bovenbedoelde ver goeding werd bij Raadsbesluit van 19 Februari 1934 (Ingek. Stukken No. 35) vastgesteld op in totaal 12.222. Voorts werd, met inachtneming van het bepaalde in art. 101, 8e lid, der Lager Onder wijswet 1920 (driejaarlijksche afrekening) als nog uitgekeerd over: 1930 (RB. 19 Febr. 1934, Ingek. Stukken No. 36)2.918.93 1931 (RB. 17 Dec. 1934, Ingek. 6.812.12 1932 Stukken Nrs 274 en 275) 5.867.95 15.599.— In totaal bedragen derhalve de uitgaven op volgn. 495 12.222.— 15.599.— 27.821.zoodat aanvulling van de beschik - baargestelde som som van 14.000.met 13.821.noodig is. Volgn. 496. Uitkeering aan gemeenten, in gevolge artikel 104, eerste lid, der Lager Onder wijswet 1920 De uitgaven terzake, geraamd op 100. bedragen 127.83. Volgn. 501. Teruggave van schoolgelden Van de voor „bijzonder uitgebreid lager onderwijs" ontvangen schoolgelden moet 130.88 worden gerestitueerd. De post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 510. Subsidie aan den Centralen Ouderraad Aanvulling van den post met 10.91 is noodig. Volgn. 511. Kosten van belooningen en eere blijken De uitgaven ter zake, geraamd op 200. bedragen 342.75.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 4