65
der onderhavige bedrijven voortdurend slechter is geworden
en de toestand thans zoodanig is, dat naar hare meening er
voor de gemeente, ondanks haar eigen moeilijkheden, alle
aanleiding bestaat aan een verlichting van lasten mede te
werken door gelijkstelling met gemeubileerde kamers (ver
mindering met 1/3) en dit te meer, nu door de tijdelijke
wijziging van het belastingstelsel het verlies van inkomsten
voor de gemeente aanzienbjk minder is geworden en een
eventueel noodige verhooging van de opcenten op de Perso-
neele belasting zich daardoor kan beperken tot 2 a 3.
De Commissie ziet dan ook geen reden, om de behandeling
van deze zaak uit te stellen tot het opmaken van de be
grooting voor 1936.
Hoewel aan ons College het denkbeeld, om de zaak definitief
onder oogen te zien bij de begrooting voor 1936, nog steeds
juist voorkomt, omdat op dat tijdstip beter dan nu be
oordeeld kan worden, wat met het oog op den algemeenen
toestand, op financieel gebied wel en niet behoort te geschie
den, zoo willen wij in de gegeven omstandigheden ons er
niet tegen verzetten, dat IJwe Vergadering zich nu reeds
omtrent deze aangelegenheid uitspreekt.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging:
a. vast te- stellen de volgende verordening:
VERORDENI N G,
regelende de gelijkstelling voor de hefting van Personeele belasting
van perceelen of gedeelten van perceelen, uitsluitend dienende
tot uitoefening van het bedrijf van houder van een koffie
huis, restaurant of andere inrichting tot het ge
bruiken van spijzen en dranken tegen betaling,
met perceelen of gedeelten van perceelen,
vallende onder artikel 11, 3, eerste
lid, letter a, van de Wet op de
Personeele Belasting 1896.
Artikel 1.
Voor de heffing van de Personeele belasting worden de
perceelen of gedeelten van perceelen, uitsluitend dienende
tot uitoefening van het bedrijf van houder van een koffie
huis, restaurant of andere inrichting tot het gebruiken van
spijzen en dranken tegen betaling, gelijkgesteld niet perceelen
of gedeelten van perceelen, vallende onder artikel 11, 3,
eerste lid, letter a, van de Wet op de Personeele Belasting 1896.
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1936.
b. het voorstel-Coster inzake de vermindering van de
Personeele belasting voor de koffiehuis- en restaurant
bedrijven en de desbetreffende adressen hiermede als afgedaan
te beschouwen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Voorstel van den heer Coster.
Leiden, 12 Januari 1935.
Ondergeteekende heeft de eer den Baad voor te stellen
De Raad, gezien de Wet van 28 Juli 1933, waarbij de
mogelijkheid werd geopend, om bij gemeenteverordening de
personeele belasting voor de koffiehuis- en restaurantbedrijven
met 1/3 of met 2/3 te verlagen.
gezien dat van deze mogelijkheid reeds gebruik gemaakt
is door tal van Gemeenten in Nederland en reeds bekend
is, dat 73 Gemeenten deze belasting met 1/3 en 118 Gemeenten
met 2/3 hebben verlaagd.
in aanmerking nemende, dat ook in Leiden deze bedrijven
zich in een dusdanigen noodtoestand bevinden, dat ook uit
fiscaal oogpunt bezien, de verlaging dezer belasting hier
dringend noodig is.
Besluit deze bedrijven gelijk te stellen met „Winkels en
logementen" en derhalve de belasting voor deze categoriën
te verlagen met 1/3 van het thans verschuldigde bedrag.
B. J. Coster.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GBOEN ZOON.