MAANDAG 15
APRIL 1935.
165
Levering van gas en eleetriciteit aan gemeente Voorhout; e.a.
(Goslinga e.a.)
deze overeenkomst met de gemeente Voorhout zeer acceptabel
en beveelt het voorstel van Burgemeester en Wethouders
bij den Raad aan.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
X. Voorstel tot aanvaarding van een bijdrage van liet Rijk
in de kosten van wederopbouw van den ouden gevel van het
Raadhuis aan de Breestraat. (81)
XI. Praeadvies op liet verzoek van L. A. de Leeuw en L. II.
de Leeuw, te Amsterdam, inzake het houden van markt in
het fabrieksgebouw aan de Os- en Paardenlaan. (82)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen X en XI
besloten.
XII. Voorstel tot het aanbrengen van een brandtrap aan
het schoolgebouw aan de Pieterskerkstraat, waarin de Jongens
school voor u. 1. o. is gevestigd en tot verhooging van de voor
de verbouwing van genoemd schoolgebouw beschikbaar
gestelde gelden. (83)
De heer Goslinga acht deze uitgave niet onvermijdbaar
en onontkoombaar. Spreker kan niet ontkennen, dat een
brandtrap daar in zekeren zin gewenscht is, maar die school
heeft tientallen jaren bestaan zonder brandtrap, evenals
meer dergelijke scholen, en spreker acht 1.260.voor het
maken van een brandtrap daar op het oogenblik niet een
onontkoombare uitgave. Het is zeer wel mogelijk, dat dit
schoolhoofd de jongens traint om bij het geringste alarm
het gebouw langs de bestaande trap te verlaten; dan zullen
zij sneller beneden zijn dan wanneer zij langs een gewoonlijk
gladde, ijzeren brandtrap moeten; dit wordt niet dagelijks
beoefend; het gaan over de gewone trap wel. Zeer waar
schijnlijk zal een dergelijke trap voor vele leerlingen niet
zeer veel effect sorteeren en krijgt men hen sneller en veiüger
beneden langs de gewone trap. Bij brand buiten den schooltijd
heeft die brandtrap in het geheel geen nut en is ze onnoodig.
Men kan het wenschelijke van dit voorstel niet ontkennen,
het is redelijk, maar waar men uiterst zuinig moet zijn,
acht spreker deze uitgave niet verantwoord en dringt hij
er op aan dit voorstel niet aan te nemen.
De heer Schüller neemt met verwondering kennis van het
betoog van den heer Goslinga, die in zijn particuliere leven
toch ook met zeer vele scholen te maken heeft en dus wel
weet wat er bij eventueelen brand in een school kan gebeuren.
De Oommissie van Fabricage heeft, met den Wethouder,
persoonüjk den toestand daar bezien en is eenparig tot de
overtuiging gekomen, dat deze brandtrap noodzakelijk is.
Volgens spreker had die houten trap eigenlijk reeds bij de
verbouwing door een steenen vervangen moeten worden;
dat is toen niet gebeurd, maar nu moet daarin toch in elk
geval verandering komen en spreker begrijpt niet hoe de
Wethouder dit kan verantwoorden met het oog op de onge
lukken, die zouden ontstaan wanneer daar eens werkelijk
tijdens de schooluren brand zou ontstaan. Durft de heer
Goslinga dan de verantwoordelijkheid op zich te nemen,
indien zelfs maar één kind voor zijn leven ongelukkig zou
zijn door het ontbreken van een uitweg daar1? Deze houten
trap is een luchtkoker, die bij brand het allereerst in brand
zou staan. Voor de kinderen op de bovenlokalen is deze
trap de eenige uitweg en zij kunnen niet over deze trap
naar beneden, wanneer die in brand staat; dan wel staat
het gebouw zoodanig in rook, dat zij de trap niet kunnen
vinden.
Kan de Wethouder, die zelf vader is, het met zijn ver
antwoordelijkheid overeenbrengen om afwijzend te staan
tegenover dit voorstel, dat een uitgave met zich brengt
van 1200.Toen over deze zaak in de Oommissie van
Fabricage beslist moest worden, wenschten de leden van die
Commissie een dergelijke verantwoordelijkheid niet te aan
vaarden. Zij wilden niet verantwoordelijk zijn wanneer
eventueel dooden of gekwetsten zouden zijn te betreuren.
Het betreft hier niet een ondergeschikte zaak en spreker
begrijpt niet, waarom de Wethouder van Financiën hiertegen
bezwaar maakt. Spreker beveelt ten slotte het voorstel van
Burgemeester en Wethouders ten sterkste bij den Raad aan.
De heer Bergers verklaart, dat hetgeen de heer Goslinga
gezegd heeft, hem ook verwonderd heeft. De gemeente, die
verordeningen maakt, heeft er in de eerste plaats voor te
zorgen, dat alle gebouwen, die onder haar beheer staan,
Aanbrenging brandtrap Jongensschool Pieterskerkstraat.
(Bergers e.a.)
volgens de eischen zijn, dat zij zoo zijn, dat een buitenstaander
of leek er geen aanmerking op kan maken. Er wordt nu
gezegd: „daar mankeert veel aan", en dat geeft spreker toe,
maar in elk geval behoort de gemeente er voor te zorgen,
dat de gebouwen volgens de verordening in orde zijn en
wanneer de Directeur der Gemeentewerken en de Commissie
van Fabricage het noodig achten, dat er een brandtrap
komt, dient deze er ook te komen.
De heer Splinter zegt, met zijn collega van Financiën
ten deze van meening te moeten verschillen. Het betreft
hier een ouderwetsche school met twee verdiepingen, waarin
houten trappen zijn. De heer Goslinga vreest waarschijnlijk,
dat, wanneer dit voorstel wordt aangenomen, ook voor
andere scholen, die misschien twee verdiepingen hebben,
om een brandtrap zal worden gevraagd, maar de meeste zijn
nieuwe scholen met steenen trappen. Het verschil tusschen
een nieuwe en een oude school is wel erg groot. Hoewel
spreker oorspronkelijk ook van oordeel was, dat het niet
noodig was om in deze school, die er al zooveel jaren staat,
een brandtrap aan te brengen, is hij bij nadere beschouwing
toch tot een andere conclusie gekomen.
De heer Goslinga zegt: „de kinderen moeten worden ge
oefend in het snel afgaan van de trappen". In dat oefenen
ziet spreker niet veel heil. Wel meent hij, dat, als er een
paniekstemming heerscht, de kinderen gemakkelijker en
veiliger een ijzeren trap kunnen afgaan dan een houten,
die bij brand als het ware een luchtkoker vormt.
Daarbij komt, dat de Commissie voor het Onderwijs deze
zaak indertijd heeft aangebracht en dat de Commissie van
Fabricage zich hiermede heeft vereenigd, waar zij niet de
verantwoordelijkheid op zich wilde nemen om het aan
brengen van de brandtrap achterwege te laten. Op deze
gronden meent spreker het voorstel van Burgemeester en
Wethouders te moeten aanbevelen.
De heer Goslinga zegt, dat volgens den heer Schüller dit
een zeer belangrijke zaak is, maar uit diens mededeelingen
blijkt toch wel, dat dit punt door de Commissie voor het
Onderwijs is aangebracht bij de Commissie van Fabricage;
deze Commissie, waarin de heeren Schüller en Splinter reeds
lang zitting hebben, heeft deze zeer belangrijke zaak dus
reeds geruimen tijd niet in het oog gevat. Spreker kan zijn
tegenstand tegen dit voorstel wel met zijn verantwoordelijk
heidsgevoel overeenbrengen; wel acht hij brand in zoo'n
school hoogst ernstig, daar dan gevaar ontstaat voor het
verlies van de levens der kinderen, maar het beste middel
om dit tot het allergeringste minimum te beperken, acht hij
alarm-oefeningen, eenige keeren per jaar, om de kinderen te
leeren ordelijk en snel de trap af te komen. Dit is een beter
middel dan een buiten het gebouw aangebrachte brandtrap,
waar bij brand 100 jongens hals over kop tegelijk af moeten;
dat veroorzaakt meer ongelukken dan wanneer zij ordelijk
en snel de binnentrap afgaan. Na het maken van die brand
trap meent men rustig te kunnen slapen; daardoor ver
mindert het gevaar voor ongevallen niet, maar vermeerdert
het eenigszins. De kosten zijn nog 1.260.— met alle conse
quenties van dien. Zeker, de houten bouw van 3 verdiepingen
levert een zeker brandgevaar op, maar dat wordt niet, zelfs
niet in geringe mate, weggenomen door een brandtrap aan
den buitenkant, te bereiken door een smal deurtje boven.
Als er zooveel rook is, dat de kinderen de breede binnentrap
niet kunnen vinden, vinden zij zeker die smalle brandtrap niet.
Men moet als vroede vaderen toch ook de conse
quenties van een dergelijke zaak onder oogen zien en te
rade gaan met zijn verstandis dit nu werkelijk een afdoend
middel? Volgens spreker niet. Durft de heer Schüller de
verantwoording aan met een ijzeren brandtrapje, dat met
een smalle deur op een bordes uitmondt het gebouw niet
meer brandgevaarlijk te achten? Dat is ook een groote ver
antwoordelijkheid.
De heer Schüller zegt, dat de Wethouder het wil doen
voorkomen, alsof de Commissie van Fabricage deze zaak
nog nooit onder oogen heeft gezien. Deze is echter geen
bedrijfs-, beheers- of controle-commissie, maar een advies
commissie zij controleert niet eens per week alle gebouwen,
die ressorteeren onder Fabricage; dat doet zij eens per jaar,
bij de behandeling van de Fabricage-begrooting, als de
Wethouder of een der leden bezwaar maakt tegen een
uitgaafpost, die wordt voorgesteld.
De heer Goslinga zegt, dat deze school pas verbouwd is.
De heer Schüller is tegen die verbouwing geweest en heeft
daartegen gestemd, zoodat men hem niet verwijten kan,