156
MAANDAG 25
MAAET 1935.
Verbetering Kraaierbrug.
(Splinter e.a.)
in de toekomst kunnen vervallen terwijl de Kraaierbrug
zou worden verbreed. Deze zaak is dikwijls in bet College
besproken en dit heeft, waar het toch ook een feit was, dat
de Kraaierbrug te smal was, besloten eerst de Kraaierbrug
te doen vernieuwen, omdat verbreeding daarvan toch wensche-
lijk was, en daarna te zien, of de Kraaierbrug het verkeer
zou kunnen opvangen, of de Rijnbrug dus ook vernieuwd
moest worden dan wel zou kunnen vervallen.
Spreker is het er echter niet geheel mee eens, dat de Rijn
brug het eerst in aanmerking komt voor verbetering. Volgens
vele leden is de Kraaierstraat te smal, maar juist door ver
breeding van de Kraaierbrug zal het verkeer kunnen worden
opgevangen over het Utrechtsche Veer; spreker ontkent ten
stelligste, dat dit ook geen verbetering zou zijn. Dat de
Kraaierbrug altijd te smal is geweest, spreker heeft zich niets
aan te trekken van wat 12 jaar geleden gebeurd is. De Kraaier
brug had destijds breeder gemaakt moeten worden, inderdaad,
maar het is nu eenmaal zoo. Ook zou het economisch goed
te verdedigen zijn, wanneer men den bovenbouw van de
Kraaierbrug kon gebruiken voor de Gansoordbrug, want de
Gansoordbrug is ook slecht. De heer Groeneveld verklaarde
er nooit aan te zullen medewerken, om die smalle brug in
de Watersteeg te leggen, maar als men daar een breedere
brug wil hebben, dan zou men ook eerst de Watersteeg ter
plaatse moeten verbreeden. Want wat heeft men aan een
Gansoordbrug, die breeder is dan de Watersteeg? Dit heeft
dus niet veel om het lijf. Spreker zal er echter geen traan om
laten, wanneer het voorstel-Groeneveld wordt aangenomen.
De Voorzitter zegt, dat het geenszins het geval is, dat het
College, hoewel het niet deskundig is, zoo maar het voorstel
van den Directeur der Gemeentewerken op zijde gezet heeft,
een eigen gedachte doorgevoerd heeft en eenigszins koppig
en tegen beter weten in dit doordrijft. Finaneieele overwe
gingen hebben aanleiding gegeven, dit nauwkeurig te bekijken
en te trachten een andere oplossing te vinden. Het spreekt
van zelf, dat het College in deze omstandigheden geschrokken
is van het door Gemeentewerken aangevraagde crediet van
60.000.voor de vernieuwing van de Rijnbrug en dat het
zich afgevraagd heeft of deze aangelegenheid niet met minder
kosten opgelost kan worden. Daarbij heeft ook een rol ge
speeld het „bruggenrapport", dat helder als daglicht aantoont,
dat in Leiden een geweldige luxe op het gebied van bruggen
bestaat; dat de burgerij hier verwend is met een aantal
overgangen over de waterwegen, zooals nergens ter wereld.
Spreker gelooft niet, dat er behalve de gemeente Amster
dam één gemeente is, waar meer bruggen zijn dan in Leiden.
Spreker betwijfelt echter of Leiden niet meer beweegbare
bruggen heeft dan Amsterdam.
Het College is van meening, dat deze proef om te bezui
nigen genomen moet worden en dat men althans trachten
moet de moeilijkheid zoo goedkoop mogelijk op te lossen.
Het meest komt daarbij in aanmerking de bouw van een nieuwe
Kraaierbrug. Te recht heeft de heer Splinter gezegd, dat het
daarbij niet gaat om de vraag, of de Kraaierstraat het verkeer
kan opnemen. Het College vraagt zich alleen af, of het verkeer
kan worden opgenomen door de nieuwe Kraaierbrug en over
het Utrechtsche Veer naar de Rijnstraat kan worden geleid.
Het College vraagt den Raad, zoo zuinig mogelijk te zijn en
met deze gedeeltelijke oplossing te beginnen. Men kan dan
nog altijd zien, of deze regeling voldoende is. Kan en moet
de burgerij zich bovendien niet in de luxe van het groote
aantal bruggen eenige beperking getroosten?
Het College heeft niet gezegd, dat het geen nieuwe Rijnbrug
wil laten bouwen; het wil dit alleen dan, wanneer het noodig is.
Aanvankelijk heeft men van de zijde der industrie over de
afsluiting van de Rijnbrug, die reeds zoo lang een feit is, geen
klachten vernomen; toen men begreep, dat de brug zou
worden afgebroken, heeft zij ze wel laten hooren. Indien
men van die zijde ernstige bezwaren had gehad, zou het
College ze stellig hebben vernomen.
Spreker doet een beroep op den Raad om het voorstel te
zien in het juiste licht. Het College wil trachten zoo zuinig
mogelijk te zijn en wil afwachten, of de burgerij voldoende
geholpen is met een flink verbreede Kraaierbrug, waarna
het alsnog omtrent de Rijnbrug een besluit kan nemen.
Voor dezen gedachtengang moet de Raad alleszins respect
hebben.
De heer Schüller zegt, dat de Raad en de Commissie van
Fabricage het glasheldere „bruggenrapport" niet kennen. Het
is best mogelijk, dat de Raad er zich niet mede kan vereenigen.
De Commissie van Fabricage heeft haar advies daarop niet
kunnen bouwen.
Indien het verkeer, komende van de Kraaierbrug via het
Utrechtsche Veer naar de Rijnstraat gaat, moet het tweemaal
Verbetering Kraaierbrug.
(Schüller e.a.)
een scherpe bocht maken, terwijl het over de Rijnbrug recht
streeks in de Rijnstraat kan komen.
Spreker betwijfelt zeer sterk, of de uitvoering van het voor
stel van het College goedkooper zal zijn dan die van het
voorstel-Groeneveld.
Spreker begrijpt zeer goed, dat men aanvakelijk over de
afsluiting van de Rijnbrug geen enkele klacht heef t vernomen;
zij, die thans geadresseerd hebben, dachten niets anders dan dat
het College overeenkomstig zijn eertijds gedane toezegging
den toestand spoedig zou verbeteren. Hadden handel en
industrie geweten, dat in het glasheldere „bruggenrapport"
geadviseerd werd, de nieuwe Rijnbrug niet te bouwen, dan
zouden zij eerder hun bezwaren aan den Raad of het College
kenbaar gemaakt hebben.
Het voorstel-Groeneveld geeft de eenige practische op
lossing van het bruggenvraagstuk aan.
De heer Groeneveld heeft in den laatsten tijd het College
als argument hooren aanvoeren, dat over een bepaalde zaak
geen klachten waren binnengekomen. Het is voor spreker
een nieuw argument. Vroeger werd niet zooveel waarde ge
hecht aan klachten uit de burgerij; thans schijnen ze zeer
belangrijk te zijn. Onder de burgerij bestaat de meening,
dat het zenden van adressen aan den Raad niet veel uit
werkt. Het is vaak ook niet noodig: iemand, die tegen het
een of ander bezwaar heeft, kent wel een hem bevriend Raads
lid, dat zijn bezwaar overbrengt, indien het verzoek daartoe
gedaan wordt. Dit is ook de meest gebruikelijke weg. Over de
afsluiting van de Rijnbrug heeft men niet geklaagd, omdat
de Raad van den toestand volkomen op de hoogte was en
men wist, dat in voorbereiding was de verbetering van dezen
toestand. Indien echter voortaan veel waarde wordt gehecht
aan klachten uit de burgerij, zal spreker eventueele klagers
naar het gemeentehuis verwijzen met de opmerking, dat het
meer waarde heeft een klacht op het gemeentehuis te uiten
dan bij een Raadslid. In de onbekendheid van de burgerij
met deze nieuwe methode zal waarschijnlijk de oorzaak van
het uitblijven van klachten in dit geval zijn te zoeken.
Het is best mogelijk, dat hier en daar in Leiden een brug
gemist kan worden. Over die vraag gaat het op het oogenblik
niet. Het gaat in deze vergadering om de vraag, of de Rijnbrug
gemist kan worden en door allerlei omstandigheden kan men
juist haar niet missen. Indien de Rijnbrug wordt afgebroken,
zal het stadsgedeelte ten oosten van de Yestestraat als het
ware een schiereiland vormen, waarvan de bewoners een
grooten omweg moeten maken, willen zij naar andere deelen
van de stad komen. Het is absoluut onmogelijk het nog steeds
toenemende verkeer samen te trekken in de zoo smalle
Kraaierstraat. Ook de Rijnstraat is niet al te breed; de eenige
mogelijkheid in dit stadsdeel is het verkeer zooveel mogelijk
over Kraaierstraat en Rijnstraat te verdeelen. Daarom kan
juist de Rijnbrug op die plaats niet gemist worden. Men
heeft de versleten Rijnbrug reeds eenigen tijd voor elk rij-
verkeer moeten afsluiten. Gedurende den bouw van een
nieuwe Kraaierbrug zou er dus geen enkele verbinding voor
rijverkeer zijn en zou men daar een zeer soüde en kostbare
noodbrug moeten leggen. Bij aanneming van sprekers voor
stel is dat niet noodig en kan de Kraaierbrug blijven zooals
ze is en voorloopig als noodbrug dienst doen, terwijl de Rijn
brug afgebroken en vernieuwd wordt. Al is het geen ideale
oplossing, men spaart dan de kosten van een noodbrug uit.
Deze beide verkeersmogelijkheden kunnen hier niet gemist
voorloopig is de eenige oplossing de Rijnbrug vernieuwen en
verbreeden en de Kraaierbrug, die wel te smal, maar nog lang
niet versleten is, te laten zooals ze is.
De heer Wilbrink zegt, dat geen enkel raadslid heeft
gezegd, dat het College dit voorstel tegen beter weten
in gedaan heeft; spreker zegt alleen, dat het geen logisch
voorstel is. Spreker respecteert het streven van het College om
de gemeente de kosten van een nieuwe brug te besparen, maar
men moet oppassen, dat de zuinigheid hier niet de wijsheid
bedriegt. De Voorzitter zegt zelf: „wij zullen het eens pro-
beeren met verbreeding van de Kraaierbrug; blijkt die niet
voldoende om het verkeer op te nemen, dan kan men altijd
nog overgaan tot den bouw van een nieuwe Rijnbrug." Dat
is juist het fatale in het voorstel van het College: waar men
met een verbetering van de Kraaierbrug den verkeerstoestand
niet verbetert, zal men zeer binnenkort toch moeten komen
tot den bouw van een nieuwe Rijnbrug en nu is het logischer
een nieuwe Rijnbrug te bouwen en de Kraaierbrug zoo te
laten. Dat is voor de gemeente voordeeliger dan aan de
Kraaierbrug te beginnen. Dan blijft men klachten houden. De
Voorzitter heeft het geluk gehad, dat hij geen klachten heeft
gehad op het Gemeentehuisonderscheiden personen hebben
er echter met spreker over gesproken. Spreker wist echter,