MAANDAG 25 MAAET 1935. 155 Wijziging verordening heffing legesgelden; e.a. (Beckcnkamp e.a.) XXVII. Voorstel tot wijziging van de verordening, regelende de heffing van leges- en expeditiegelden ter Secretarie, hij het Oud-Areliief en aan het Bureau van den Burgerlijken Stand te Leiden. (68) XXVIII. Praeadvies op de adressen van de Westelijke Afdeeling van den Nederlandschen Bond van Varkens handelaren en van den Bocrenvakkring Leiden van den L.T.B., de Ilollandsche Maatschappij van Landbouw en den Christe- lijken Boeren en Tuinder|bond, in zake verlaging van de markt- en waagtarieven. (69) XXIX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van het verbreeden van de Koppenhinksteeg, tussclien de Kaasmarkt en de Hooigracht. (70) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XXVII tot en met XXIX besloten. XXX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be hoeve van de verbetering van de Kraaierbrug. (41) Hierbij komt aan de orde het voorstel van den heer Groene- veld, luidende: „De ondergetekende stelt de Baad voor: de verbetering van de Kraaierbrug voorlopig uit te stellen en over te gaan tot de bouw van een nieuwe Bijnbrug." De heer Groeneveld zegt, dat ondanks de sterke toeneming van het verkeer het College bij dit voorstel in uitzicht stelt een van de verkeersmogelijkheden, die gevormd worden door de Kraaierbrug en de Bijnbrug, te doen vervallen; het College stelt voor, op de Kraaierbrug, die te smal is, een nieuwen en breederen bovenbouw te zetten, dan eens af te wachten hoe het zal loopen en dan misschien in de toe komst de Eijnbrug geheel af te breken. Spreker heeft daar tegen bezwaar. Uit dit voorstel blijkt ook wel, hoe kostbaar de Leidsche prutspolitiek is. De Kraaierbrug is nog lang niet versleten; de bovenbouw is pas 12 jaar oud en nu komt het College tot de ontdekking, dat die te smal is. Die brug was 12 jaar geleden al te smal; de 22000.die de boven bouw gekost heeft, zijn bij afbraak van de brug vrijwel ver loren. Het ware voordeeliger geweest, wanneer men 12 jaar geleden een betere brug had gebouwd. Het College is door deze ervaring niet wijzer geworden; men kondigt reeds nu in het Ingekomen Stuk aan, dat deze afgekeurde bovenbouw nu gezet zal worden op de Gansoordbrugmen gaat dus weer een brug maken, die dat staat nu al vast gebrekkig is. Ook daartegen heeft spreker bezwaar. De verplaatsing van dien bovenbouw zal nog niet meevallen; wanneer men aan een dergelijke brug gaat breken en den bovenbouw gaat verplaatsen naar een onderbouw, die daarop niet berekend is, dan zal dat heel wat geld kosten. Behelpt men zich met een tweedehandsch bovenbouw, die eigenlijk in het Brokkenhuis thuishoort, dan krijgt men toch weer een gebrekkigen toe stand en een brug, waarvan men tevoren al weet, dat ze te smal is, even goed als dezelfde brug voor de Kraaierstraat te smal bleek te zijn. Spreker kan dit voorstel niet toejuichen. De Kraaierbrug is inderdaad te smal en spreker zou zich kunnen vereenigen met een voorstel om een nieuwe Eijnbrug te bouwen en de Kraaierbrug te verbreeden, maar heeft ernstig bezwaar tegen het geheel en al doen vervallen van de Eijnbrug, waardoor de bewoners van de Heerengracht, de Oranjegracht, de Waardgracht, de Kaarsenmakersstraat een grooten omweg moeten maken. Spreker stelt niet voor, een nieuwe verkeersmogelijkheid te scheppen, maar alleen om de bestaande te behouden en te verbeteren. Spreker sluit zich aan bij de argumenten, die in het adres van een groot aantal inwoners tegen het doen verdwijnen van de Eijnbrug zijn aangevoerd. Het zou mis schien wenschelijk zijn, de Eijnbrug in de richting van de Kaarsenmakersstraat te verplaatsen, maar daardoor zouden dwarsverbindingen noodig worden, die het verhinderen. Wel is waar is de Eijnstraat slechts iets breeder dan de Kraaierstraat, maar dit verschil is in verband met de breedte van de straten van groote beteekenis. Indien de Eijnbrug verviel, zou de Kraaierstraat te smal zijn voor het verkeer, dat zich daar zou concentreeren. De heer Wilbrink zou zeer ver in de geschiedenis moeten teruggaan om een voorstel van het College te vinden, dat zoo weinig logisch is als dit voorstel, dat niet gebaseerd is op de adviezen, die het College van zijn technische adviseurs heeft gekregen, maar berust op het eigen inzicht van het Verbetering Kraaierbrug. (Wilbrink e.a.) College. Onlangs werd in den Eaad de vraag gesteld, of de zaken niet beter zouden gaan, wanneer het College alleen zich daarmede bemoeide en de Eaad er niet aan medewerkte bij deze zaak blijkt wel, dat het van eenige beteekenis is, dat de Eaad er over kan en mag oordeelen. Spreker hoopt, dat de meerderheid van den Eaad zich ter plaatse zoo goed van den toestand op de hoogte heeft gesteld, dat zij zich niet zal vereenigen met het voorstel van het College, maar wel het voorstel-Groeneveld zal aanvaarden. Indien men alleen de Kraaierbrug verbetert, zal men ten koste van groote bedragen slechts een gedeeltelijke oplossing van het verkeersvraagstuk daar ter plaatse verkrijgen. Op het oogenblik kan een trailer slechts de Hoogewoerd op draaien, wanneer de voertuigen, die op het stopteeken van den verkeersagent aan de rechterzijde van de Hoogewoerd zijn blijven staan, achteruitgaan. Het is verkeerd, het ver keer, dat nu over de Eijnbrug gaat, in de Kraaierstraat met het andere verkeer samen te persen. Het tijdelijke gemis van de Eijnbrug heeft reeds zoo'n groote stagnatie van het verkeer veroorzaakt, dat het eigenlijk onverantwoordelijk is, op deze wijze voort te gaan. Men moet nu niet voor de Kraaierstraat een brug leggen, die berekend is voor een verkeer, waarop de smalle Kraaierstraat zelf absoluut niet is berekend. Men kan nooit zeggen, hoe de toestand na 30 jaar zal zijn en daarom vindt spreker het voorstel van den heer Groeneveld zeer goed. Indien de Kraaierstraat in den tegenwoordigen toestand blijft, men bouwt een nieuwe Eijnbrug en behoudt de Kraaierbrug, verkrijgt men een behoorlijke en redelijke oplossing van het verkeersvraagstuk, die men niet zou ver krijgen bij de enkele verbreeding van de Kraaierbrug. Aan gezien het verschil tusschen de kosten van de halve oplossing en de goede oplossing niet zoo groot is, moet de Eaad niet den weg van het College volgen, maar het voorstel-Groeneveld aannemen. De heer Bosman sluit zich geheel aan bij het betoog van den heer Wilbrink. De verkeerswegen Noord-Zuid zijn over het algemeen onvoldoende en daarom acht hij het principieel verkeerd het verkeer, dat thans over twee bruggen plaats heeft, te concentreeren op een brug. De Kraaierstraat is in het geheel niet berekend op een drukker verkeer. Behoud van deze verkeersmogelijkheid lijkt spreker daarom noodig. Op den duur zal bovendien het straatverkeer toenemen, ten koste van het vervoer te water, doordat de gelegenheid om per auto te vervoeren zooveel goedkooper en beter wordt. Men krijgt dus vanzelf een grooter vervoer over die bruggen! Daarom kan spreker ook niet met het voorstel van het College meegaan, tenzij dit toezegt, dat ook de Eijnbrug er spoedig komt. Op zich zelf heeft spreker er niets tegen de Kraaierbrug wat breed te maken, maar men moet die niet zoo breed maken om de Bijnbrug te kunnen sluiten; dat zou spreker verkeerd vinden. De heer Schüller stond aanvankelijk in de Commissie van Fabricage op het standpunt, ingenomen in het rapport van den Commissaris van Politie, die zeer aandrong op ver betering van de Eijnbrug, maar is na bespreking meegegaan met het denkbeeld van de meerderheid van de commissie, nu belichaamd in het voorstel van het College. Spreker is echter zeer gevoelig voor adviezen; hij heeft een adres ont vangen van een hierbij betrokken persoon, welks argumenten toch wel gewicht in de schaal leggen en waar men handel en nijverheid moet bevorderen en niets in den weg leggen, meent spreker goed te doen door terug te komen op het door hem in de commissie nader ingenomen standpunt. Het zou beter zijn, wanneer het voorstel van het College aldus werd gewijzigd: „Verbetering van de Eijnbrug zal gelegenheid bieden na te gaan of het verkeer behoefte zal hebben aan een nieuwe Kraaierbrug; op dien grond geven wij U in overweging over te gaan tot den bouw van een nieuwe Eijnbrug." De heer Splinter heeft altijd op hetzelfde standpunt gestaan als de Eaad, dat eerst de Eijnbrug moet vernieuwd worden, alvorens aan de Kraaierbrug te beginnen. Het is voor spreker dus wel moeilijk met kracht en vuur een voorstel als dit van het College te verdedigen. Aanvankelijk in December 1933 achtte de Commissie van Fabricage, in afwijking van het rapport van den Directeur der Gemeentewerken, vernieuwing van de Eijnbrug alvorens tot vernieuwing van de Kraaierbrug over te gaan, noodzakelijk. Volgens het „brug- genrapport", waarbij ten aanzien van alle Leidsche bruggen, in verband met de vrij hooge kosten van onderhoud, bediening enz. onder oogen gezien is, of er, en zoo ja, welke, bruggen eventueel zouden kunnen verdwijnen, zou echter de Eijnbrug

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 7