MAANDAG 25 MAART 1935. 153 Tapvergunning ten behoeve van de Lustrumfeesten. (Bergers e.a.) De heer Bergers heeft tegen het verleenen van de gevraagde tapvergunningen geen bezwaar, maar wenscht, dat de hippische feesten in plaats van om 10 uur des Zondags om 12 uur zullen aanvangen, zoodat iedereen in de gelegenheid is de godsdienstoefeningen bij te wonen. Het latere tijdstip zal voor de feestelijkheden geen bezwaar zijn en men voor komt op die manier, dat spreker en anderen tegen het voorstel van het College stemmen. De heer van Eek sprak over het subsidie voor de drank- bestrijdersvereenigingen. Wanneer op alles bezuinigd moet worden, moet ook op dit subsidie een korting worden toe gepast en daarmede heeft de Raad bij de behandeling van de begrooting rekening gehouden. De heer Schiiller is geen geheel-onthouder, maar heeft er toch bezwaar tegen, dat de heer Bosman de opmerking maakt, dat de bekoorlijkheid van een feest wordt weggenomen, wanneer men geen drank schenkt. Spreker woont een enkelen keer een feest bij, maar dan bestaat er ook feestvreugde, zonder dat men drank gebruikt. De Voorzitter: De heer Beekenkamp spreekt gewoonlijk beter dan hij nu heeft gedaan. Nu heeft hij eenige onjuiste opmerkingen gemaakt. De toezegging, die spreker bij de behandeling van de begrooting heeft gedaan, heeft volmaakt geslagen op de vraag van den heer van Es, die sprak over de kermisver makelijkheden en niets anders. De heer Beekenkamp heeft nu getracht het nationale springconcours er bij te betrekken en dat is volkomen onjuist. Er zal geen harddraverij worden gehouden, maar wel een sportbetooging in den vorm van een springconcours. Misschien zal men zeggen, dat dit „klein" is, maar bij de toepassing van de Zondagswet moet men de uiterste voor zichtigheid in acht nemen, zooals ook den heer Beekenkamp niet onbekend is. Waar hier sprake is van een nationaal springconcours, moet men niet spreken van harddraverijen. Het College heeft het springconcours toegestaan na des middags 1 uur, één uur dus na afloop van de godsdienst oefeningen. De heer Beekenkamp sprak van harddraverijen, die niet onder den invloed van Bacchus gehouden moeten worden; het wordt tijd, dat de heer Beekenkamp eensnaar een dergelijke vertooning gaat kijken; overal worden con coursen gehouden, die niet geschieden onder den invloed van Bacchus. Dat misschien wel eenige toeschouwers een borrel willen drinken, is een geheel andere zaak. Spreker is met den heer van Eek eens, dat de invloed van den drank zeer slecht kan zijn, maar de heer van Eek ziet over het hoofd, dat een matig gebruik van alcohol mogelijk en ge oorloofd mag worden geacht. Men heeft in Amerika gezien, waartoe al te krasse maatregelen op dit gebied leiden. Het is niet aan te nemen, dat hier een te groot gebruik van sterken drank gemaakt wordt. De bedoeüng is de feesten hier te geven, gedeeltelijk ook om de Leidsche burgerij zooveel mogelijk daarin te laten deelen en daarvan te laten profiteeren. Volgens den heer van Eek had het Leidsch Studentencorps het voorbeeld moeten geven deze feesten te vieren zonder alcohol; dat zou heel aardig zijn, indien de bedoeling van de feesten was het alcoholisme te bestrijden; er is echter geen bezwaar tegen, dat de eerewijn geschonken wordt. Waarom zou men een vergunning in Oud-Hortuszicht weigeren? Het Leidsch Studentencorps heeft voor de ontvangst van de reünisten en van de studenten een gelegenheid noodig en heeft daarvoor Oud-Hortuszicht uitgekozen; deze inrichting heeft een verlof, maar als men bij die gelegenheid een ver gunning noodig acht, ziet spreker geen bezwaar zulks in dat speciale geval toe te staan; anders gaat men misschien naar een andere lokaliteit, waar men wel een vergunning heeft. Wat maakt dit nu voor een verschil? De wet opent de ge legenheid, een tijdelijke vergunning te geven. De Raad kan zonder eenig bezwaar aan inwilliging van dit verzoek mee werken. Volgens den heer van Eek behoeft men zich op die feesten niet te bedwelmen. Daartegen moet spreker bezwaar maken; hij gelooft niet, dat dat de bedoeling van dit feest is. Ook den heer van Eek raadt spreker aan dergelijke hip pische feesten te bezoeken. Hij zal dan kunnen zien, dat daar bedwelming niet zooveel voorkomt als hij meent. Spreker adviseert den Raad mede te werken aan de poging van het Leidsch Studenten Corps om hier een feestweek te organiseeren. De heer Beekenkamp uit zijn waardeering, dat het College niet toegestaan heeft, reeds des voormiddags op Zondag met deze feesten te beginnen, doch dat het daaraan uitdrukkelijk Tapvergunning ten behoeve van de Lustrumfeesten. (Beekenkamp e.a.) de voorwaarde heeft verbonden, dat zij pas na 13 uur be ginnen. Het is in zooverre een geruststelling, dat althans des Zon dagsmorgens het rumoer, dat een dergelijke festiviteit altijd met zich brengt, wordt voorkomen. Volgens den heer Coster is het een soort van sportbe oefening, waaraan geen feestelijkheden zijn verbonden, maar spreker las in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, dat aan de hippische feesten verschillende, aan spreker thans on bekende attracties zijn verbonden. Spreker ontkent niet, dat er verschil bestaat tusschen een springconcours en een harddraverij, maar dit doet niet ter zake, waar artikel 4 der Zondagswet uitdrukkelijk zegt, dat geen openbare vermakelijkheden op de Zondagen zullen gedoogd worden. Uit de omstandigheid, dat anderen dan studenten het sportfeest kunnen bijwonen, volgt luce clarius, dat het feest een openbare vermakelijkheid in den zin van artikel 4 der Zondagswet is. Spreker heeft gemeend deze opmerkingen te moeten maken, omdat men niet alleen zeer voorzichtig moet zijn met de toepassing van deze wet, maar ook nauwkeurig moet letten op ontduikingen daarvan. Spreker zou het prettig gevonden hebben, wanneer het hippische feest op een anderen dag werd gehouden, maar moet zich in de gegeven omstandigheden neerleggen bij het besluit van het College. Spreker stelde zich bij de bespreking van deze aangelegenheid op een zuiver wettelijk standpunt en laat het principieele buiten beschouwing, waarom men ook niet kan zeggen, dat zijn standpunt klein of achterlijk is. Spreker neemt aan, dat er geen misbruik van sterken drank zal gemaakt worden, maar had liever gezien, dat in dezen tijd, die versobering vraagt, degenen, die het goede voorbeeld moeten geven en straks vooraan moeten staan in de maatschappij, een andere houding hadden ingenomen. De heer van Eek betreurt het, dat men van meening is, dat feestelijkheden als waarover het nu gaat, niet zullen slagen, wanneer daarbij geen gelegenheid bestaat, sterken drank te gebruiken. Spreker vindt dit een ernstig feit en stelt er tegenover, dat menig groot arbeidersfeest zelfs geheel alcoholvrij plaats heeft. Het gehalte van een feest stijgt, wanneer geen alcohol gebruikt wordt. Degene, die sterken drank gebruikt, begint niet met de bedoeling om zich te bedwelmen, maar eindigt hiermede wel. Het gevaar is zooveel te grooter, wanneer men in een vroolijke stemming verkeert. Volgens den Voorzitter komt het bij studentenfeesten niet vaak voor. Spreker zou echter niet graag aansprakelijk zijn voor alle handelingen, die daarbij worden verricht en waarvan de studenten later spijt hebben, min of meer bedwelmd door sterken of anderen alcoholhoudenden drank. Dit kan men voorkomen door het voorbeeld te geven en dit feest te vieren zonder sterken drank. Spreker betoogt, dat de wetgever beperking van het drankgebruik heeft gezocht door het vaststellen van een maximum aantal vergunningen, dat slechts in bijzondere omstandigheden overschreden mag worden. Hij erkent, dat dit een bijzondere omstandigheid is; men behoeft evenwel niet van deze gelegenheid gebruik te maken; men verzwakt in zekeren zin de positie van den wetgever wanneer men als het niet noodig is de mogelijkheid van verstrekking van sterken drank uitbreidt. Spreker zal zijn stem aan dit voor stel niet geven. De heer Coster zegt, dat in 1910 bij de lustrumfeesten ook extra-vergunningen gegeven zijn. Het gaat om een feest in Leiden; een aantal jaren geleden moest een congres in Den Haag, waar alle Ministers tegenwoordig waren, onder voorzitterschap van oud-Minister Aalberse, die zelf geheel onthouder is, toen de eerewijn geschonken zou worden, geschorst worden voor een uur omdat er geen vergunning was. In dien tusschentijd werd aan de Kroon vergunning gevraagd. Yoor den middenstand beteekenen deze feesten een aardig inkomen en dit moet in dezen tijd niet tegen gewerkt worden door de overdrijving van de heeren Beeken kamp en van Eek. Spreker begrijpt niet, datde heeren zich zoo druk maken over misbruik; wanneer de feesten voorbij zijn, zullen zij overtuigd zijn, dat hun meening ver over dreven is. De heer Wilbrink is het niet eens met den heer Coster, dat de voorstelling, door de heeren van Eek en Beekenkamp gegeven, overdreven zou zijn. Spreker vindt het niet in den haak tegen dit voorstel te stemmen om redenen, daarbuiten gelegen, maar het beroep van den Voorzitter om mede werking te verleenen aan deze feesten, omdat de studenten hierin ook de burgerij zooveel mogelijk willen laten deelen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 5