152 MAANDAG 25 MAART 1935. Aankoop grond nabij Kamcrlingli Onneslaan; e.a. (Bcekenkamp.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XVIII en XIX besloten. Ook de heer Wilmer was inmiddels ter vergadering gekomen. XX. Voorstel tot aankoop van het perceel Hooigracht n°. G, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie I nummer 306, en tot vaststelling van den desbetreffenden bcgrootingsstaat. (61) De heeren Lombert en van Es wenschen geacht te worden tegen dit voorstel te hebben gestemd. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen komstig het voorstel besloten. XXI. Voorstel tot aankoop van een gedeelte van het terrein (met opstallen) van de afgebrande St. Petruskerk, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie A Xo. 1743 (ged.), en tot vaststelling van den desbetreffenden bcgrootingsstaat. (62) XXII. Praeadvies op het verzoek van de Nationale Commissie tegen het Alcoholisme in zake verlaging van het maximum aantal verloven A (verloven voor den verkoop van zwak- alcoholisehen drank). (63) Hierbij komt tevens aan de orde de adhaesiebetuiging van het Provinciaal Drankweer Comité aan het verzoek van de Nationale Commissie tegen het Alcoholisme. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XXI en XXII besloten. XXIII. Voorstel in zake het verleenen van een tapvergunning boven het vastgestelde maximum aan de Lustrum-Commissie 1935 van het Leidsch Studentencorps voor den duur van de Lustrumfeesten in 1935. (64) De heer Beekenkamp zegt, dat er bij de anti-revolutionnaire fractie ernstige bedenking tegen dit voorstel bestaat. Spreker en de zijnen hebben tegen de feestelijkheden op zich zelf, waarmede het Leidsche Studenten Corps het lustrum gepaard willen doen gaan, geen bezwaar, maar hebben wel bezwaar tegen het geven van deze feestelijkheden op Zondag. Spreker heeft vernomen, dat de hippische feesten op het terrein bij de Wilhelminabrug des Zondags om 10 uur zullen aanvangen. Bij de behandeling van de gemeentebegrooting voor 1935 heeft de Burgemeester in antwoord op de vraag van den heer van Es, of de kermisvermakelijkheden, welke ter gelegenheid van het lustrum zullen worden gegeven, op Zondag zullen plaats hebben, verklaard: „Inzake de kermis tijdens de lustrumweek kan spreker den heer van Es geruststellen; deze zal niet op Zondag gehouden worden." Spreker en de zijnen meenden uit deze pertinente verklaring te mogen afleiden, dat vrijwel elke feestelijkheid voor het publiek op den openbaren weg des Zondags niet zou doorgaan. Thans wil men het nationale springconcours des Zondags om 10 uur laten aanvangen. Heeft het plaatselijk bestuur reeds de beslissing in gevolg artikel 4 der Zondagswet genomen1? Zoo niet, dan is het gewenscht, dat het zich bedenkt, dat dit artikel dergelijke feestelijkheden, en met name ook harddraverijen, op den Zondag niet toestaat vóór het volkomen eindigen van alle godsdienstoefeningen. Spreker kan zich niet voorstellen, dat het College de gevraagde toestemming zal verleenen en hoopt, dat de Raad, die geroepen is de Wet na te leven, een bevredigende ver klaring van het College zal ontvangen. Deze zaak houdt onmiddellijk verband met het voorstel van het College met betrekking tot het verleenen van een tapvergunning. Aangezien het houden van hippische feesten gedurende de uren, die niet zijn toegestaan bij de Zondagswet, in strijd is met de openbare orde, zal spreker zijn medewerking niet geven tot het verleenen van eenige faciliteit, die de aantrekke lijkheid van dergelijke feestelijkheden zouden kunnen ver- hoogen. Spreker heeft bovendien op grond van zedelijkheids motieven bezwaar tegen het voorstel van het College. Zij, die de hippische sport beoefenen, moeten het toch niet doen in gezelschap van BacchusIn ieder geval kunnen zij daarbij den sterken drank zeer goed missen. Indien de Lustrum-Commissie 1935 wil recipieeren of een borrel wil laten drinken, zijn daartoe voldoende gelegenheden in de stad (b.v. De Burcht of de Stadsgehoorzaal). Spreker Tapvergunning ten behoeve van de Lustrumfeesten. (Beekenkamp e.a.) ziet niet in, waarom het noodzakelijk zou zijn, in dezen tijd van algemeene versobering buiten de reeds bestaande ge legenheden naar andere plaatsen te zoeken, waar men drank kan schenken. Indien spreker geen bevredigend antwoord van het College ontvangt, zal hij tegen het voorstel stemmen. De heer Coster zegt, dat het hier niet een hippisch feest betreft, zooals de heer Beekenkamp zegt, maar hippische sport. Wanneer andere sport, als voetballen en dergelijke, wordt toegestaan, valt daaronder de hippische sport even goed. Spreker begrijpt niet, dat de heer Beekenkamp zoo achterlijk is, dat hij deze vergunningen boven het maximum wil weigeren. De Gemeenteraad van Oegstgeest heeft zonder slag of stoot een vergunning verleend voor de roei wedstrijden op het Oegstgeesterkanaalspreker had verwacht, dat dit ook hier geen bezwaar zou ontmoeten. Spreker kan niet met den heer Beekenkamp meegaan. De heer van Eek zegt, dat voor „Oud-Hortuszicht", waarvoor nu een extra-vergunning wordt aangevraagd, reeds een verlof-A bestaater is dus reeds gelegenheid alcohol houdenden drank, zij het geen sterken drank, te gebruiken. Wat betreft de buitengewone vergunning voor het spring concours, spreker begrijpt ter wereld niet, waarom dat nationaal springconcours niet kan plaats hebben, zonder dat daarbij sterke drank moet worden gebruikt. Dit is wel een zeer sterk staaltje van het ingeworteld zijn van de alcoho lische drinkgewoonte in het Nederlandsche volk, dat een dergelijk feest niet kan plaats hebben zonder sterken drank te schenken. Spreker betreurt dit en kan, evenals eenige van zijn partijgenooten niet voor dit voorstel stemmen. Menig arbeidersfeest van zeker niet minder grooten omvang wordt volledig alcoholvrij gevierd. Waar het op het oogenblik mogelijk is, allerlei andere dan sterke dranken te verkrijgen, spijt het spreker zeer, dat het Leidsch Studentencorps geen gebruik heeft gemaakt van deze mooie gelegenheid een voorbeeld te geven aan het Nederlandsche volk, dat men ook feest kan vieren zonder zich te bedwelmen. Yelen komen in dezen tijd tekort, nu vooral is het gewenscht zich bewust te zijn van zijn groot verantwoordelijkheidsgevoel en er is daarvan geen grooter vijand dan de alcohol. Spreker weet, dat een dergelijk betoog niet veel zal geven hier in den Raad, die zelfs niet bereid was een paar honderd gulden subsidie aan de drankbestrijdersvereenigingen te geven; daaruit blijkt toch, dat men er geen groot belang bij betrokken acht, de alcoholische drank-gewoonte te bestrijden. Het is juist de taak van de drankbestrijdersvereenigingen het volk op de hoogte te brengen van de groote gevaren van den alcohol; daarom is het dus gewenscht de taak van de drankbestrijdersvereenigingen zooveel mogelijk te steunen. Spreker ontkent, dat dit wat anders is, zooals de heer Goslinga zegt; dit spruit voort uit dezelfde overtuiging. Het verleenen van een dergelijke vergunning ligt volkomen in de lijn van de wet; die opent de gelegenheid en heeft het oog daarop, maar spreker betreurt, dat de studenten van deze gelegenheid gebruik gemaakt hebben en hij zou het ook betreuren, wanneer de Raad daartoe toestemming gaf. De heer Bosman is het volkomen met den heer van Eek eens, dat drankmisbruik een groot kwaad is, en dat men daartegen zooveel mogelijk moet strijden, maar is hier niet een verregaande overdrijving in het spel? Festiviteiten van studenten passen geheel bij Leiden, de stad van het studentenleven en dat men er de eerewijn wil kunnen schen ken, vindt spreker zeer begrijpelijk. Het ligt toch niet in de bedoeling, zich daarom aan drank te buiten te gaan. Daarvoor heeft men trouwens elders nog gelegenheden genoeg, indien de gevraagde vergunning zou worden geweigerd. Studentenfeesten zijn geen dronke mansfeesten; onder de studenten bevinden zich ook vele drankbestrijders. Het gevaar door Mr. van Eek geschilderd, is bij de verleening van de gevraagde vergunning niet groot, naar het spreker toeschijnt. Spreker zou het klein en benepen vinden, wanneer men de feestviering op deze wijze trachtte tegen te werken. Wanneer de vergunning niet verleend wordt, zullen de feestelijkheden toch wel doorgaan, maar dan werpt het gemeentebestuur toch een hinderpaal op, waardoor een klein beetje van het bekoorlijke wordt weggenomen. Aangezien de studenten een voorname plaats innemen in het leven van de gemeente, moet het gemeentebestuur bij gelegenheden als deze zijn volle medewerking verleenen. Spreker zal dan ook voor het voorstel stemmen, overtuigd als hij is, dat het kwaad, waarvan hier gesproken is, niet bestaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 4