MAANDAG 25 MAART 1935. 161 (Goslinga e.a.) de verkiezing van den Gemeenteraad gaarne overwegen, weer eens meerderen in de gelegenheid te stellen dit te doen, maar het moet niet meer geld kosten. De heer Coster zegt nu: „dat behoeft ook niet'", maar nu een inschrijving is gehou den en iemand het voor een lager bedrag heeft aangenomen, kan het ineens voor veel minder. De heer Schüller vraagt of het College al een beslissing heeft genomen over de uitvoering van de vernieuwing van de TJtrechtsche brug in werkverschaffing dan wel als normaal werk, waar de Commissie van Fabricage geadviseerd heeft, deze vernieuwing als normaal werk te doen uitvoeren. De Voorzitter zegt, dat het College, in overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage, besloten heeft de vernieuwing van de Utrechtsche brug als normaal werk te doen uitvoeren. De heer Lomhert zegt, dat op 28 Januari en 18 Februari in De Burcht vergaderingen hebben plaats gehad van den Nieuw-Malthusiaanschen Bond. Spreker acht het ongewenscht, dat aan een dergelijke vereeniging een zaal wordt afgestaan, die aan de gemeente behoort. Nu zal men zich op het pacht- contract beroepen, maar dan dringt spreker er zeer sterk bij het College op aan om bij de vernieuwing van het contract daarin een bepaling op te nemen, dat aan een dergelijke ver eeniging geen lokalen mogen worden afgestaan. Liever zou (Lombert e.a.) het spreker echter zijn, wanneer het College een weg kon vinden om nog tijdens het loopende contract zoodanige maat regelen te treffen, dat dit niet meer kan voorkomen. De heer Kooistra vraagt hoe het staat met de goedgekeurde bouwplannen van woningbouwvereenigingen.' De heer Splinter zegt, dat het bestek van de plannen van Tuinstadwijk pas ingekomen is en op verzoek van den heer Schüller den eerstvolgenden keer nog eens in de Commissie van Fabricage komt. Het plan van Ons Doel zal eerstdaags worden aanbesteed; het plan van Werkmanswoningen komt nog deze maand binnen. De Voorzitter antwoordt den heer Groeneveld, die zich in de raadszitting van 22 October j.l. beklaagde over de hooge plaatsing van de straatnaamborden, dat het College dit heeft doen onderzoeken. Inderdaad is gebleken, dat die borden nogal eens te hoog zijn aangebrachtden laatsten tijd zijn echter de naamborden aangebracht op een hoogte, varieerende van 2,70 M tot 3.10 M uit de straat gemeten, zoodat de opschriften des avonds en des nachts beter te lezen zullen zijn. Indien ter plaatse voortuinen zijn worden de naamborden zooveel mogelijk op palen geplaatst. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 13