158 MAANDAG 25 MAAET 1935. Verbetering Kraaierbrug. (Voorzitter e.a.) College allereerst gewezen heeft op de Kraaierbrug. Daar door is het College tot dit voorstel gekomen. Dat het College ook de stukken van de Rijnbrug in de Leeskamer er bij gelegd heeft, was om den raadsleden het geheele verloop van deze quaestie te laten zien. Een beoordeeling van de Commissie of van het College van het plan voor de Rijnbrug was er echter niet bij, en kon ook niet gegeven worden, omdat het College het nooit in dat opzicht bekeken had. Het College is er voor, dat het voorstel-Groeneveld om praeadvies in zijn handen gesteld wordt, juist om gelegenheid te hebben de Commissie van Fabricage deze stukken nog eens voor te leggen en haar oordeel daarover te vellen en daarmede den Raad in kennis te stellen. Door aanneming van het voorstel-Groeneveld zou besloten worden de ontworpen brug te bouwen en het kan zijn, dat het College en de Commissie van Fabricage daartegen bedenkingen hebben. Met spoed heeft het niets te maken; het College is bereid dezelfde snelheid te betrachten bij het samenstellen van het praeadvies als het zou doen bij de indiening van de plannen tot vernieuwing van de Rijnbrug. De heer Groeneveld wil de Commissie van Fabricage niet de bevoegdheid ontnemen over een zaak te adviseeren, maar er is toch iets zeer belangrijks veranderd. De Commissie stelt zich op het standpunt van het CollegeKraaierbrug verbree- den en Rijnbrug misschien afbreken, maar nu is wel gebleken, dat zeer vele raadsleden het daarmee niet eens zijn, maar een uitspraak van den Raad in die richting is er nog niet. Kan nu daaruit alleen worden geconcludeerd, dat Fabricage de zaak nog eens moet bekijken! Wanneer de Commissie haar standpunt handhaaft, wordt men ook niets wijzer. Spreker verwacht natuurlijk, dat de Commissie van Fabricage de zaak in dezen geest zal beschouwen, dat als het ware door den Raad een motie is aangenomen, uitsprekende dat een oplossing als door spreker voorgesteld beter is. Anders geeft het zenden naar de Commissie van Fabricage niets. De Voorzitter zegt, dat intusschen al een van de leden van de Commissie van standpunt is veranderd en voor het denk beeld van den heer Groeneveld gewonnen isdat lid is dus zoo klaar met zijn studie van dit plan. Toch is het verstandig, dat de Commissie nog eens het plan zelf bekijkt; daarover heeft zij nog geen oordeel uitgesproken. De heer Wilbrink zegt, dat er plannen liggen voor een nieuwe Rijnbrug en voor de verbreeding van de Kraaierstraat. Wie heeft opdracht gegeven om die plannen te maken? Fabricage begint niet uit zich zelf aan die dingen! Natuurlijk moet het College dat gedaan hebben, desnoods op verzoek van de Commissie. Nu worden die twee plannen ingediend. De Voorzitter: Er wordt er één ingediend. Toevallig was daarbij het plan, dat ingekomen was, maar dat door de Commissie op zijde geschoven is. De heer Schüller zegt, dat de heer Wilbrink het toch wel eenigszins te simpel voorstelt. De Commissie van Fabricage heeft wel degelijk haar oordeel gevestigd op grond van de rapporten over dit vraagstuk uit het oogpunt van het verkeer. Spreker geeft den Voorzitter nu toe: niet technisch, maar het vraagstuk als zoodanig, zooals het door het College aan de orde is gesteld, is volledig in de Commissie besproken; het behoeft dus niet meer behandeld te worden. De vraag is alleen maarkan straks de commissie op technische gronden meegaan met een eventueele teekening van de Rijnbrug. Maar daarvoor heeft men geen praeadvies noodig. Als vandaag het voorstel- Groeneveld aangenomen wordt en het College dus weet, dat de Raad in principe wil vernieuwing van de Rijnbrug, kan het Gemeentewerken opdragen, direct een nieuwe Rijnbrug te ontwerpen. De globale raming van 60.000.voor de Rijnbrug is gebaseerd op een rapport van Gemeentewerken; de Raad is dus volledig ingelicht. Als het College het voorstel- Groeneveld in praeadvies neemt, kan het niet meer mede- deelen dan het al gedaan heeft; alleen kan men straks bij de stukken krijgen een teekening van de brug, maar wat nu is meegedeeld over de Rijnbrug blijft precies hetzelfde. Spreker heeft niet gezegd, zooals de heer Wilmer beweert, dat hij de zaak nog eens wilde overdenken; maar alleen, dat hij in den tijd tusschen de vergadering van de Commissie van Fabricage en deze raadszitting de zaak nog eens overdacht heeft en in aanmerking genomen heeft het door hem ontvangen adres. Dat is geen politiek van sprekers partijgenooten tusschen twee haakjes, maar dat is politiek van den heer Wil mer, tusschen twee haakjes. De heer Manders meent toch, dat in de Commissie van Fa bricage de zaak eenigszins anders bekeken is; het is ook niet Verbetering Kraaierbrug; e.a. (Manders e.a.) zooals de heer Schüller wil doen voorkomen. De Commissie heeft bekeken de Rijnbrug en de Kraaierbrug, zooals die daar ter plaatse lagen; zij kwam tot de conclusie, dat de Kraaierbrug voorging, maar aan de Rijnbrug is niet veel aandacht besteed. Bij vernieuwing moet daaraan meer aan dacht besteed worden, ook uit het oogpunt van het verkeer. Komt dit punt niet in aanmerking, door de Verkeerscommissie nader bezien te worden? Dan krijgen de heeren Wilbrink en Groeneveld daarin heel wat te vertellen en behoeven zij dus ook niet te denken, dat aan hun denkbeelden niet voldoende aandacht besteed zal worden. Zoowel de Verkeerscommissie als de Commissie van Fabricage moet dit onder oogen zien. Wordt zonder hoofdeüjke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten, het voorstel van den heer Groeneveld te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies, in verband waarmede het voor stel van Burgemeester én Wethouders voorloopig wordt aan gehouden. XXXI. Praeadvies op het voorstel: a. van den heer Sehoneveld c.s. in zake verlaging van het enkeltarief voor clcctiieiteit; b. van den heer Tobé in zake vaststelling van een uniform clectriciteitstarief voor winkels en daarmede gelijk te stellen inrichtingen. (71) Is van de agenda afgevoerd. XXXII. Voorstel: a. om afwijzend te beschikken op de verzoeken van den Algemeenen Ventersbond van Leiden en den Leidschen Markt- en Straatkoopliedenbond „Samenwerking", in zake ordening met betrekking tot den straathandel; b. tot wijziging van de verordening op de straatpolitie. (44 en 45). De Voorzitter stelt allereerst aan de orde punt a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Bergers zegt, dat bij aanneming van het onge wijzigde voorstel van het College voor de bona fide Leidsche koopüeden niets wordt gedaan tegen de plaatsen, die niet alleen een ventvergunning, maar ook een ventverbod kennen. Zoo worden uit een plaats als Katwijk, die des zomers hoofd zakelijk bestaat van het bezoek der dagjesmenschen uit Leiden, de ijsco-venters geweerd. Spreker vraagt, of het niet gewenscht is met het nemen van een beslissing te wachten, tot het resultaat bekend is van het overleg, dat volgens de toelichting van het voorstel met den Minister van Binnen- landsche Zaken wordt gevoerd. De Voorzitter ziet geen aanleiding om deze zaak aan te houden. De mededeeüng, dat op de beide verzoeken afwijzend is beschikt, zal in het geheel geen invloed hebben op de po ging van het College om in overleg met den Minister van Binnenlandsche Zaken een zoodanige regeling te treffen, dat aan de locale protectie een einde wordt gemaakt. Het College acht een toestand, zooals in Katwijk bestaat, niet gewenscht het terrein van de gemeente moet niet voor de gemeentenaren gereserveerd worden. Er bestaat derhalve voor den Raad geen bezwaar om over eenkomstig het voorstel van het College afwijzend te beschik ken. De heer Coster vraagt, of de zaak opnieuw onder de oogen kan worden geizen, wanneer de gemeente Katwijk het ver zoek afwijst. De Voorzitter beantwoordt deze vraag bevestigend. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig punt a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde de verordening sub b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer van Eek juicht in het algemeen het standpunt toe, dat het College ten aanzien van het venten inneemt. De inge zetenen hebben inderdaad ontzaglijk veel last van het venten met koopwaren zonder eenige waarde, dat eigenlijk neerkomt op een verkapte bedelarij. Wanneer men echter dengenen, die op die manier probeeren zich een kleine verdienste of bijverdienste te verschaffen, het middel ontneemt om in zekeren zin in hun levensbehoeften te voorzien, moet de zekerheid bestaan, dat deze personen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 10