Leopold Hermanus de Leeuw. Louis Aaron de Leeuw. 65 Ten slotte wordt voorgesteld in het tweede lid van het nieuwe artikel 4 (art. III) een bepaling op te nemen, krachtens welke de kostelooze aanleg door Leiden van muntgasbinnen- 1 ei dingen in de daarvoor in aanmerking komende woningen te Voorhout tot twee jaren na het in werkingtreden van deze overeenkomst, dus tot 1 Januari 1937, beperkt wordt. Behalve omtrent wijziging van de bovenbedoelde over eenkomst zijn met het gemeentebestuur van Voorhout ook onderhandelingen gevoerd omtrent een herziening van de met die gemeente gesloten stroomleveringsovereenkomst. Het gemeentebestuur van Voorhout verklaarde zich bereid aan een verlenging van den duur dezer overeenkomst met 16 jaren mede te werken (art. I), wanneer het woonhuis tarief, voor zoover het de ,,per maand verbruikte meerdere K.W.U." betreft, bedoeld in art. 10 sub c der Electriciteits- verordening, voor de ingezetenen van Voorhout, evenals voor die van Leiden, op 5 cent per K.W.U. werd gesteld (thans betaalt men te Voorhout 6 cent per K.W.U.) en indien de stroomprijs voor de openbare verlichting op een lager bedrag per eenheid werd bepaald. Een en ander is, aan gezien tegen inwilliging van deze verzoeken geen bezwaar bestond, in art. II van de concept-overeenkomst geregeld. Volledigheidshalve zij ten slotte nog medegedeeld, dat de Directeur, om de medewerking van het gemeentebestuur van Voorhout tot verlenging van den duur der overeenkomst te verkrijgen, mede heeft toegestemd in het laten vervallen van een annuïteit, groot 1.428.welke, krachtens een tusschen Burgemeester en Wethouders van Voorhout en den Directeur gesloten overeenkomst, tot 1943 door Voorhout had moeten worden betaald wegens den aanleg van een laagspanningsnet in 1918. Op grond van het bovenstaande geven wij Uw College in overweging den Baad voor te stellen over te gaan tot wijzi ging van: a. de op 20 October 1923/8 Februari 1924 met de gemeente Voorhout gesloten overeenkomst betreffende de levering van gas in de gemeente Voorhout door de Stedelijke Gasfabriek te Leiden, overeenkomstig het hierbijgaand concept I; b. de op 13 Juni 1914 met de gemeente Voorhout gesloten overeenkomst betreffende de levering van electriciteit in de gemeente Voorhout door de Stedelijke Electriciteitsfabriek te Leiden, overeenkomstig het hierbijgaand concept II. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, T. S. Goslinga, Voorzitter. J. A. y. d. Stok, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 81. Leiden, 5 April 1935. In de U bekende missive van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen d.d. 25 Juli 1931, waarin deze namens de Begeering aandrong op behoud van den ouden gevel van het Baadhuis aan de Breestraat, deed Zijne Excellentie tevens een toezegging in zake het verleenen van geldelijken steun van wege het Bijk en de Provincie Zuid- Holland ten aanzien van de kosten van herstel en con solideering van dien gevel. Toen de plannen van de 5 architecten waren ingezonden en de Baadhuis-Adviescommissie daarover haar oordeel had uitgesproken, kwamen wij in ons schrijven van 15 September 1933 bij den Minister op die toezegging terug. Ofschoon de Minister, evenals zijn ambtsvoorganger, welwillend bleek te staan tegenover onze subsidieaanvrage en onverwijlde behandeling van onze aanvrage toezegde, ontvingen wij eerst bij missive van 15 December j.l. het bericht, dat de Minister bereid was te bevorderen, dat aan onze gemeente een Bijksbijdrage werd verleend van 50 der op ƒ220.000. geraamde kosten van den wederopbouw van den ouden gevel tot een maximum van 110.000.en dat bij Hoofd stuk VI van de Bijksbegrooting voor 1935 een principieele uitspraak van de Staten-Generaal dienaangaande zou worden uitgelokt. Nu de Staten-Generaal inmiddels een uitspraak in den door den Minister voorgestelden zin hebben gedaan, geven wij Uwe Vergadering, onder verwijzing naar de ter inzage liggende missive van den Minister en onder mededeeling, dat bij Gedeputeerde Staten dezer provincie op toekenning van een provinciale bijdrage ad 25 is aangedrongen, in overweging machtiging tot aanvaarding van een Bijks bijdrage van 50 der kosten van den wederopbouw van den ouden gevel van het Baadhuis aan de Breestraat tot een maximum van 110.000.onder de daaraan ver bonden voorwaarden, te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 82. Leiden, 5 April 1935. In hun hieronder afgedrukt adres verzoeken L. A. de Leeuw en L. H. de Leeuw, kooplieden te Amsterdam, Uwe Ver gadering te willen besluiten, dat op werkdagen op door U te bepalen uren in het aan hen toebehoorend fabrieksgebouw aan de Os- en Paardenlaan markt zal mogen worden gehouden. Omtrent dit adres hebben wij het advies ingewonnen van de Commissie voor den Markt- en Havendienst, dat in de Leeskamer ter visie is gelegd en waarmede wij ons kunnen vereenigen. Ook naar onze meening is het verzoek, algemeen als het luidt, voor inwilliging niet vatbaar. Een eerste eisch toch, dien men aan een tot Uwe Vergadering gericht verzoek niet alleen mag, doch ook moet stellen, is wel deze, dat de strek king daarvan duidelijk en concreet zij, opdat met volledige kennis van zaken een weloverwogen beslissing kan worden genomen en opdat men later niet voor gevolgen wordt geplaatst, die men misschien niet heeft voorzien, doch die men, waren zij bekend geweest, zeker niet zou hebben ge wild. Zoolang dus de strekking van het verzoek niet duidelijk is, zoolang zelfs, gelijk uit de stukken blijkt, adressanten zeiven daaromtrent nog in het onzekere verkeeren, kan onzes inziens van inwilliging van zoodanig verzoek geen sprake zijn. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien, met verwijzing voor zooveel noodig naar de ter visie gelegde stukken, in overweging op het verzoek afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de Baad van de Gemeente Leiden. Geven eerbiedig te kennen: Louis Aaron de Leeuw, Leopold Hermanus de Leeuw, beiden koopheden, wonende te Amsterdam, kiezende ver zoekers te dezer zake woonplaats te Leiden aan de Breestraat No. 19 ten kantore van de advocaten Mrs. E. A. Cosman en C. J. Goudsmit; dat verzoekers zijn eigenaren van de fabriek staande en gelegen te Leiden aan de Os- en Paardenlaan, kadastraal bekend Sectie K., aan Uw Baad welbekend, groot ongeveer 3000 M2, in welke fabriek destijds een tapijt- en matten- fabriek werd gedreven; dat verzoekers te rade zijn gegaan deze fabriek te verhuren als overdekte markt aan marktkooplieden dat de voordeelen van een dergelijke exploitatie voor de marktkoopüeden eenerzij ds en voor de Leidse burgerij anderzijds duidelijk zijn; dat immers de marktkooplieden, wanneer zij in het fabrieks gebouw van verzoekers hun bedrijf mogen uitoefenen gevrij waard zijn tegen storm- en regenvlagen en koude, en tegen bederf van hun koopwaren, terwijl wanneer de Leidse burgerij in het fabrieksgebouw haar inkopen kan doen, zij zonder twijfel in niet geringe mate zal profiteren van het feit dat zij zulks in een beschutte en afgesloten ruimte kan verrichten dat om bovengenoemde redenen dan ook in schier alle belangrijke steden zogenaamde markthallen zijn opgericht, veelal door de gemeente gefinancieërd (b.v. te Amsterdam); dat verzoekers van oordeel zijn dat, waar hun fabriek zich bij uitstek leent voor bovengenoemd doel en de gemeente zonder enig financieel risico blijft wanneer aan verzoekers de gevraagde toestemming wordt verleend, zij de vrijheid mogen nemen ingevolge artikel 1 van de verordening op de markten van 26 Mei 1898, laatstelijk gewijzigd bij verordening- van 25 September 1922, aan Uw Baad te verzoeken te besluiten dat op werkdagen op door Uw Baad te bepalen uren in voormeld gebouw markt zal mogen gehouden worden. Amsterdam, 9 Januari 1935.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 3