MAANDAG 25 FEBRUARI 1935. 125 S alaris r eg el ing Gemeen teper s oneel. (Kuipers e.a.) langeren diensttijd, maximaal 55 uur per week en verrichten ook continudienst. Verhooging van het voorgestelde loon met 0.50 per week is naar sprekers inzicht zeer billijk. De heer Tepe heeft het alleen gezegd ten aanzien van de ambtenaren en niet ten aanzien van de werkliedende laatsten hebben een goed loon. De heer Kuipers kan zich met de loonpolitiek van het College niet vereenigen. De loonsverlaging is niet in het belang van den middenstand, aangezien zij de koopkracht vermindert en men het geld maar één keer kan uitgeven. In het Georganiseerd Overleg hebben de vertegenwoordigers van alle vakbonden dan ook aangedrongen op verhooging van de minimum en maximum salarissen van het politie personeel. Men heeft in de Commissie overeenstemming bereikt, nadat verschillende voorstellen waren ingetrokken. Een voorstel om de salarissen met 0.50 per week te ver- hoogen, werd aangenomen met alleen de stem van den heer Tepe tegen. Volgens de vertegenwoordigers van de vak bonden gaan de salarissen van de Rijksveldwachters boven de voorgestelde salarissen van de agenten 2e klasse uit. In het Ingekomen Stuk zegt het College, dat de door den Minister aangegeven normen meer dan richtcijfers zijn en in acht genomen moeten worden. Spreker vereenigt zich met hetgeen de heer Eikerbout te dien aanzien heeft gezegd. In zijn brief van 4 September 1934 heeft de Minister het College de volgende normen medegedeeld: Agent op proef 1.400.agent 2de klas 1.500.1.700.agent 1ste klas 1.750.1.950.Deze bedragen komen ongeveer overeen met hetgeen door het Georganiseerd Overleg in meerderheid is aangenomen. Bovendien gaat van deze salarissen nog 10 pensioenkorting af, zoodat een agent 2de klasse in handen krijgt als minimum ƒ26.10 en als maximum ƒ29.70. Een agent 1ste klasse krijgt als minimum 30.60, als maximum ƒ34.20. Ook het klassenstelsel kon in het Georganiseerd Overleg niet de goedkeuring der vakbonden wegdragen; spreker is daarvan ook een beslist tegenstander; in de grootere ge meenten is het allang afgeschaft. Bovendien heeft de Raad besloten tot samenvoeging van politie en brandweer, zoodat het politiepersoneel dus binnen kort tot brandweer zal worden gepromoveerddaardoor wordt dus zijn taak zwaarder en niet zonder levensgevaar. De Burgemeester acht, blijkens Ing. Stuk No. 20 het minimum-salaris van 28.50 voor de jonge agenten voldoende, omdat dezen aan het begin van hun loopbaan staan, en in het algemeen ook agent 1ste klasse kunnen worden. In het algemeen is dit juist, maar daarvoor zijn vereischt een diploma, geschiktheid, ijverig en flink optreden, enz. Er kunnen omstandigheden zijn, waardoor men dezen rang bijna niet behaalt. Dat het salaris voor deze omvangrijke groep zelfs boven het tegenwoordige loon zou uitgaan, is spreker niet duidelijk en uit de stukken ook niet aangetoond. Spreker stelt dan ook voor de loonen van de agenten 2de en 1ste klasse met 0.50 per week te verhoogen. Met 4 éénjaarlijksche verhoogingen van 1 gulden. Dit is hetzelfde voorstel als in het Georganiseerd Overleg met algemeene stemmen, behalve die van den Wethouder, is aangenomen. De Minister zegt uitdrukkelijk in zijn circulaire, dat het geenszins de bedoeling is, ,,dat de Rijkssalarisregeling door de gemeente Leiden in haar geheel wordt overgenomen". Spreker hoopt, dat zijn medeleden zijn voorstellen zullen steunen. De heer van Weizen wijst er op, dat deze salarisherziening in het bijzonder de laagst bezoldigden treft. Het College tracht dit in het Ingekomen Stuk te camoufleeren door de opmerking, dat voor de onderscheiden groepen de minimum- loonen slechts de aanvangsloonen zijn; dat het personen betreft, die bij den aanvang van hun loopbaan staan, kan niettemin het principieel karakter van deze algemeene verlaging doen blijken. In de onlangs door den Minister- President, den heer Colijn, gehouden redevoering is bepleit een aanpassing in sneller tempo door reeksen van bezuini gingsmaatregelen, die moesten worden getroffen. Deze voor stellen van het College, die dienen om de salarissen van het gemeentepersoneel in overeenstemming te brengen met de salarissen van het Rijkspersoneel, komen in sommige op zichten dat algemeene salarispeil van het Rijk zeer nabij de Rijkssalarissen hebben op het oogenblik een peil bereikt, waarop er bijna niets meer af kan. De voorgestelde ver schuiving der periodieke verhoogingen, waardoor de be trokkenen in het algemeen langer dan voorheen op hun salaris blijven staan, beteekent in wezen een aanzienlijke, procentueele loonsverlaging. Wanneer men dan hier hoort Salarisregeling Gcmeenlcpersoncel. (van Weizen e.a zeggen, dat de hier verdiende loonen in het algemeen niet zoo bijzonder getroffen worden door deze herziening, dan wijst spreker er op, dat Leiden altijd een van de gemeenten geweest is, waar aan het gemeentepersoneel de laagste loonen werden betaald. Spreker heeft bij zich een overzicht van liet Centraal Bureau voor de Statistiek, van de loonen in alle gemeenten boven de 20.000 inwoners, waaruit blijkt dat de salarissen in plaatsen als Alkmaar, Almelo, Breda en Delft, die veel minder inwoners hebben dan Leiden, in het algemeen gunstiger geregeld zijn dan hier, ook nu nog. De heer Goslinga: Zeker een oud staatje! De heer van Weizen zegt, dat het een vergelijkend over zicht is van de loonen, die op 1 Juli 1933 en 1 Juli 1934 in die plaatsen werden betaald. In slechts enkele van die ge meenten en zeker niet in die, welke spreker met name heeft genoemd, zijn nadien wijzigingen aangebracht, welke met de door het College voorgestelde niet op één lijn kunnen gesteld worden. Wanneer men op grond van den financieelen toestand van de gemeente de noodzakelijkheid van de voorgestelde salaris herziening bepleit, wijst spreker er op, dat een vergelijking met de loonen en salarissen, welke betaald worden in de gemeente Schiedam, die door haar kleiner zielental en haar grooter aantal werkloozen zeker niet in gunstiger financieele omstandigheden verkeert dan de gemeente Leiden, de thans voorgestelde herziening niet wettigt. Het College volgt in dit opzicht een lijn, die volkomen in overeenstemming is met wat door de meest consequente voorstanders van loonsverlaging op dit oogenblik in Neder land wordt bepleit. Dit moet voor ieder, maar in het bijzonder voor het gemeentepersoneel, de aanleiding zijn om zich met kracht tegen dit voorstel te verzetten. Indien inderdaad in de Commissie voor Georganiseerd Overleg tevredenheid met deze herziening was te consta- teeren, blijkt daaruit slechts, dat ook door de vakorganisaties een politiek wordt gevoerd, die in wezen volkomen overeen stemt met de politiek van het College, al is er misschien sprake van eenig verschil in tempo. Spreker heeft wel gestemd voor het voorstel van orde van den heer van Eek, maar was het niet eens met diens motiveering, waarin ruimte werd gelaten voor de mogelijk heid van aanvaarding van de verslechtingen en waarin althans niet tot uitdrukking kwam, dat de heer van Eek zich in zijn fractie principieel had verklaard tegen elke voor gestelde of alsnog voor te stellen verslechting van de positie van het overheidspersoneel. Hieruit kan men alleen de conclusie trekken, dat de sociaal-democraten zich niet onder alle omstandigheden zullen verzetten. Dit symptoom moet voor de arbeidersklasse in haar geheel en de groep van het gemeentepersoneel in het bijzonder aanleiding zijn om hun vertegenwoordigers aan de ooren te trekken en hun te zeggen, dat een dergehjke houding voor degenen, die stelling willen nemen tegen deze afbraakpolitiek niet in elk geval getolereerd kan worden. Met eenige van de ingediende amendementen kan spreker zich niet vereenigen. Met het voorstel om in de positie van het lagere politie personeel eenige verbetering te brengen, gaat spreker accoord. Tegen de voorstellen, die betrekking hebben op den kinder toeslag heeft spreker principieele bezwaren. Op blz. 16 van het Ingekomen Stuk wordt er op gewezen, dat voor de periodieke verhoogingen aansluiting is gezocht bij de bestaande: Rijksregeling en dat de periodieke verhoogingen slechts toegekend zullen worden bij voldoende bekwaamheid, ge schiktheid en dienstijver en dus niet automatisch, zooals totnutoe. Spreker vreest, dat hier een addertje onder het gras schuilt. Spreker staat niet op het standpunt, dat be kwaamheid en dienstijver geen factor kunnen en moeten vormen en in het algemeen moeten meespreken bij de toe kenning van de periodieke verhoogingen, maar vreest wel, dat dit aanleiding kan geven tot willekeur, in dien zin, dat het op grond van deze zinsnede mogelijk zal zijn, bepaalde ambtenaren of werklieden, die inzake de naleving van deze regeling bepaalde meeningen verkondigen en tot het uiterste verdedigen, aan te bevelen als niet in aanmerking komende voor periodieke verhoogingen. Ook in de kringen van het gemeentepersoneel wordt deze zinsnede beschouwd als een bepaling, die een belangrijke verslechting in zijn positie kan beteekenen. Spreker steunt het voorstel-Lombert-Schoneveld (No. 8), omdat hij de voor de boden voorgestelde salarisverlaging, in aanmerking genomen hun arbeidsprestatie, een zoo groote verslechting acht, dat deze nader herzien zal moeten worden. Waar het verschil in arbeidsprestatie deze belangrijke ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 9