MAANDAG 25 FEBRUARI 1935. 123 Salarisregeling Gemecntepersoneel. (Tepe e.a.) en dat ook den heer van Eek onwaardig is, niet aan te nemen. De heer Goslinga constateert een groote tegenstrijdigheid tusschen de argumentatie van den heer van Eek en het voorstel, waartoe deze ten slotte is gekomen. Het gemeentebestuur moet volgens den heer van Eek niet direct gevolg geven aan den aandrang, die van boven af wordt geoefend; het heeft dit niet gedaan, zooals nit de correspondentie kan büjken. Het gemeentebestuur moet volgens den heer van Eek zooveel mogelijk naar eigen inzicht handelen; het heeft dit gedaan en het heeft getracht, met behoud van zijn eigen inzicht en zijn eigen systeem, zooveel mogelijk te voldoen aan de wenschen van den Minister en Gedeputeerde Staten. De heer van Eek wil niet anders dan dat het gemeente bestuur zijn eigen inzicht prijsgeeft en de zaak van hooger hand wordt vastgesteld, zonder dat daarbij met het inzicht van het gemeentebestuur rekening wordt gehouden. De heer van Eek, die den mond vol heeft van gemeentelijke autonomie, vermoordt met zijn voorstel de autonomie van de gemeente. De heer van Eek zegt, dat hij met zijn voorstel bedoelt den Raad te doen verklaren, dat het voorstel van het College onaannemelijk is. Daaruit spreekt niet de overtuiging, dat er geen oogenblikken kunnen komen, waarop ook het over heidspersoneel door een korting op de loonen en salarissen moet bijdragen in de verlichting van de lasten der gemeente. Dit moet dan echter op een gansch andere manier geschieden dan nu wordt voorgesteld. Wanneer een gemeente in nood verkeert, moeten forsche maatregelen genomen worden en kan het noodzakelijk zijn tot het gemeentepersoneel te zeggennu is het ook uw beurt. Men moet dan echter trachten de minimum inkomens zooveel mogelijk te sparen en vooral hen te laten bijdragen, die de bijdrage kunnen missen zonder dat zij daardoor buitengewoon worden benadeeld. Wanneer spreker dit voorstel afwijst, beteekent het niet, dat hij en de zijnen niet bereid zijn, aan een ander voorstel mede te werken. De heer Goslinga merkt op, dat men daartoe de kans niet meer heeft, aangezien de maatregel op 1 Maart 1935 moet ingaan. De heer van Eek constateert, dat het College dan ook ver schrikkelijk laat met het voorstel is gekomen en hij daaraan niets kan doen. Men mag dus niet tot de conclusie komen, dat de sociaal democratische fractie het Burgemeester en Wethouders onmogelijk wil maken een bedrag van 25.000.te bezuinigen. De heer Tepe merkt op, dat het niet om die 25.000.gaat. De heer van Eek meent, dat wanneer alle gemeentebesturen duidelijk hadden gezegd, dat zij zich niets aantrokken va(n wat de Minister wilde, deze misschien tot andere gedachten zou zijn gekomen en men met de medewerking van de Kamer leden had kunnen probeeren den Minister tot een ander inzicht te brengen. In Nederland is gelukkig nog geen dictator! Spreker ziet niet in, waarom de Minister niet tot inkeer gebracht zou kunnen worden, wanneer bij de Raadsleden in het algemeen het inzicht bestond, dat indien er bezuinigd moet worden, het zoo dient te geschieden, dat zoo min mogelijk schade wordt aangebracht. Wanneer men zich terugtrekt, indien de Minister zeer duidelijk van zijn inzicht heeft doen blijken, is de zaak verloren. De Eaad draagt echter zijn eigen verantwoordelijk heid; hij moet het niet goedkeuren, maar wel zeggen, dat de Minister ten slotte maar de maatregelen moet nemen, die de Minister zelf noodig oordeelt. Spreker is een voorstander van het Georganiseerd Overleg het is goed, dat de vertegenwoordigers van het gemeente bestuur met de vertegenwoordigers van de organisaties van het personeel met elkaar beraadslagen over de maatregelen, welke ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden dienen genomen te worden. Het besluit van het Georganiseerd Overleg kan en moet natuurlijk in menig geval tot leidraad strekken aan de overheid. Ten slotte behoudt echter het gemeente bestuur zijn eigen verantwoordelijkheid en is de Commissie voor Georganiseerd Overleg niets anders dan een adviseerend lichaam. Spreker is bereid en vindt het goed rekening te houden met het besluit der Commissie, mits deze in volkomen vrijheid Salarisregeling Gemeentepersoneel. (van Eek e.a.) heeft kunnen oordeelen en niet heeft moeten beraadslagen, terwijl een stok achter de deur stond. De heer Tepe: Welke stok? De heer van Eek: De stok van den Minister! De heer Wilbrink constateert, dat er weer een tegen strijdigheid is: terwijl die stok er niet staat voor den heer van Eek, staat bij er wel voor de Commissie voor Georgani seerd Overleg. De heer van Eek zegt, dat de stok er wel staat, maar men toch in den Eaad zijn eigen meening uitspreekt. De heer Wilmer merkt op, dat men toch ook in de Commissie voor Georganiseerd Overleg zijn eigen meening te kennen geeft. De heer van Eek zegt, dat men in de Commissie voor Georganiseerd Overleg alleen had te spreken over onderdeelen. Zij is geen politiek lichaam. De heer Wilmer: O! De heer van Eek vraagt, wat dit ,,0!" beduidt. Is het voor den heer Wilmer een ontdekking, dat de Commissie voor Georganiseerd Overleg geen politiek lichaam is? De heer Wilmer zegt, dat hem nu een licht opgaat. De heer van Eek is blij, dat hij daartoe heeft medegewerkt. De heer Wilmer vindt het een openhartige bekentenis, dat de heer van Eek het doet om de politiek. De heer van Eek merkt op, dat de Eaad toch een politiek lichaam is. Nu breekt zijn klomp! De heer Wilmer zegt, dat de heer van Eek zich zóó vast gepraat heeft, dat hij er niet meer kan uitkomen. De heer van Eek betoogt, dat de Commissie voor Georgani seerd Overleg alleen had te beraadslagen over het aan brengen van enkele wijzigingen in de bestaande regelingen. In dat opzicht kunnen het gemeentebestuur en de commissie van een eigen inzicht doen blijken. De hoofdzaak is echter het principe, het geheele raam, waarin dit voorstel is geplaatst en daarover had het Georganiseerd Overleg niets te zeggen; het stond er machteloos tegenover. Een politiek lichaam staat er geheel anders en veel vrijer tegenover; het moet zich door geheel andere denkbeelden laten beheerschen dan de denkbeelden, die het gemeente personeel hebben geleid. Spreker kan niet begrijpen, dat men het verantwoorden kan, iemand, die in dienst van de gemeente komt, 21.17 per week, een hongerloon, te betalen; spreker kan zich er niet voor verantwoordelijk stellen. Hij heeft daartegen over wegend bezwaar en begrijpt ook niet, dat de zaak in de commissie voor Georganiseerd Overleg niet is ter sprake gekomen. Spreker wil een poging doen om door middel van een stem uit den Eaad den Minister tot andere gedachten te brengen, al zal het zijn de stem eens roependen in de woestijn. Spreker en de zijnen hebben den plicht, rekenschap te geven van hun handelingen en hun houding te dien opzichte, gesteld in het algemeene raam van hun pogingen om door vergrooting van de koopkracht de toestanden te verbeteren. Wanneer de Eaad aan sprekers poging geen steun verleent, zullen hij en de zijnen, voorstanders van een ordelijke be handeling van de zaken, zich daarbij neerleggen, maar zij zijn toch verplicht pogingen aan te wenden om, als een bezuiniging moet plaats hebben, haar zoo te doen geschieden, dat zij in overeenstemming is, niet alleen met hun socialis tische overtuiging, maar ook met de begrippen van recht vaardigheid en billijkheid. De heer Manders begrijpt niet goed de forsche uitdrukkingen van de heeren Tepe en Goslinga, volgens wie de raadsleden niet minder zijn dan moordenaars, die resp. het Georganiseerd Overleg en de gemeentelijke autonomie vermoorden; hij dacht, dat deze geheele salarisregeling zoo weinig beteekenis had; er wordt althans beweerd: deze verlaging heeft zoo weinig om het lijf en beteekent zoo weinig. Nu begrijpt spreker niet dat, wanneer de behandeling van dit voorstel niet zou doorgaan, daarmee de gemeenteüjke autonomie vermoord zou worden en dat de Minister er aan te pas zou

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 7