144
MAANDAG 25 FEBRUARI 1935.
Aanlog sportvelden en doortrekking Wassenaarsclicweg
(van Stralen e.a.) bij wijze van werkverschaffing.
overwinning om tenslotte dat standpunt gedeeltelijk los te
laten. Waar de ellende zoo groot is en honderden arbeiders
moeten leven van 12.of 13.steun, is het toch niet
onverschillig, of zij nu eindelijk eens, naast de moreele waarde,
dat zij weer aan het werk kunnen gaan, enkele guldens meer
inkomen voor hun gezinnen kunnen bereiken. Het werk-
verschaffingsloon is te laag, ook volgens spreker, maar
wanneer men in plaats van 12.of 13.steun in de
werkverschaffing kan verdienen 19.of 20.dan kan
spreker zich begrijpen, dat er vele arbeiders zijn, die dat
prefereeren hoven het nog langer werkloos blijven, en het
in ellende laten van hun gezinnen. Dat is de eenige reden
waarom spreker zijn aanvankelijken sterken tegenstand tegen
werkverschaffing heeft laten varen en in verband met de
tegenwoordige omstandigheden zich bereid verklaart met
bepaalde voorstellen inzake werkverschaffing mee te gaan.
De heer Tobé zegt, dat het zeer begrijpelijk is, dat iedereen
de werkverruiming prefereert boven de werkverschaffing.
Men moet zich echter ook afvragen, hoe het gesteld is met
die arbeiders, die thans zoovele jaren zonder werk loopen.
De opmerking van den heer van Eek is zoo juist, dat die
menschen totaal uitgekleed zijn en dat zij tenslotte alleen
nog maar kunnen leven; volgens den heer van Eek mogen
de organisaties zich echter niet laten leiden door wanhoops
uitingen, die er onder die arbeiders komen. Dat is volkomen
juist, maar wie moet men helpen, de organisaties of de
arbeiders1? Natuurlijk de arbeiders, door de werkverschaffing.
Hoewel tegenstander van werkverschaffing juicht spreker
het voorstel van het College volkomen toe; daarmee wil
men tenminste trachten iets te doen voor hen, die zoolang
zonder werk loopen en hun een loon te geven, waarvan zij
behoorlijk, zij het niet al te ruim, kunnen rondkomen.
De heer Wilmer staat ook op het standpunt, dat uit
sluitend die werken in werkverschaffing mogen worden
uitgevoerd, die, gezien de financieele omstandigheden der
gemeente, op het oogenblik anders niet uitgevoerd zouden
worden, die dus uitsluitend worden uitgevoerd wegens de
groote werkloosheid, om in den nood der werkloozen tegemoet
te komen. Het is zeer duidelijk, dat dit werk aan die voor
waarde voldoet. Men zou deze volstrekt niet noodzakelijke
werken, gezien de financieele omstandigheden der gemeente,
niet uitvoeren, tenzij om eenigermate tegemoet te komen
aan den grooten nood der werkloosheid.
De heer van Stralen, met wiens betoog spreker het voor
een deel eens is, kan wel voor aanleg in werkverschaffing
van de sportvelden zijn, maar niet voor doortrekking van
den Wassenaarscheweg in werkverschaffing, omdat het eerste
deel daarvan ook niet in werkverschaffing uitgevoerd is.
Dat is geen argument. Men zou hetzelfde kunnen zeggen
van de sportvelden; vroeger is ook wel eens een sportveld
in normale uitvoering aangelegd. Vroeger was echter de
financieele toestand geheel anders.
Spreker acht dit voorstel zeer belangrijk, omdat er zoo
spoedig mogelijk meer werk moet worden gebracht; dit
voorstel is echter niet meer dan een principe-besluit en spreker
uit den wensch, dat zeer spoedig, zoo spoedig mogelijk, na
aanneming daarvan het College met zeer concrete voor
stellen zal komen, om tot de werkelijke uitvoering van deze
werken te besluiten.
De heer Sehoneveld sluit zich aan bij de heeren Wilbrink
en Wilmer. Werkverschaffing behoeft echter niet altijd een
uiting van wanhoop te zijn. Zoo heeft spreker in Modern
Gemeentebeheer van mr. Gerritsz gelezen, in zake het ont
staan van de werkverschaffing, dat in 1923 een aanvang is
gemaakt met verschillende ontginnings- en werkverschaffings-
werken in Drenthe, die tot gevolg hebben gehad werkver
ruiming. Door de crisis is dit werk eenigszins in het gedrang
gekomen, maar waar Drenthe door de werkverschaffing ge
moderniseerd en ontgonnen is, en bruikbaar gemaakt voor
de ontwikkeling van landbouw, behoeft de werkverschaffing
nog niet altijd een wanhoopsuiting te zijn, maar kan ze ook
een zeer reëele basis hebben.
De heer van Weizen zegt, dat de aanleg van sportvelden
een publiek belang is, omdat de beoefening van de sport
een remedie is tegen de ontaarding, die juist onder groote
groepen van arbeiders plaats zou kunnen vinden, tengevolge
van de huidige tijdsomstandigheden.
De heersohende toestanden mogen geen aanleiding zijn tot
het uitvoeren van werken in werkverschaffing, die in andere
omstandigheden op de normale wijze zouden worden uit
gevoerd.
Met de aanneming van het agendapunt No. 23 begeeft de
Aanleg sportvelden en doortrekking Wassenaarscheweg
(van Weizen e.a.) bij wijze van werkverschaffing.
Raad zich op een hellend vlak. Het feit, dat de financieele
toestand van Leiden de uitvoering van deze werken op de
normale wijze niet toelaat, wettigt nog niet de uitvoering in
werkverschaffing, omdat men zeker met behulp van de aan
wezige reserve van 500.000.een groep arbeiders tegen
betaling van de normale loonen aan het werk zou kunnen
zetten.
De omstandigheid, dat de ellende in vele gezinnen op het
oogenblik van dien aard is, dat de hoofden van die gezinnen
veel liever aan het werk gaan tegen de loonen, welke in de
werkverschaffing worden betaald dan werkloos blijven, moet
voor de bestuurders van de vakorganisaties en speciaal van
de moderne organisaties veeleer een aanleiding zijn om de
arbeiders te wijzen op de gevaren, welke hen bedreigen, al
meenen zij ook tijdelijk eenige verlichting van hun lot te
krijgen, dan een reden om zich te laten leiden door de stem
ming, welke op een bepaald oogenblik onder zekere groepen
van arbeiders, die niet tot de beste behooren, tot uiting komt
en waartegen zij juist met kracht moeten ingaan. Het is de
taak van de besturen der organisaties deze arbeiders er op
te wijzen, dat het voor hen van het allergrootste belang is,
hun strijdkracht en hun weerstandsvermogen tegen de
nadeelige invloeden van de huidige omstandigheden te be
waren. Tegelijkertijd moeten de besturen de arbeiders mobi-
liseeren om te voorkomen, dat dezen in de nabije toekomst
geheel en al het slachtoffer worden van het streven om alle
werken in werkverschaffing te doen uitvoeren.
De heer Mander.s kan zich eenigszins vereenigen met den
gedachtengang, dien de heer van Stralen ontwikkeld heeft.
Het is in de allereerste plaats de vraag, of er werk is en in
de tweede plaats heeft men te vragen, welk loon voor het
werk wordt betaald. Indien men maar doorgaat met het
verschaffen van werk, zal er op den duur werk te vinden
zijn, dat tegen een behoorlijk loon kan worden verricht.
De heer Romijn zegt, dat het Ooilege zich de uitvoering
van deze werken had gedacht in den vorm van werken voor
steun, zooals het ook om advies gezonden is aan de sub
commissie voor de steunverleening, omdat de financieele
toestand van Leiden van dien aard gaat worden, dat men
zich ernstig heeft af te vragen of voor een min of meer luxe-
werk als de aanleg van sport- en speelvelden toch altijd is,
nog geld ter beschikking mag worden gesteld. Zelfs een werk
als de demping van het Levendaal moest in werkverschaffing
gebeuren en dat werk staat in de waardeering heel wat
hooger en moet heel wat noodzakelijker nog worden geacht
dan de aanleg van sport- en speelvelden. De subcommissie
voor de steunverleening achtte bij dit werk werken voor
steun echter niet gewenscht; daarmee zou men op den ver
keerden weg zijn en uitvoering van deze werken in dien
vorm zou ook niet verstandig zijn. Het College heeft zich
daardoor laten overtuigen en is teruggekomen van zijn voor
nemen. Intusschen heeft het niet zonder meer besloten, deze
werken uit te voeren in werkverschaffing, want het achtte
eerst een principieele uitspraak van den Raad daarover ge
wenscht het College weet, dat omtrent het denkbeeld en
het standpunt van werkverschaffing in dezen Raad een zeer
groot verschil van meening bestaat en dat allerminst zeker
is, en nooit tevoren kan worden gezegd, welke richting deze
Raad zal uitgaan. Op grond van de ervaring, opgedaan met
het voorstel tot demping Aran het Levendaal, meende het
College den verstandigsten weg te bewandelen door eerst een
principieele uitspraak te vragen, of de Raad zich met Werk
verschaffing voor dit werk accoord zou verklaren.
De heer van Stralen vraagt of voor deze werken inderdaad
hulp uit het Werkfonds uitgesloten is. Nu kan het College zich
niet beroepen op een officieel schrijven van het Werkfonds,
waarin medewerking aan de uitvoering van deze werken is
geweigerd, maar wel kan spreker meedeelen, dat wanneer te
eeniger tijd daarover een officieele brief van het Werkfonds
komt, deze zeer stellig medewerking zal weigeren, omdat het
Werkfonds van meening is, dat werken als deze, die voor
namelijk of alleen uit arbeidsloon bestaan, en die bovendien
ook door ongeschoolde arbeiders verricht kunnen worden,
allereerst zijn aangewezen voor werkverschaffing en niet voor
betaling uit het Werkfonds. Dit zal dus niet kunnen plaats
vinden.
De heer Wilbrink maakt zijn stem afhankelijk van het
standpunt van het College ten aanzien van de wedstrijden
op Zondag.
De heer Wilbrink heeft deze vraag op een zeer ongelegen
oogenblik gesteld, omdat het College haar op dit oogenblik
zeer bezwaarüjk kan beantwoorden. De heer Wilbrink zal
echter erkennen, dat het niet noodig is, deze vraag te be
antwoorden. Het College is volkomen georiënteerd omtrent