142
MAANDAG 25 FEBRUARI 1935.
Aanleg sportvelden en doortrekking Wassenaarscheweg
(van Eek e.a.) bij wijze van werkverschaffing.
van dit voorstel is een petitionnement gehouden. Na de
verwerping van dit voorstel heeft de sociaal-democratische
fractie bij de begrooting een plan ingediend, dat voorzien
was van een uitvoerige toelichting. Toen spreker en de
zijnen wilden probeeren, op die wijze eenige verlichting te
brengen in den algemeen heerschenden nood, begrepen zij,
dat daarvoor een harde, langdurige strijd noodig was. Het
viel hun tegen, dat hun ideeën zoo weinig weerklank vonden
in den Raad, maar zij hebben den strijd voortgezet en zijn
bereid den strijd hardnekkig te blijven voeren.
De voorstellen, die het College thans heeft ingediend,
maken zeer sterk inbreuk op de poging van de sociaal
democraten om de werkverruiming te maken tot het middel
punt van een actie tot verbetering van den algemeenen
economischen toestand.
Men zegt nu, dat deze voorstellen uitzonderingen zijn.
Wanneer de Raad dit aanneemt, is ej geen enkele reden om
niet verder te gaan en waarom dan niet een reeks andere
onderdeelen van het sociaal-democratisch werkverruimings
plan ook in werkverschaffing uitgevoerd? Spreker ziet in het
voorstel van het College een onthoofding van het voorstel
der sociaal-democraten; door het systeem van het College
van uitvoering in werkverschaffing wordt de opbouw, dien
de sociaal-democraten op deze wijze trachten te beginnen,
voor een belangrijk deel vernietigd. Deze beide zaken zijn
van groot nut en van groote beteekenis voor de gemeente.
De sport- en speelvelden zijn van het begin af aan opgenomen
in het plan tot aanleg van den Leidschen Hout en zijn boven
dien voor de gemeente niet onvoordeelig.
De Voorzitter zegt, dat de heer van Eek zich grondig ver
gist. De aanleg van den Leidschen Hout ging uit van de
Stichting; de sportvelden zijn nooit door de Stichting
bedoeld.
De heer van Eek zegt, dat op een kaartje van den Leidschen
Hout, dat hij gezien heeft, de sportvelden stonden aangegeven.
De heer Romijn zegt, dat dat een reclamekaartje was.
De heer van Eek dacht, dat dat een officieele uitgave
was van den Leidschen Hout,' maar neemt dat dan terug.
Wanneer aanleg van wegen plaats heeft in werkverschaffing,
waar is dan de grens? Het is toch zeker in het belang van
het verkeer zeer normaal, dat de Wassenaarscheweg wordt
doorgetrokken. Het is toch een dwaasheid, zooals de tegen
woordige toestand is, dat men om op den Rijksstraatweg
te komen van den Wassenaarscheweg af een grooten omweg
moet maken. Voor het voorstel om beide werken in werk
verschaffing te doen uitvoeren, wordt aangevoerd, dat ver
schillende arbeiders, die op het oogenblik steun genieten,
zich bij den Socialen Dienst aanmelden met het verzoek
om toch alsjeblieft aan het werk gezet te worden voor iets
meer dan wat zij op het oogenblik aan steun ontvangen.
Zelfs uit bevrienden kring melden zich daarvoor arbeiders
aan. Spreker neemt het hun absoluut niet kwalijk, dat men,
wanneer men in droevige omstandigheden verkeert, jarenlang
werkloos is en volledig uitgekleed, wanneer men misschien
nog eenigszins kan voorzien in de behoefte aan voeding,
maar aan kleeren nauwelijks kan denken, dan elk middel
aangrijpt om zijn inkomsten te vermeerderen; spreker zal
de laatste zijn om den arbeiders te verwijten, dat zij dan
zeggen: ik wil aan het werk, als ik maar iets meer krijg dan
mijn steun is. Al begrijpt spreker dien wanhoopstoestand en
die wanhoopsuiting, op wanhoopsuitingen kan geen stevige
en deugdelijke tactiek worden gebouwd. Een organisatie
moet weten wat zij wil, kan zich niet laten leiden door uitingen
van in wanhoop gebrachte arbeiders. Het is een scherpe
aanklacht tegen het kapitalisme en tegen hen, die op het
oogenblik de macht in handen hebben, dat men de arbeiders
in een dergelijken toestand heeft gebracht, dat zij bereid zijn,
voor iets meer dan den steun aan het werk te gaan. Spreker
verbaast zich, dat de sub-commissie voor de steunverleening
büjkens haar advies den aanleg van deze sportterreinen,
hetzij door openbare, hetzij door onderhandsche aanbesteding
niet mogelijk acht, omdat het werk nl. niet urgent is. Over
de urgentie van het werk kan men van meening verschillen,
maar die heeft toch met de mogelijkheid van dit werk niets
te maken. Men kan het werk niet urgent achten, zonder
dat daaruit voortvloeit, dat het niet mogelijk is. Ook begrijpt
spreker niets van de bewering in het advies der sub-commissie,
dat de financieele zijde hiervan ten eenenmale een beletsel
is. Dit is nuttig werk, dat uitgevoerd kan en moet worden.
Hoe kan men nu zeggen, dat de gemeente financieel niet in
staat zal zijn dat werk uit te voeren? Deze werken werpen
nut af, niet slechts gedurende een jaar, maar blijven nut
Aanleg sportvelden en doortrekking Wassenaarscheweg
(van Eek e.a.) bij wijze van werkverschaffing.
afwerpen en behoeven dus niet betaald te worden uit de
gewone inkomsten; voor deze werken mag worden geleend.
Spreker ontkent, dat Leiden daarvoor niet zou kunnen
leenen. Bovendien beschikt Leiden op het oogenblik over
een reserve van 500.000.Het is een fortuintje, dat
Leiden dit bedrag in deze moeilijke tijden heeft kunnen
besparen. Natuurlijk moet men dit bedrag nu niet ineens
uitgeven. Is de tijd echter nog niet moeilijk genoeg om een
gedeelte van deze reserve aan te spreken? Moet zij bewaard
worden, tot betere tijden aanbreken, of moet men wachten
tot de toestanden ernstiger en moeilijker worden dan ze nu
reeds zijn? Men kan zeggen, dat men een nog slechteren
toestand voorziet en het daarom beter is dan over dit bedrag
de beschikking te hebben; men uit echter een onhoudbare
bewering, wanneer men verklaart, dat het onmogelijk is,
een gedeelte van dit bedrag te gebruiken voor de betaüng
van de rente en aflossing van de kapitalen, welke men voor
de uitvoering van nuttige werken moet leenen.
Deze poging van het College, zich baseerende op den
wanhoopstoestand van de arbeiders, is voor spreker een
onderdeel van de afbraak-theorie en een beletsel om te komen
tot betere maatschappelijke verhoudingen.
Om deze reden verklaart spreker zich tegen het voorstel
van het College.
De heer Wilbrink zegt, dat men met den heer van Eek
van meening kan zijn, dat werkverruiming beter is dan
werkverschaffing, terwijl men zich in de tegenwoordige
omstandigheden toch niet met zijn conclusie kan vereenigen.
De heer van Eek sprak over de werkverruiming in Zweden
en Denemarken, maar zoolang hij er niet in slaagt aan te
toonen, dat de toestand voor de werkloozen daar beter is
dan hier, zegt het Voor spreker niets, dat men daar meer
dan hier aan werkverruiming doet.
Men heeft rekening te houden met de omstandigheden,
waarin men leeft en met datgene wat de gemeente op zich
zelf kan doen en daarom wordt de juiste weg bewandeld,
wanneer men de voorgestelde, niet-urgente werken in werk
verschaffing laat uitvoeren. De doortrekking van den Wasse
naarscheweg is alleen van beteekenis voor degenen, die aan
den Rijnsburgerweg wonen en nu een omweg moeten maken
om het Haagsche Schouw te bereiken.
In de Commissie van Advies voor Sociale Zaken heeft
men overwogen, dat de kosten van den Wassenaarscheweg
zullen blijven drukken op het budget van de gemeente. De
weg moet gelegd worden over gronden, die thans in cultuur
zijn, zoodat de gemeente de rente van het kapitaal, dat in
die gronden gestoken is, zal moeten derven, terwijl er in dat
gedeelte van de gemeente weinig behoefte aan bouwgrond
is, zoodat deze gronden tot in een verre toekomst niet rendabel
te maken zijn. Bij de doortrekking van dezen weg is dan
ook geen sprake meer van productieve werkverruiming.
Wanneer men in andere landen meer dan in Holland aan
werkverruiming doet, zal ook daar de centrale regeering wel
de leiding hebben. De Wethouder heeft in de Commissie
van Advies medegedeeld, dat de uitvoering van deze werken
alleen in werkverschaffing mogelijk is, omdat de gemeente
bij die wijze van uitvoering een subsidie van de Regeering
kan krijgen. Men moet het zegenen, dat men in Leiden,
gezien den algemeenen toestand, dit nog kan doen.
Evenals de heer van Eek heeft de Commissie van Advies
rekening gehouden met de werkelijkheid, dus ook met de
omstandigheid, dat het hoogere gezag toezicht houdt op den
financieelen toestand van de gemeente. Men moet er rekening
mee houden, dat de financieele kracht van Leiden zeer beperkt
is en dat men, wil men voor de werkloozen nog iets kunnen
doen, niet alleen nu, maar ook in de nabije toekomst, met de
ter beschikking staande financiën ook zeer zuinig moet zijn.
De toekomst is voor hen, die de werkelijkheid onder oogen
willen zien, nog somberder dan de toestand van het oogenblik.
Daarom zegt spreker: alles wat men nog kan doen voor de
werkloozen, zij het dan in werkverschaffing, moet men doen.
Spreker juicht de werkverschaffing in het algemeen ook niet
toe en heeft die nooit toegejuicht, maar door de noodzakelijk
heid gedrongen daartoe, wil hij daaraan gaarne meewerken;
daarin ligt althans nog eenige mogelijkheid om den Leidschen
werkloozen te hulp te komen. Dat Leiden ook maar eenigs
zins in staat zou zijn hierdoor de crisis te overwinnen of
daartoe een stoot te geven, is een illusie, die niet heeft voor
gezeten bij de Oommissie voor de Sociale Diensten. Spreker
is zich te goed bewust van de beperkte middelen, waarover
Leiden beschikt. De gemeente kan maar zeer weinig menschen
te werk stellen; ook door de werkverschaffing kan slechst
betrekkelijk weinig hulp worden geboden. De gemeente gaat
van het systeem uit, om met haar beperkte middelen te doen
wat zij kan. Leiden kan uit de algemeene reserve nog wel