MAANDAG 25 FEBEUAEI 1935.
139
Salarisregeling Gemeentepersoneel.
(van VVelzen e.a.)
heer Tepe en anderen, of zij, die zich tegen dit voorstel ver
zetten, niet meenen, dat de voorgestelde loonsverlagingen
onafwendbaar zijn. In het hnidige systeem zullen vanzelf
sprekend posities worden gekend, waarin loonsverlaging
niet te voorkomen isdit gebeurt niet uitsluitend ten pleziere
van de werkgevers en ondernemers in het algemeen, maar
vloeit voort uit het feit, dat het geheele systeem niet meer
in staat is aan de groote massa van de werkers een behoorlijk
bestaan te waarborgen.. Juist daarom moet volgens de com
munisten de strijd in de allereerste plaats gericht zijn tegen
het systeem, dat op het oogenblik niets anders weet te brengen
dan voortdurend loonsverlaging, gepaard met talrijke andere
verslechtingen en met afbraak van het geheele cultureele en
maatschappelijke levenspeil, hetgeen vanzelfsprekend ook
zal leiden tot het massale verzet tegen dit systeem zelf.
Wanneer het bij de sociaal-democraten meenens was, dat
verzet te organiseeren, zou allereerst van hen verwacht
moeten worden een krachtige oproep aan het personeel in
die richting.
De heer Sehoneveld protesteert tegen de wijze, waarop de
heer Tepe tegen spreker heeft uitgespeeld de quaestie van
de verantwoordelijkheid van de organisatiebesturen in het
Georganiseerd Overleg. Spreker houdt toch zijn meening
staande. De Wethouder kan gemakkelijker over die zaken
spreken dan spreker, omdat de Wethouder die vergadering
heeft bijgewoond, maar spreker niet. De officieele notulen
waren nog niet aanwezig, dus spreker zal wel met belang
stelling afwachten de notulen, om precies te constateeren
op welk standpunt de organisaties staan. Spreker houdt
evenwel toch staande, dat de organisaties daarom hun mede
werking hebben verleend, omdat de positie van de thans
in dienst zijnde personen niet in die mate werd aangerand, als
thans door verlaging van de minima der verschillende groepen.
De waarde van het Georganiseerd Overleg zit hierin, dat
de organisaties, die daarin zitting nemen, zich plaatsen op
den bodem der werkelijkheid; met andere woorden, zij aan
vaarden de bestaande toestanden; anders zouden zij daarin
geen zitting nemen. Dat is het verschil in standpunt tusschen
den heer van Weizen en de organisaties, die zitting hebben
in het Georganiseerd Overleg.
Spreker trekt thans, mede namens den heer Lombert, het
amendement No. 3 in.
Wethouder Tepe heeft ter verdediging van de bepaling,
dat de wedde van personen, in tijdeüjken dienst van de
gemeente aangesteld, niet lager mag zijn dan 4/s gedeelte
van de aanvangswedde, aangevoerd, dat het College den
jongen ambtenaar de gelegenheid wil geven, zich op te
werken. Het buitengewoon uitgebreide rangenstelsel van de
ambtenaren geeft daartoe voldoende gelegenheid. Alvorens
van adjunct-commies tot commies le klasse te worden,
moet men vier rangen doorloopen. Momenteel worden alleen
in vacatures tijdelijke ambtenaren aangesteld. Overigens
stelt de gemeente de ambtenaren eerst op arbeidscontract
aan. De bestreden bepaling kan dan ook zeer zeker uit het
eerste lid van artikel 11 der verordening, betreffende de
wedden van ambtenaren, vervallen.
De heer Tepe wenscht een misverstand te voorkomen.
De heeren Goslinga en Wilbrink hebben n.l. aanstoot ge
nomen aan sprekers opmerking, dat hij het betreurde, dat
de Eegeering niet krachtiger tegenover de gemeentebesturen
optrad. Ter voorkoming van het ontstaan van de fabel, dat
spreker fascistische neigingen heeft, wenscht hij thans zijn
bedoeling te verduidelijken.
Nu de Eegeering blijkbaar in de noodzakelijkheid verkeert,
regelend op te treden ten aanzien van de salarissen van
gemeentepersoneel, zou het gewenscht zijn, dat zij consequenter
en positiever optrad, in dien zin, dat geen concessies werden
gedaan aan de een of andere gemeente, die een bijzonder wit
voetje bij den Minister heeft, of in een conferentie tracht aan
te toonen, dat er bijzondere redenen zijn om voor haar een
uitzondering te maken, met het effect, dat de eene gemeente
tegen de andere wordt uitgespeeld en de toestand van onzeker
heid ontstaat, waarin men tegenwoordig verkeert.
Spreker heeft niet bedoeld, dat de Eegeering de autonomie
der gemeente verder zou moeten beperken dan zij in de
gegeven omstandigheden noodzakelijk acht.
Spreker ontmoette een dezer dagen den burgemeester van
een gemeente, welke grooter is dan Leiden, die hem precies
hetzelfde zei.
Spreker geeft den heer Yerweij in overweging de motie
betreffende de indeeling der concierges in te trekken. Spreker
apprecieert het, dat de heer Yerweij heeft ingezien, dat zijn
oorspronkelijke voorstel niet paste in het raam van deze
beraadslagingen.
Salarisregeling Gemeentepersoneel.
(Tepe e.a.)
Ook deze motie past er eigenlijk nog niet heelemaal in.
Tenslotte is het moeilijk, ook voor het College, nu zijn stem
voor of tegen de motie uit te brengen, omdat het zelf erkent
de wenschelijkheid te overwegen, of .en in hoeverre het
noodig en wenschelijk is aan dit verlangen te voldoen. Het
College zal deze suggestie van den heer Verweij in ernstige
overweging nemen en het resultaat waartoe het komt aan
den Eaad mededeelen.
De heer Goslinga zegt, dat in den loop der jaren door dit
College 2 aanzienlijke verbeteringen in den kindertoeslag
aangebracht zijn. Indertijd was voor den kindertoeslag een
loongrens gesteld van ƒ3.000.de Eaad gevoelde, dat dat
inconsequent was en heeft die grens laten vervallen. Voorts
heeft het College, bij een voorstel tot verhooging van het
pensioenverhaal, voorgesteld den toeslag te laten ingaan bij
het derde kind. In het Georganiseerd Overleg is wederom
over den kindertoeslag gesproken; de principieele tegen
standers verzetten zich tegen uitbreiding, in welken vorm
ook; de voorstanders hebben nog voorgesteld den toeslag
bij het eerste kind te laten beginnen, maar dat heeft ook
geen meerderheid in het Georganiseerd Overleg kunnen
krijgen. Nu geeft de heer Yerweij den heer Bergers in over
weging in zijn amendement (no. 6) een salarisgrens van
ƒ3.000.op te nemen. Daar heeft men die salarisgrens
weer! Die is zeer onlogisch, omdat in het algemeen de ambte
naren meer behoefte hebben aan kindertoeslag boven de
16 jaren dan werklieden en het zal dus niet lang duren of
ook die nieuwe salarisgrens zal moeten vervallen. Het is dus
een hinken op twee gedachten, die in de verordening gebracht
worden, waartegen het College ernstig bezwaar heeft. Deze
verruiming zou de gemeente weer 4.000.per jaar kosten;
dit is dus een aantasten in zeer bedenkelijke mate van de
financieele resultaten van deze verordening. Waar door den
Eaad is toegegeven, dat deze regeling voor de vaders van
groote gezinnen speciaal geen verslechting van eenige
beteekenis meebrengt, acht spreker het nu toch den tijd niet
om ten aanzien van den kindertoeslag zoodanig ingrijpende
wijzigingen voor te stellen, dat het de gemeente weer
4.000.per jaar zal kosten. Dit zal weer opbreken, want
dan zal men dat bedrag weer op andere wijze moeten be
zuinigen.
Spreker waarschuwt daartegen ernstig.
Spreker protesteert tegen de woorden van den heer Verweij,
dat deze voorstellen de volkskracht zouden aantasten. Dat
gebeurt hier niet; deze verlaging is slechts 1 waarbij
nog komt, dat men minder pensioenverhaal betaalt. Tegen
een verlaging met nog niet 1 kan men toch niet met
dergelijk zwaar geschut te velde trekken.
De heer Verweij is in verband met de desbetreffende toe
zegging van het College bereid, de indeeling van de concierges
nogeens onder de oogen te zien en trekt thans zijn motie
(No. 23) in.
De Voorzitter constateert, dat zijn ingetrokken: het
amendement van de heeren Sehoneveld en Lombert (No. 3,
zie bl. 120), de amendementen van den heer Verweij
(Nis. 16 en 20, zie bl. 127), alsmede de motie van den
heer Verweij (No. 23, zie bl. 138).
Vervolgens komen de ingediende amendementeninstemming.
Het amendement van den heer Verweij (No. 15, zie bl. 127)
wordt aangenomen met 17 tegen 16 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Bergers, van Weizen, Verweij,
Manders, Groeneveld, van Eek, Vallentgoed, mevrouw de
Cler, mevrouw Braggaar, de heeren Kuipers, Lombert,
Coster, Vos, van Stralen, van Tol, Kooistra en Koole.
Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, de Beede, van Es,
Bosman, Wilmer, Eikerbout, Tobé, van Eecke, van der
Eeijden, Sehoneveld, van Eosmalen, Tepe, Splinter, Goslinga,
Bomijn en Beekenkamp.
Het amendement van den heer Verweij (No. 13, zie bl.
127) wordt aangenomen met 24 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Bergers, van Weizen, Wilbrink,
Verweij, Manders, Groeneveld, Wilmer, van Eek, Eikerbout,
Vallentgoed, mevrouw de Cler, mevrouw Braggaar, de
heeren Tobé, Kuipers, Lombert, Coster, Vos, van der Eeijden,
Sehoneveld, van Stralen, van Tol, van Eosmalen, Kooistra
en Koole.
Tegen stemmen: de heeren de Eeede, van Es, Bosman,
van Eecke, Tepe, Splinter, Goslinga, Bomijn en Beekenkamp.