138
MAANDAG 25
FEBRUARI 1935.
Salarisregeling Gemeentepersoncel.
(Verwcij e a.)
uit te spreken van de indeeling van den concierge van het
Politiebureau, den concierge van de H.B.S. met vijfjarigen
cursus en met hen geüjk te stellen concierges als concierge B.
De functie van concierge acht spreker zoo belangrijk, dat
het salaris niet de verlaging mag ondergaan, welke het
College voorstelt.
Bij het voorstel van het College is het principe van den
kindertoeslag niet in het geding. Spreker is een tegenstander
van het geven van den kindertoeslag, omdat men dezen
gebruikt om de grondloonen lager te houden dan gewenscht
is. In de particuliere bedrijven kent men geen kindertoeslag.
Men grijpt hiermede te zeer in de gezinsverhoudingen.
Intusschen bestaat de kindertoeslag en heeft men zich
rekenschap te geven van de financieele gevolgen van de
aanneming van het amendement-Bergers (No. 6). Ook ver
schillende ambtenaren en werklieden van de gemeente staan
voor de onmogelijkheid, voor hun kinderen van 16 jaar
een j)assenden werkkring te vinden en spreker heeft er geen
bezwaar tegen, den kindertoeslag uit te breiden tot het 18de
jaar. Wel heeft spreker er bezwaar tegen dien kindertoeslag
tot het geheele personeel uit te breidendaartoe ziet hij geen
aanleiding. Spreker geeft den heer Bergers dus in overweging
in zijn amendement een zekere salarisgrens op te nemen; de
heer Bergers zal toch wel niet van meening zijn, dat ook de
hoogere ambtenaren behoefte hebben aan verhooging van
den kindertoeslag. Neemt hij als grens'b.v. 3.000.in
zijn amendement op, dan zal dit meer kans van slagen
hebben.
Uitrekking van de periodieke verhoogingen acht spreker
in beginsel verkeerd. Wanneer men nu voor de lagere rangen
dien langen afstand tusschen minimum en maximum, zooals
ook het Rijk dien kent, onjuist acht, dan doet men niet
verstandig door te trachten daaraan uitbreiding te geven ook
voor de hoogere rangen, zooals de heer Schoneveld voorstelt
(amendement No. 3); dan doet men verstandiger te zijner
tijd te probeeren, de gewenschte regeling ook voor de lagere
rangen van toepassing verklaard te krijgen. In plaats dus
van aan de fout uitbreiding te geven, moet de heer Schoneveld
van de eerstvolgende gelegenheid gebruik maken om aan
den door hem als fout beschouwden toestand een einde te
maken. Aan amendement No. 3 kan spreker dus zijn stem
niet geven.
Spreker heeft deze wenschen naar voren gebracht in het
volle besef, dat het Georganiseerd Overleg in zijn bestaanden
vorm en geperfectionneerd door de opgedane ervaring moet
worden gehandhaafd. De sociaal-democraten zijn hier ge
bleven volkomen binnen de verantwoordelijkheid, die op
een Raadslid, ook in dezen tijd, rust. Spreker beveelt zijn
amendementen dus aan den Raad aan.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie
van den heer Verweij (No. 23), luidende:
„De Raad spreekt de wenselijkheid uit, de concierges
bij het Politiebureau, de H.B.S. met vijfjarige cursus en
andere daarmee gelijk te stellen concierges in te deelen als
Concierge B."
De heer Bosman had gedacht dat, nadat deze zaak in
zeer vele vergaderingen van het Georganiseerd Overleg was
besproken en men tenslotte tot overeenstemming was ge
komen, het hier in den Raad gesneden koek zou zijn en dat
er dus niet veel meer over te praten viel, behoudens dan over
de enkele punten, waarover men het niet eens is geworden.
Uit de discussie is echter gebleken, dat men dit overleg wel
kan staken, want in den Raad is bijna niemand het eens
met wat in het Georganiseerd Overleg bereikt is. Volgens
den heer van Eek verkeerden de leden in het Georganiseerd
Overleg in een dwangpositie; gemakshalve motiveerde hij
dit niet nader. Spreker heeft dit niet goed begrepen; zijn
buren hier in den Raad bij wie hij informeerde, begrepen
ook niet wat de heer van Eek daarmee bedoelde. Wanneer
men daar inderdaad in een dwangpositie zon verkeeren en
niet vrij zou zijn in zijn meeningsuitingen, is het dan niet
veel beter het „Georganiseerd Overleg" geheel op te heffen
Wie kan er dan nog prijs stellen op overleg Maar zoo lang
die dwangpositie niet vaststaat, heeft voor spreker datgene,
wat in het Georganiseerd Overleg is bereikt, groote waarde.
Indien men in het Georganiseerd Overleg omtrent een be
paalde zaak tot overeenstemming is gekomen, is dit voor
spreker voldoende reden om zich daarbij neer te leggen.
Over enkele zaken is men het in het Georganiseerd Overleg
niet eens geworden, b.v. over de verlaging van de loonen
van de agenten le en 2e klasse.
De heer Tepe merkt op, dat men daaromtrent wel over
eenstemming in het Georganiseerd Overleg heeft bereikt.
Salarisregeling Gemeentepersoncel.
(Tepe c.a.)
Het College heeft echter niet overeenkomstig het advies van
de Commissie een voorstel aan den Raad gedaan.
Den heer Bosman lijkt het niet billijk, dat het loon van de
agenten van politie in sterkere mate wordt verlaagd dan het
loon van het overige gemeentepersoneel, terwijl zij, ver
geleken bij ander gemeentepersoneel, toch een zwaarderen
dienst hebben te verrichten. De brugwachters bijv. hebben
het veel gemakkelijker dan de politie. Spreker gevoelt daarom
veel voor het amendement-Elkerbout (No. 1).
De heer van Weizen heeft in eerste instantie met behulp
van de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek
aangetoond, dat het personeel van de gemeente Leiden in
vergelijking met het personeel van soortgelijke gemeenten
in een zeer ongunstige positie verkeert. De heer Goslinga
heeft triomfantelijk gezegd, dat de gemeente Delft daarop
een uitzondering maakt, maar heeft wijselijk over andere
gemeenten gezwegen. Daarmede is komen vast te staan, dat
het College bijzonder grooten spoed heeft betracht bij het
zwichten voor den drang, die van boven af is uitgeoefend,
zij het dan ook, dat het dit heeft gedaan, opdat de vrijheid,
die Leiden op het oogenblik nog heeft, niet door hoogere
instanties zal worden beperkt.
Wanneer het gemeentebestuur voortgaat met zich op den
eersten wenk naar den wensch van de Regeering of Gedepu
teerde Staten te gedragen, bij het treffen van voorzieningen,
die alle min of meer voor de daarbij betrokkenen verslech
tingen zijn, zal ongetwijfeld elke wrijving met de Regeering
of Gedeputeerde Staten worden vermeden. Spreker be
twijfelt echter of dit in het algemeen in het belang zou zijn
van deze groep, die hier niet onbelangrijk is. Deze herziening
zal in elk geval voor zeer belangrijke groepen van het per
soneel zeer belangrijke verslechtingen meebrengen spreker
is door de argumenten, daartegen aangevoerd, niet over
tuigd en is, voorzoover spreker het kan overzien, slechts
een aanloopje of een inleiding tot volgende, nieuwe ver
slechtingen, zooals men in den loop der jaren heeft kunnen
constateeren.
Gezien de ervaring van de laatste jaren heeft het Geor
ganiseerd Overleg zeer ten nadeele van het Overheidsper
soneel gewerkt. De opmerkingen van den heer van Eek over
het reëele in het Georganiseerd Overleg zijn woordenspel,
waaraan elke wezenlijke inhoud ontbreekt. Dat is hier het
kardinale punt. Vast is komen te staan, dat de organisatie-
besturen, die volgens den heer van Eek in een z.g. dwang
positie verkeerden, toch in elk geval deze verslechting hebben
aanvaard. Hoewel de sociaal-democraten zich hebben los
gemaakt van de overwegingen, die de organisatiebesturen
er toe hebben geleid, dit te aanvaarden, is toch niet juist,
dat hier niet gesproken zou kunnen worden van een reëel
overleg. Spreker is een tegenstander van dit Georganiseerd
Overleg, maar de heer van Eek is in gebreke gebleven met
steekhoudende argumenten aan te toonen, waarin het ir-
reëele van dat overleg tot uitdrukking zou zijn gekomen.
De heer van Eek zegt nu: door de dwangpositie, maaf die
was geen andere dan dat de organisatiebesturen alleen van
meening verschilden over het tempo, waarin die verslechting
moet worden toegepast.
Dat is geen principieel onderscheid.
De organisaties en de sociaal-democratische Raadsfractie
hebben geen enkele poging gedaan om het personeel in verzet
te brengen tegen de voorgestelde verslechtingen. Dit is
buitengewoon merkwaardig, omdat men het in elke andere
gemeente, die met Leiden overeenkomt, wel heeft gedaan.
Spreker zegt dit niet voor zijn pleizierliever had hij gezien,
dat men hier het personeel gemobiliseerd had. Het nalaten
daarvan bepaalt voor een zeer groot gedeelte de waarde
van de houding, die de sociaal-democratische fractie tegen
over het voorstel van het College aanneemt. Spreker heeft
hierover in eerste instantie gezwegen, omdat hij verwachtte,
dat de heer Verweij, die als Rijksambtenaar als deskundige
kan worden beschouwd, andere klanken zou laten hooren.
Deze herziening is een onderdeel van de reeks van ver
slechtingen, welke op het oogenblik allerwegen worden aan
gebracht en waarbij de zwaarste druk wordt gelegd op de
laagst bezoldigden.
Spreker heeft geen amendementen ingediend, omdat hij
principieel staat tegenover het voorstel van het College, dat
hij zoo krachtig mogelijk afwijst.
Het ligt op den weg van de organisaties, die zeggen op
het standpunt van den klassenstrijd te staan, tegen deze
verslechtingen zoo krachtig mogelijk op te komen en aan
te toonen, dat zij slechts een uitvloeisel zijn van de afbraak-
politiek der Regeering.
Spreker wenscht thans in te gaan op de vraag van den