MAANDAG 25 FEBRUARI 1935.
137
Salarisregeling Gemeentepersoncel
(Bergers e.a.)
te hoog is, gelijk Wethouder Tepe zeide, kan men daarmede
bij de nieuw aan te stellen boden rekening houden.
De Voorzitter merkt op, dat de heer Bergers op grond
van deze overwegingen met het voorstel van het College
zou moeten meegaan, maar dan ook zou moeten voorstellen,
de regeling niet van kracht te doen zijn voor het thans in
dienst zijnde personeel.
De heer Bergers is daartoe bereid.
De heer Verweij zegt, dat de beteekenis, die Wethouder
Tepe aan het Georganiseerd Overleg toekent, voor hem zeer
veel aantrekkelijks heeft, omdat zij vrijwel overeenkomt met
wat de heer van Eek heeft genoemd ,,de reëele beteekenis
van het Georganiseerd Overleg". De heer Tepe zou op dit
punt de sociaal-democraten aan zijn zijde kunnen vinden,
indien het Georganiseerd Overleg steeds op die leest ge
schoeid was.
Indien het waar was hetgeen spreker ontkent dat
de Baad zich had te richten naar de resultaten van het
Georganiseerd Overleg, zooals het thans heeft plaats gehad,
zou het niet mogelijk zijn, dat de besturen der organisaties,
waarmede thans in het Georganiseerd Overleg overeen
stemming is verkregen, zich nadien tot verschillende Raads
leden wendden, teneinde te trachten datgene, waaromtrent
geen overeenstemming is verkregen, alsnog door den Baad
te verkrijgen. Een typisch voorbeeld hiervan is het adres
van den Bond van Christelijke politie-ambtenaren, die blijk
geeft ten aanzien van het verhandelde in het Georganiseerd
Overleg een ander standpunt in te nemen dan het College.
De heer Tepe zegt, dat daaromtrent in het Georganiseerd
Overleg wel overeenstemming verkregen was.
De heer Verweij zegt, dat de Baad niet verplicht is de
regeling, waartoe men in het Georganiseerd Overleg gekomen
is, zonder meer te aanvaarden of te verwerpen; de Baad
staat daar vrij tegenover. Uit de discussie leidt spreker
echter af, dat men in het Georganiseerd Overleg op ver
schillende punten wel overeenstemming heeft verkregen,
maar dat er altijd nog wenschen zijn, waarover de Baad
zich zal kunnen uitspreken.
Spreker ontkent, dat hier gesproken kan worden van een
lawine van amendementen; er zijn er 22; vele zijn gelijk
luidend. In beginsel is spreker het volkomen eens met het
College, dat die amendementen niet tijdig zijn ingediend,
maar sprekers fractie behoeft zich dit verwijt allerminst aan
te trekken! Als er hier één fractie is, die altijd getrouw en
gewillig bij voorbaat haar wenschen kenbaar maakt, dan is
liet juist de sociaal-democratische, die altijd haar voor
stellen vooruit indient. Dat dit nu niet is geschied, ligt
hieraan, dat het vrijwel onmogelijk was deze omvangrijke
materie tijdig afdoende onder de knie te hebben. Bovendien
meende sprekers fractie op verschillende gronden te moeten
trachten deze salarisverlaging niet doorgevoerd te krijgen,
omdat zij, afgezien van haar principieel bezwaar, meende
dat de bestaande salarisregeling toch al nagenoeg de Rijks
regeling benaderde. Spreker ontkent dus, dat de sociaal
democraten er een gewoonte van maken, het het College on
mogelijk te maken de zaken te bezien.
De heer Tepe vraagt of het werkelijk een liefhebberij is
van de werkgevers om de loonen maar te verlagen teneinde
hun eigen ondernemerswinst veilig te stellen. Spreker geeft
toe, dat er wel verschillende werkgevers zijn, die zoo humaan
zijn, dat zij niet hun personeel in de eerste plaats de dupe
laten worden van al hun maatregelen. Het gaat echter niet
om bepaalde gevallen, die men hier of daar eens kan consta-
teeren, maar om de zuiver principieele vraag, of men den
toestand kan verbeteren door maar voortdurend de loonen
van de arbeiders te verlagen. Dat principe heeft in de practijk
gefaalddaarom zijn de sociaal-democraten er ook niet maar
zoo voor te vinden om ook in die salarisverhoudingen in
te grijpen. Dat principe heeft in de eerste plaats de koop
kracht vernietigd en ook zeer sterk de volkskracht.
Spreker en de zijnen kunnen als voorstanders van maat
schappelijke ordening in dit geval de werkgevers niet als
goede raadgevers beschouwen.
Neemt het College wel een reëel standpunt in, wanneer het
bij monde van Wethouder Tepe verklaart, dat sommige
amendementen bij nadere beschouwing wellicht acceptabel
zijn, terwijl het bij wijze van straf voor de te late indiening
deze amendementen niet verder in overweging wil nemen?
Het College mag zich niet laten leiden door deze opportunis
tische overweging om datgene door te voeren, wat het op het
oogenblik noodzakelijk en wenschelijk acht.
Salarisregeling Gemeentepcrsoneel.
(Verweij.)
Den brugwachters komt op grond van hun werkzaam
heden en in verband met de omstandigheid, dat de loonen
van gelijksoortige werklieden niet in dezelfde mate als hun
loon worden verlaagd, een hooger loon toe dan het College
thans voorstelt. Ook bij aanneming van sprekers amende
ment (No. 13) wordt het tegenwoordige loon van de brug
wachters verlaagd.
Wel is waar behooren tot de 55 uren van hun werkweek
ook uren, waarin zij alleen wacht- en waakdiensten hebben
te doen, maar de verantwoordelijkheid, die zij op allerlei
gebied dragen o. a. voor de inning van de havengelden
brengt mede, dat hun loon niet met 1.01 en 0.75 per
week mag worden verlaagd.
Wethouder Tepe heeft sprekers amendementen No. 14 en
19 afgewezen, omdat zij wijziging zouden brengen in de
bestaande verhoudingen en daardoor buiten den opzet van
het voorstel vallen. Spreker heeft zich echter bij de indiening
gespiegeld aan het College, dat zelf de nieuwe titels „Ingenieur
3e klasse" en „Huismeester" heeft ingevoerd, waardoor naar
de meening van het College een bepaalde zaak beter tot
haar recht komt. Om die zelfde reden heeft spreker zijn
amendementen ingediend, die niets anders beoogen dan de
Rijksregeling te volgen, waartegen zelfs de Minister van
Binnenlandsche Zaken geen bezwaar zal maken. Uit dien
gedachtengang is sprekers amendement geboren.
Spreker bemerkt wel, dat zijn amendement No. 16 geen
kans heeft en trekt dit dus in.
Spreker handhaaft zijn amendement No. 17; hij wil toch
trachten iets voor deze laagst bezoldigden te bereiken; het
heeft niet veel te beteekenen, slechts 24 cent; spreker ge
voelt wel, dat de berekening met cent per uur in de admini
stratie bezwaren kan meebrengen, maar in de gegeven om
standigheden kan dat niet anders.
Spreker heeft geen reden om te betwijfelen, dat bij het
Rijk een 30-tal bodefuncties bestaan, welker salaris nog
minder bedraagt dan het thans door het College voorge
stelde; spreker erkent dit als een punt van vergelijking, maar
daartegenover staat, dat tot voor 2 jaar het salaris van de
gemeenteboden 2.200.bedroeg, met 3J pensioen
korting, zoodat het in werkelijkheid 2.123.bedroeg. Nu
wordt voor hen voorgesteld een salaris van 1.800.10
practisch ontvangt men dus 1.620.Voor de tegenwoordige
functionarissen bedraagt de verlaging dus 503.wat
spreker nu wel eenigszins onereus vindt. Ook al zijn de
salarissen van de Bijksboden lager, het is in het geheel niet
uitgesloten, dat zij uit anderen hoofde wel eens iets ont
vangen (fooien). De loonen worden dus voor de boden veel
te ingrijpend verlaagd. Men moet dit echter niet beschouwen
als een poging om de zaak ondersteboven te zetten; spreker
blijft hierbij volledig ook binnen de grenzen, die het Ge
organiseerd Overleg den Baad stelt.
Spreker is zeer sterk geporteerd voor de Rijks-salaris
regeling voor het verplegend personeel van Endegeest (amen
dement No. 18), omdat de taak van die ambtenaren zeer
zwaar moet worden geacht; niet ieder is voor die functie
geschikt.
Dat men hierbij met buitengewoon zwaren en moeilijken
arbeid te doen heeft, blijkt uit het feit, dat zeer velen vóór
het einde van het eerste jaar mislukken. Laat men op dit
punt dan ook niet wijzer willen zijn dan het Rijk zelf. Spreker
kan natuurlijk de financieele gevolgen van de aanneming
van zijn amendement niet overzien; daartoe ontbreken hem
de noodige gegevens; maar de financieele gevolgen zullen
in alle geval niet van dien aard zijn, dat de Baad de aanneming
van het amendement niet ten volle voor zijn verantwoording
zou kunnen nemen.
Spreker trekt na de toezegging van het College zijn amende
ment No. 20 in.
Aangezien de loonregeling voor het losse personeel op het
oogenblik niet aan de orde is, kan spreker te dien aanzien
geen voorstel doen. De toezegging, welke Wethouder Tepe
daaromtrent heeft gedaan, is voor spreker een teleurstelling,
omdat de minimum loonen van de gemeente buitengewoon
laag genoemd moeten worden.
Spreker zou het liefst willen, dat deze zaak werd aan
gehouden tot de behandeling van de loonregeling voor het
losse personeel. Nu het College andere plannen heeft, kan
spreker niet anders dan een beroep doen op het College om
toch aldus te handelen en daarmede het losse personeel van
dienst te zijn.
Spreker erkent, dat het amendement, dat hij aanvankelijk
met betrekking tot de salarisregeling voor de concierges heeft
ingediend, niet past in het raam van het voorstel van het
College. Overeenkomstig het verzoek van den Voorzitter
heeft spreker thans rekening gehouden met den bestaanden
toestand en stelt hij den Baad nu voor, de wenschelijkheid