126 MAANDAG 25 FEBRUARI 1935. Salarisregeling Gemeentepersoneel. (van Weizen e.a.) slechting in geen enkel opzicht wettigt, zal de Raad de onbillijkheid van die verlaging moeten erkennen en de voor de betrokkenen gunstigste beslissing moeten nemen. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen 3 amende menten van den heer Kuipers (Nis. 10, 11 en 12), luidende: „Ondergeteekende stelt aan den Gemeenteraad voor, de salarissen van het politiepersoneel te verhoogen met 0.50 per week. De agenten 2 kl. van ƒ28.50ƒ32.50, alsdan te lezen voor 29.00—33.00. De agenten 1 kl. van 33.5037.50 te lezen voor 34.00 ƒ38.00, met 4 éénjaarl. verhooging van ƒ1.00." (No. 10), „Ondergeteekende stelt aan den Gemeenteraad voor de salarissen van de Brigadiers te verhoogen met 0.50 per week. De wedden van de Brigadiers van 39.50 te lezen 40.00 per week." (No. 11), en „Ondergeteekende stelt aan den Gemeenteraad voor, de salarissen van de Brugwachters te wijzigen als volgt: De Brugwachter 2 kl. van ƒ27.00ƒ29.00 per week te lezen: van ƒ26.50ƒ29.50 met 4 éénjaarl. verhooging van ƒ0.75. De Brugwachter 1 kl. van 30.0033.00 per week te lezen, van ƒ30.50ƒ33.50 met 6 eenjaarl. verhooging van ƒ0.50." (No. 12). De heer Schoneveld zegt, dat deze wijziging van de salaris verordening omvat: 1. omzetting van de tijdelijke korting in een definitieve verlaging; 2. verlenging van den termijn van de periodieke verhoogingen; 3. bestendiging van den ongehuwdenaftrek. Spreker heeft met instemming vernomen, dat het College er in geslaagd is tegenover den Minister aan te toonen, dat de gemeentelijke salarisregeling in haar geheel niet boven die van het Rijk uitkwam. De loonen van de gemeente werkheden waren iets gunstiger dan die van de rijkswerk heden, die van de ambtenaren bleven echter belangrijk beneden die van de rijksambtenaren; zelfs zou ƒ10.000. a 15.000.noodig zijn om daartusschen eenige gelijkheid te brengen. Dit bhjkt ook uit den bij de stukken overgelegden staat, die verschillen van 200.900.vertoont ten nadeele van de gemeenteambtenaren. Het is spreker opgevahen, dat in de gevoerde correspondentie door den Minister uitgesproken is, dat het niet zijn bedoeling was, dat de rijksregeling in haar geheel zal worden over genomen, maar wel inzooverre de verlagingen betreft. Boven dien is spreker getroffen door den aandrang van Gedepu teerde Staten, om deze salariswijziging zoo spoedig mogehjk in te voeren, alsof daarvan alleen het welzijn van de gemeente zou afhangen. Deze zoo eenvoudig aangekondigde wijziging is er inderdaad een van zeer ingrijpende beteekenis, vooral voor de werklieden. Het advies van de Commissie voor Georganiseerd Overleg luidde, zooals het luidt, omdat de huidige functionarissen niet in die mate getroffen worden als deze regeling aangeeft. Yoor de laagste groep werklieden heeft echter een verlaging plaats resp. van 3.48, 3.39, ƒ3.30, ƒ1.59. Al zegt men, dat zij, die op het oogenblik in gemeentedienst zijn, niet worden getroffen, vaststaat, dat de Raad in deze vergadering een zeer ver strekkende beslissing zal nemen, waardoor wel velen zullen worden getroffen in de toekomst. Indien de Raad dit voorstel niet aanvaardt, bestaat de mogelijkheid, dat hij niet zelf meer zal kunnen beslissen over de hoogte van de salarissen. Niet op het oogenbhk, maar wel in de toekomst zuhen de loonen van de gemeentewerkheden zeer sterk verminderd worden en zal men zelfs een loon van 21.17 uitbetalen, in de laagste groep. Spreker heeft een voorstel (No. 5) ingediend betreffende de afrondingen van de salarissen, die in het voorstel van het College sterker is dan de Minister het eischt. Indien men zich nog meer gericht had naar de Rijksregehng, zouden de loonen van de werkheden verlaagd en de salarissen van de ambtenaren verhoogd moeten worden. Door de afronding worden ambtenaren sterker getroffen dan noodzakelijk is. Bij de tijdehjke korting met 3 bedroeg de korting van 25.tot 400.en moest men rekening houden met een vrijgesteld bedrag van 700.voor de gehuwden, waardoor zeer sterke schommelingen in de salarisregeling zijn ontstaan. Thans zal men voor eenige rangen met een kleiner bedrag als korting moeten volstaan. Sprekers voorstel verbreekt de onderhnge verhoudingen niet en daarom vermoedt hij, dat het College bereid zal zijn, het over te nemen. In navolging van wat in de Rijksregehng geschiedt, zijn de periodieke verhoogingen uitgerekt. In principe is spreker Salarisregeling Gemeentepersoneel. (Schoneveld e.a.) het daarmede niet eens. Nu het echter noodzakehjk is, moet hierbij ook gelden: „gelijke monniken, gelijke kappen," want het verschil in salarispeil van gemeente- en rijksambtenaren betrof zoo wel de hoogere als de lagere ambtenaren. Spreker acht het billijk, dat men nu ook voor de ambtenaren met een traktement, dat hooger is dan 3.600.den duur van elke periodieke verhooging verlengt. Op grond daarvan heeft hij met den heer Lombert zijn voorstel (No. 3) ingediend. Wa.rmp.er een ambtenaar in tijdehjken dienst wordt aan gesteld, zal het ongetwijfeld zijn, omdat er een vacature is. Daarvoor wordt een minimum en maximum salaris vast gesteld. Er is echter in het geheel geen reden om te bepalen, dat hem 4/5 van het aanvangssalaris kan worden uitbetaald, vooral niet nu 99 van de ambtenaren aangesteld wordt op arbeidsovereenkomst. Op het oogenbhk is er een College, dat artikel 11 van de verordening betreffende de wedden van ambtenaren zeer coulant zal toepassen, maar het is mogehjk, dat op grond van deze bepahng aan een ambtenaar zou kunnen worden gegeven 80 van het aanvangssalaris van de groep, waartoe hij behoort en dat kan toch niet de bedoehng zijn. Spreker en de heer Lombert hebben daarom hun voorstel (No. 4) ingediend. De heer Verweij zegt, dat nu bij de toetsing van de salaris- regeling van de gemeente aan die van hét Rijk duidehjk is gebleken, wat spreker en de zijnen reeds lang wisten, dat de salarieering van het Overheidspersoneel in Leiden altijd matig is geweest. Indien de salarissen van de ambtenaren en werkheden niet aan den lagen kant waren geweest, had men gemakkelijker op den salarispost 25.000.kunnen bezuinigen. Het adres van den Bond van Leidsche Indu- strieelen, waarin aangedrongen wordt op een nog veel sterkere verlaging van de loonen en salarissen, heeft voor spreker dan ook geen gezag. Werd aan de wenschen, in dit adres uitgesproken, voldaan, dan zou de ellende en de verarming van de bevolking een grooten omvang krijgen. Zeer waar schijnlijk zouden daarbij de Leidsche industrieelen wel varen, maar dit zou voor spreker beteekenen een sterke verarming en een teruggaan naar de toestanden van 18501860. Dat zou de klok terugzetten zijn. Daarvan vreest spreker tal van gevolgen ook voor den middenstand en voor de koop kracht in het algemeen en daarom zou hij niet gaarne op het verzoek in dit adres willen ingaan. Dit adres heeft voor spreker geen gezag omdat overal, waar men loonsverlaging heeft doorgevoerd op de wijze, zooals in dit adres gevraagd wordt, het tegendeel van opleving en van vermindering van de crisis valt waar te nemen. Wat de werkheden betreft, wordt voor de 4de, 5de en 6de loongroep de bestaande toestand ongeveer gehandhaafd, zij het dat de minimum-loonen zeer belangrijk worden verlaagd. Spreker heeft er bezwaar tegen, dat voor de eerste en tweede loongroep, waar in de 4 andere groepen de loonen op het oude peil bhjven, de verlaging zich niet beperkt tot enkele centen, maar nog 43 en 87 cent per week bedraagt. Spreker stelt voor het loon, in minimum en maximum, voor deze 2 groepen met 48 cent per week te verhoogen. Spreker zegt: 48 cent, omdat het loon, in verband met den arbeidstijd, door 48 deelbaar moet zijn. De brugwachters gaan in loon achteruit resp. 0.75 en 1.01. Deze groep gemeentewerkheden hebben uit den aard van hun functie niet de 48-urige werkweek; bij de bepahng van het loon van personen, die niet de 48-urige werkweek hebben en ook op Zon- en Feestdagen dienst hebben, is er minder aanleiding tot verlaging dan misschien bij het andere gemeentepersoneel. Op dezen grond beveelt spreker het voorstel-Elkerbout (No. 2) bij den Raad aan. Spreker ondersteunt verder het voorstel-Schoneveld- Lombert (No. 3) inzake het 4/5 loon. Het is hier gewoonte, dat het losse personeel ontvangt het minimum-loon van de loongroep, waarin het krachtens zijn functie is ingedeeld. Nu worden juist de minima van de 6 loongroepen der werk heden zeer sterk verlaagd, met meer dan 3.Het losse personeel nu wordt dubbel gedupeerd: in de eerste plaats doordat het niet voor een vaste aanstelling in aanmerking komt, hoewel er zijn, die al 8 a 9 jaar vrij geregeld bij de gemeente werken, en in de tweede plaats door de sterke verlaging der minima. Welke zijn dus de bedoehngen van het Cohege met betrekking tot het losse personeel? Wat de ambtenaren betreft, heeft spreker allereerst bezwaar, dat voor de lagere ambtenaren afgerond is tot op 50.met alle gevolgen van dien. Er is aanleiding, ook omdat men dan geenszins in strijd komt met de rijkssalaris- regeling, om die afronding te doen geschieden niet op 50. maar op 25.zooals ook bij de werkheden. Voorts bepleit spreker combinatie van de functies klerk eerste en tweede klas; ook in dit opzicht wil hij de rijks-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 10