beplantingen ten genoegen van Burgemeester en Wethouders
op te snoeien, af te knippen, af te hakken of te verwijderen.
Eigenaars, bezitters of beheerders van muren, van schut
tingen, van met rietmatten bekleede hekken of van andere
afscheidingen, welke aan of nabij hoeken of bochten van
openbare wegen, naar het oordeel van Burgemeester en
Wethouders, het vrije uitzicht op die wegen voor het verkeer
belemmeren, zijn verplicht op eerste aanschrijving van ge
noemd college, binnen den daarbij gestelden termijn, die
muren, schuttingen, hekken of andere afscheidingen te ver
wijderen of ten genoegen van Burgemeester en Wethouders
zoodanig te verlagen, te veranderen of door andere te ver
vangen, dat zij geen belemmering van het uitzicht veroor
zaken.
39
Artikel Y.
In artikel 52c (oud artikel 52) wordt:
1°. in plaats van ,,het venten" gelezen: het verkoopen of
ten verkoop aanbieden van of venten met voorwerpen of
waren, van welken aard ook,;
2°. het woord „dienaren" vervangen door: ambtenaren.
Artikel VI.
In artikel 73, lid 2, worden de woorden „51 litt. a, 6 en c"
vervangen door: 51, eerste lid, 52, eerste lid, 52a.
Artikel VII.
In artikel 74 wordt:
1°. het woord „vergunning" telkens vervangen door: ver
gunning of ontheffing;
2°. in lid 3 in plaats van „Alle vergunningen, krachtens
deze verordening verleend, kunnen" gelezen: Een vergunning
of ontheffing, krachtens deze verordening verleend, kan.
Art. 196.
Eigenaars, bezitters of beheerders van boomen, struiken,
heggen of andere beplantingen, waarvan takken of andere
deelen boven den openbaren weg hangen of daarover uit
steken, zijn verplicht op eerste aanschrijving van Burge
meester en Wethouders, binnen den daarbij gestelden termijn,
die takken of andere deelen ten genoegen van genoemd
college af te knippen, af te hakken of op te snoeien.
Artikel II.
De artikelen 51, 51 bis, 52 en 52bis worden onderscheidenlijk
genummerd 52a, 526, 52c en 52d.
Artikel III.
Na artikel 50 worden ingevoegd twee nieuwe artikelen,
luidende
Art. 51.
Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Winkel
sluitingswet (Staatsblad 1930 No. 460) en hetgeen overigens
in deze verordening-is bepaald, is het verboden op of aan den
openbaren weg of aan de huizen voorwerpen of waren, van
welken aard ook, met uitzondering van gedrukte stukken,
te verkoopen of ten verkoop aan te bieden of daarmede te
venten.
Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing:
1°. voorzoover het verkoopen, ten verkoop aanbieden of
venten geschiedt met schriftelijke vergunning van Burge
meester en Wethouders;
2°. ten aanzien van personen, die een gevestigde winkel
nering uitoefenen, alsmede ten aanzien van personen in hun
dienst, voorzoover betreft voorwerpen of waren, welke in
hun winkel plegen te worden verkocht;
3°. ten aanzien van personen, die met vergunning van
Burgemeester en Wethouders krachtens artikel 22 van deze
verordening op den openbaren weg een standplaats innemen,
voorzoover betreft de plaats, den tijd en de voorwerpen of
waren, in die vergunning aangegeven;
4°. voorzoover het verkoopen, ten verkoop aanbieden of
venten geschiedt op de door den Gemeenteraad aangewezen
marktplaatsen en gedurende de voor de markt aangewezen
tijden.
Het uitoefenen van een gevestigde winkelnering, als bedoeld
onder 2°. in het tweede lid van dit artikel, moet, voorzoover
betreft personen, die niet in de gemeente Leiden wonen,
blijken uit een verklaring van den Burgemeester van hun
woonplaats, welke verklaring op eerste vordering aan de
ambtenaren, met het opsporen van overtredingen van dit
artikel belast, moet worden vertoond.
Art. 52.
Het is verboden op die openbare wegen of gedeelten van
openbare wegen, welke door Burgemeester en Wethouders,
in het belang van de openbare orde of veiligheid, blijkens
openbare kennisgeving, zijn aangewezen, hetzij gedurende
de daarbij aangegeven dagen of uren, hetzij doorloopend
voorwerpen of waren, van welken aard ook, met uitzondering
van gedrukte stukken, te verkoopen of ten verkoop aan te
bieden of daarmede te venten.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd van het be
paalde in het eerste lid van dit artikel schriftelijk ontheffing
te verleenen.
Artikel IV.
In artikel 526 (oud artikel 516is) wordt in plaats van „bij
het venten" gelezen: bij het verkoopen of ten verkoop aan
bieden van of het venten met voorwerpen of waren, van
welken aard ook.
Artikel VIII.
In artikel 75, lid 1, worden de woorden „eene der ver
gunningen, in deze verordening vermeld" vervangen door:
een vergunning of ontheffing, krachtens deze verordening
verleend.
Voorts wordt na de woorden „die vergunning" ingevoegd:
of ontheffing.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
A. van de Sande Bakhuyzen, Voorzitter.
J. Bool, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 46. Leiden, 15 Maart 1935.
Aangezien de verordening tot regeling van de samenstelling,
werkwijze en vergoedingen van de Commissie van Schatting
voor het Grondbedrijf, vastgesteld bij raadsbesluit van 21
Januari 1935 (Ingek. Stukken No. 6), door Gedeputeerde
Staten is goedgekeurd, kan thans tot de aanwijzing van de
leden der Commissie worden overgegaan.
De Commissie van schatting bestaat uit drie leden, van
wie één wordt benoemd door Gedeputeerde Staten, één door
den Gemeenteraad en één door de beide anderen te zamen.
De leden worden voor den tijd van 5 jaren gekozen.
Teneinde U de benoeming van het door de Gemeente aan
te wijzen commissielid te vergemakkelijken, vestigen wij Uw
aandacht op den.heer B. J. Huurman Dzn., alhier.
Wij verzoeken U alsnu tot de benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 47. Leiden, 15 Maart 1935.
De termijn, voor welken laatstelijk de benoeming van de
leden en de plaatsvervangende leden van het stembureau
voor het eerste stemdistrict voor de verkiezing van leden
van de 2e Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten
en den Gemeenteraad, zoomede van de voorzitters, de leden
en de plaatsvervangende leden van de overige stembureaux
voor die verkiezingen, heeft plaats gehad, is verstreken.
Dit is eveneens het geval ten aanzien van de leden en de
plaatsvervangende leden van het hoofdstembureau in kies
kring I voor de verkiezing van leden van den Gemeenteraad
en van de voorzitters, de leden en de plaatsvervangende leden
van de hoofdstembureaux in de kieskringen II en III voor
laatstgenoemde verkiezing.
Tot een nieuwe vervulling van die functies zal derhalve
moeten worden overgegaan.
Onder opmerking, voor zooveel noodig, dat, ingevolge
het bepaalde bij art. 60 der Kieswet, de Burgemeester voor
zitter is van het stembureau voor het eerste stemdistrict
in welke kwaliteit hij zich door een door Uwe Vergadering
aangewezen raadslid kan doen vervangen en, ingevolge
het bepaalde bij art. 33 der genoemde wet, voorzitter van het
Hoofdstembureau van den kieskring waarbinnen het Gemeen
tehuis is gelegen, geven wij U in overweging met ingang van
1 April 1935 te benoemen:
I. tot plaatsvervangend voorzitter, leden en plaatsver-