50 Marktgeld voor vette varkens per stuk 0,35. magere 0,20. biggen 0,10. Waaggeld 0,25. dat de markt- en andere rechten zijn vastgesteld in een periode van hoogere varkensprijzen en betere bedrijfs- conjunctuur dat de varkensprijzen reeds lang zich bewegen onder het niveau van vóór 1914; dat door de regeeringsbemoeiingen de handel in varkens grootendeels is ontwricht geworden en het zakendoen ten zeerste wordt belemmerd; dat de algemeene bedrijfskosten bij een veel geringere omzet en lagere verdiensten te zwaar beginnen te drukken en uitgaan boven een normale verhouding tot de winstmoge lijkheden dat dientengevolge groote groepen varkenshandelaren niet meer in staat zijn in het gezinsonderhoud te voorzien en de weinige reserves aan bedrijfskapitaal gaan verdwijnen; dat mede tengevolge van die omstandigheden de hooge marktrechten een te zware druk op de exploitatie beginnen te leggen; dat speciaal het marktgeld voor vette en magere varkens, en bijzonder het waaggeld veel te hoog is; dat de varkenshandelaren gaarne willen medewerken aan den bloei van de varkensmarkt Redenen, waarom het beleefd daartoe de medewerking van Uwen Raad inroept en met welwillende aandrang ver zoekt de hiervoren genoemde heffingen te willen reduceeren, zoo mogelijk te bepalen als volgt: Marktgeld voor vette varkens per stuk 0,20. magere 0,15. Waaggeld 0,15. 't Welk doende, v/d Westelijke Afdeeling v/d Ned. Bond van Varkenshandelaren, A. Renes, Voorzitter. G. de. Vos, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edelachtbare Heren, Geven met verschuldigde eerbied te kennen de Boerenvakkring Leiden van de L.T.B., Hollandse Maatschappij van Landbouw, Christelijke Boeren en Tuindersbond, dat: de marktgelden, die worden geheven voor vee op de Leidse markt des Vrijdags, tijdens de hoogconjunctuur na de oorlog belangrijk zijn verhoogd; we thans leven in een tijd van benauwende depressie over de gehele linie, maar wel voornamelijk in de boerenvee- houdersbedrij ven ook de heffing van waaggeld, zoowel voor kaas als voor varkens, in dezelfde periode is verhoogd; het in het belang van het Leidse marktwezen kan worden geacht, wanneer niet de aantrekkelijkheid eraan wordt ont nomen door te hoge heffingen. Redenen waarom bovengenoemde organisaties eerbiedig verzoeken de markt- en waagtarieven te willen doen herzien en, indien mogelijk, te willen verlagen. 't welk doende, Boerenvakkring Leiden v/d. L.T.B. Onleesbaar. Secr. Hollandse Maatsch. v. Landbouw, O. Bakker. Christelijke Boeren en Tuindersbond, C. A. van Dam. N°. 70. Leiden, 15 Maart 1935. Krachtens Raadsbesluit van 24 Juli 1933 (Ingek. Stukken No. 141) heeft de gemeente aangekocht de perceelen, gelegen aan de noordzijde van de Koppenhinksteeg, tusschen de Kaasmarkt en de Hooigracht. Deze aankoop biedt de gelegen heid om te komen tot de zoo noodige verruiming van het onderhavige gedeelte van de Koppenhinksteeg. Voor die verruiming is het wenschelijk, dat het geheele aangekochte complex wordt afgebroken, terwijl het gedeelte van het aldus vrijkomende terrein, dat voor de verbreeding van de steeg niet noodig is, hetzij als bouwterrein zou kunnen worden verkocht, hetzij in aansluiting aan de Kaasmarkt zou kunnen worden bestraat en als open terrein bestemd zou kunnen blijven. Het komt ons voor, dat op dit oogenblik volstaan kan worden met verbreeding van de steeg, waartoe langs de zuidzijde daarvan een trottoir van 1.80 M. breedte, daarnaast een rijweg van 6.40 M. en voorts langs de Hooigracht een trottoir van 2 M. breedte ware aan te leggen. Te zijner tijd kan dan een beslissing worden genomen om trent de aan het open komende terrein te geven definitieve bestemming. Weliswaar wil de Commissie van Fabricage, door bijtrekking van het vrijkomende terrein bij de Kaas markt aan te bevelen, thans iets verder gaan, doch het komt ons voor, dat op de boven aangegeven wijze toch in den geest der Commissie wordt gehandeld, te meer waar deze eventueele bebouwing van het terrein in de toekomst niet a priori wil uitsluiten. Behalve het uitvoeren van de boven aangegeven straat werken, is het wenschelijk het thans niet tot straat te be stemmen terrein tot de bestaande straathoogte op te hoogen en met grond af te dekken. Verder zal, aangezien de oever langs den Ouden Rijn ter plaatse niet van een beschoeiing is voorzien en dringend verbetering behoeft, langs het terrein een walbeschoeiïng moeten worden aangebracht. De kosten van een en ander worden geraamd op 5.100, welk bedrag uit geldleening kan worden gevonden. Op grond van het bovenstaande geven wij, met verwijzing verder naar de in de Leeskamer neergelegde stukken, Uw Vergadering in overweging door vaststelling van den over- gelegden begrootingsstaat een bedrag van 5.100.ter beschikking te stellen ten behoeve van het verbreeden van de Koppenhinksteeg, tusschen de Kaasmarkt en de Hooi gracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 71. Leiden, 15 Maart 1935. Bij de behandeling van ons voorstel tot wijziging van de Electriciteitsverordening (Ingëk. Stukken No. 287 van 1934) in Uwe zitting van 17 December jl. dienden de heeren Schone- veld, van Rosmalen en Lombert het hieronder afgedrukte voorstel in, om het enkeltarief voor electriciteit voor de eerste 2500 eenheden per jaar van 20 tot 18 cent per eenheid te verlagen, terwijl daarna Uw medelid, de heer Tobé, een voorstel indiende, hieronder mede afgedrukt, strekkende tot vaststelling van een uniform electriciteitstarief van 12 cent per K.W.U. voor winkels en daarmede gelijk te stellen inrichtingen. Beide voorstellen werden om praeadvies in onze handen gesteld. Omtrent deze voorstellen, alsmede omtrent het later bij Uwe Vergadering ingekomen en hieronder eveneens afgedrukt adres van de Leidsche Middenstands Centrale, dat een adhaesiebetuiging aan het voorstel-Tobé bevat, hebben wij het gevoelen ingewonnen van Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, wier adviezen in de Leeskamer ter visie zijn gelegd. Met Commissarissen zijn wij van oordeel, dat aanneming zoowel van het eene als van het andere voorstel moet worden ontraden. Wat in de eerste plaats het voorstel-Sehoneveld c.s. betreft, aanneming daarvan zou, gelijk in de ter visie gelegde stukken is vermeld, voor de Electriciteitsfabriek een onmiddellijke derving van inkomsten beteekenen van 100.000.'s jaars, een bedrag, dat in volgende jaren zelfs tot 130.000.en meer zal stijgen. En aangezien, zooals Commissarissen nader hebben uiteengezet, dit bedrag zeker niet door bezuiniging en versobering op de exploitatie der fabriek zal kunnen worden gevonden, moet aanneming van dit voorstel er onvermijdelijk toe leiden, dat de op de gemeentebegrooting voor 1935 geraamde winst der Electriciteitsfabriek in aanmerking nemende, dat ongeveer gedeelte van het jaar is verstreken met 75.000.wordt verminderd, zoodat dan voor dit bedrag op andere wijze dekking zal behooren te worden gezocht. Daartoe ziet ons College echter onder de huidige omstandigheden geen kans, zoodat Uwe Vergadering bij eventueele aanneming van het voorstel zelve de middelen tot dekking zal hebben aan te wijzen. Zooals gezegd, moeten wij voorts ook aanneming van het voorstel-Tobé ontraden, niet zoo zeer en in de eerste plaats om de financiëele gevolgen daarvan, al zijn ook die niet te onderschatten, als wel omdat vaststelling van een uniform tarief voor winkels en daarmede gelijk te stellen inrichtingen ten eenenmale in strijd moet worden geacht met een juiste tariefspolitiek. Wij mogen er in dit verband aan herinneren, dat de elec-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 14