17 van den termijn vermindering zouden ondergaan, werd een desbetreffende overgangsbepaling opgenomen, welke later nog, eveneens als gevolg van het met de Commissie gepleegd overleg, werd verruimd door te bepalen, dat de reeds door gebrachte diensttijd naar rato van den verlengden termijn wordt verhoogd. Kindertoeslag. De desbetreffende bepalingen zijn in de verordening onder gebracht. De redactie is zoodanig gekozen, dat evenals bij het Eijk de kindertoeslag voortaan niet meer in den pensioens grondslag is begrepen. Onder den bestaanden toestand moet niet slechts de gemeente, maar ook de ambtenaar/werkman over den kindertoeslag pensioens-bijdragen betalen, zonder dat de ambtenaar/werkman of zijn nabestaanden, behoudens wellicht in een sporadisch geval, daarvan ooit profiteeren. Ook door deze wijziging wordt derhalve het te ontvangen netto-loon gunstig beinvloed. Op de in het Georganiseerd Overleg geopperde denkbeelden tot overneming van de geheele Rijksregeling of althans ver hooging van den leeftijd der kinderen van 16 tot 18 jaren, kan niet worden ingegaan, daar deze denkbeelden buiten het kader der herziening vallen. Ben overwegend bezwaar is voorts gelegen in de kosten van deze maatregelen. Ongehuwden-aftrek. Zooals boven reeds werd vermeld, bedraagt deze thans voor alle gemeente-ambtenaren/werklieden 4,4 van 700. De rijksregeling kent den ongehuwden-aftrek alleen voor de ambtenaren; hij beloopt 3 van de wedde, met dien ver stande, dat ongehnwden nimmer meer dan 90 van de maximum-wedde mogen genieten. In aansluiting aan den be staanden toestand, wenschen wij den ongehuwden-aftrek voor de ambtenaren en werklieden te stellen op 3 van de wedde, echter zonder daaraan de bedoelde beperking van de maximum-wedde te verbinden. De omstandigheid, dat voor ongehuwde werklieden de voorgestelde gemeentelijke salaris regeling gunstiger is dan de rijksregeling, wettigt, dat ook op hen de aftrek wordt toegepast. In het Georganiseerd Overleg werd tegen de regeling, zoo als zij aanvankelijk was ontworpen, een tweetal practische bezwaren geopperd, waarvan wij de juistheid konden er kennen. Men wees er op, dat deze aftrek niet past bij salarissen, die niet kunnen worden geacht voor gehuwden te zijn berekend en dat de ongehuwden door den aftrek in mindere mate voor een huwelijk zouden kunnen sparen. Aan deze bezwaren kon Avorden tegemoetgekomen, door te bepalen, dat de aftrek alleen zal gelden voor ongehuwden van 30 jaren en ouder. Art. 6 der verordening werd daarom nader in dien zin aangevuld. Vol ledigheidshalve voegen wij hieraan nog toe, dat in gezins verband levende eenige kostwinners evenmin aan den aftrek zullen zijn onderworpen. De concept-verordeningen behoeven na het bovenstaande geen toelichting meer. Alleen moet er nog op worden gewezen, dat een overgangsbepaling is opgenomen, teneinde een te groote vermindering van inkomsten in eens, die anders in enkele gevallen zou kunnen ontstaan, te vermijden. Daartoe is bepaald, dat den ambtenaar/werkman een persoonlijke toe lage wordt verleend, voorzoover de mindere inkomsten over het eerste jaar meer dan 5 en over het tweede jaar meer dan 10 bedragen. Nevenbetrekkingen, enz. Op de wedden van nevenbetrekkingen wordt gelijk boven is vermeld, een tijdelijke korting van 3 toegepast; ook hier dient een definitieve verlaging, met afronding naar be neden, plaats te hebben. Verder komen nog in de volgende verordeningen of raads besluiten wedden of vergoedingen voor, die thans definitief behooren te worden verlaagd: a. Ingevolge raadsbesluit van 28 Augustus 1922 geniet de Directeur van het Openbaar Slachthuis en de Adjunct- Directeur voor de leiding van den keuringsdienst in de met Leiden samenwerkende gemeenten een vergoeding van resp. ƒ1000.en ƒ500.per jaar, boven hun gewone wedde; voorts werd bij dat besluit de wedde van den verder aan het Slachthuis verbonden keuringsveearts 200.— hooger ge steld dan staat D van de algemeene salarisregeling voor een keuringsveearts aangeeft. Op deze bedragen wordt 4,4 gekort. De beide genoemde vergoedingen kunnen voor den vervolge worden bepaald op 950.en ƒ475.—, terwijl het bedrag van 200.ware terug te brengen tot 175. b. De bezoldiging van de Stadsgeneesheeren bestaat uit een vast bedrag van 500.en een bedrag voor iederen te hunnen name ingeschreven arme (artt. 30 en 31 van de des betreffende verordening van 26 Sept. 1927) (Gemeenteblad no. 29 van 1934). Op de totale bezoldiging wordt 3 gekort; aangezien de gemiddelde totale korting 30.a 45.be draagt, kan het bedrag van 500.tot 450.worden ver minderd. c. De bezoldiging van de vakonderwijzers in teekenen en lichamelijke oefening is bij verordening van 30 Juli 1923 (Gemeenteblad no. 27) bepaald op 90.'s jaars per weke- lijksch lesuur met periodieke verhoogingen van 5.per wekelijksch lesuur telkens na 1, 2, 3, 5, 7, 9, 11, 13 en 15 dienstjaren, tot een maximum van 135.Hierop wordt de korting van 4,4 toegepast. Het minimum en maximum kunnen thans worden gesteld op resp. 85.en .130. Voor het hoofd eener openbare bewaarschool en voor een on derwijzeres aan zoodanige inrichting bedraagt de wedde (zonder korting) resp. 1700.2000.— en .1000.1500.— in verband met de korting kunnen deze bedragen thans wor den resp. ƒ1600.ƒ1900.en ƒ950.ƒ1450..Voorts ware de toelage der kweekelingen bij dit onderwijs, van 100.tot 95.per jaar te verlagen. Ónder mededeeling ten slotte, dat wij den datum van in werkingtreding van de herziening voorstellen te bepalen op 1 Maart a.s., geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging: A. vast te stellen de volgende: VERORDENING, betreffende de wedden van ambtenaren in dienst der gemeente Leiden. Artikel 1. Onder ambtenaar wordt in deze verordening verstaan, degene, die in den zin van het Ambtenarenreglement 1934 in vasten dienst der gemeente is (gemeentelijke bedrijven, diensten en instellingen inbegrepen), en wiens wedde in art. 2 is geregeld. Art. 2. Voor de ambtenaren gelden de wedden en de periodieke verhoogingen, vermeld in de hierna volgende staten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 5