16 Een algeheele gelijkstelling met de vermelde rijkssalarissen was echter niet gemotiveerd. In de eerste plaats zouden die salarissen, naar analogie van de werklieden, met de toelage voor 2 kinderen (ƒ120.dienen te worden verhoogd; maar ook is de dienst van een Concierge C (Stadhuis en Lakenhal) omvattender en verantwoordelijker dan die van een rijksconcierge, aangezien eerstgenoemde zorg draagt voor, wat men zou kunnen noemen den gelieelen huishoude- lijken dienst. Wat het Stadhuis o. a. betreft, denke men aan de huwelijken, vergaderingen van Eaad, van Burge meester en Wethouders, enz. Deze gedachtengang is eveneens aanleiding geweest om de boden in de groep van 1400. tot 1800.te plaatsen. Om het verschil tusschen een eigen lijken concierge en de werkelijke functie van den beambte, in de verordening aangeduid als Concierge C, beter tot uit drukking te brengen is de benaming veranderd in „huis meester". In het advies van de Algemeene Werklieden- en Alge- meene Ambtenaren Commissie wordt een vergelijking ge trokken tusschen de salarissen van eenige administratieve betrekkingen bij het Eijk en bij de gemeente, welke dan ten nadeele van de salarissen bij de gemeente uitvalt. Hieraan wordt de opmerking vastgeknoopt, dat voor de werklieden de minimum- en maximumloonen zijn gebaseerd op die van de rijkswerklieden, verhoogd met het bedrag van de kinder toelage voor twee kinderen, doch dat deze gedragslijn voor het verkrijgen van aansluiting bij de salarisnormen voor over eenkomstig rijkspersoneel, niet is gevolgd voor de ambtenaren. Wij moeten er echter nadrukkelijk de aandacht op vestigen, dat een toepasselijk-verklaring van de rijksregeling over de geheele linie niet het uitgangspunt van de herziening is, noch ook de bedoeling van den Minister is. Men moet de zaak zoo zien, dat de werklieden van rijk en gemeente, over het algemeen wel gemakkelijk met elkander konden worden vergeleken wat de functie betreft, doch niet wat de salarieering aangaat. Daarom werden de loonen van de rijkswerklieden, na op de aangegeven wijze te zijn verhoogd, gesteld tegenover de loonen van de gemeentewerklieden, doch dit geschiedde niet als algemeen beginsel voor de loonbepaling voor het geheele gemeentepersoneel, maar als hulpmiddel voor het verkrijgen van een goede basis van vergelijking voor de werk lieden, teneinde aldus tot een salarieering te komen, passende in het systeem der gemeente. De rijksambtenaren en gemeente-ambtenaren evenwel kunnen qua functie en dus ook in salarieering veel moeilijker met elkander worden vergeleken, zoodat reeds hierom een opzet als bij de werklieden buiten beschouwing bleef, terwijl bovendien een beoordeelingen regeüng van de ambtenaarssala rissen in den door de Commissiën gewenschten zin thans niet aan de orde was. Consequenties, als in het advies tot uiting komen, mogen derhalve uit de wijze van berekening van de loonen der werklieden niet worden getrokken. Trouwens, gelijk de Commissie zelf in haar advies te kennen geeft, zou onder de huidige omstandigheden, wegens de financieele ge volgen, niet tot een verhooging van de ambtenaarssalarissen kunnen worden overgegaan, afgezien nog hiervan, dat deze buiten het kader van de onderhavige herziening ligt. Dit laatste is eveneens het geval met de in het Georganiseerd Over leg gedane suggestie om ter beperking van het aantal rangen, de rangen van klerk 2e klasse en klerk le klasse en die van technisch ambtenaar 3e klasse en technisch ambtenaar 2e klasse te combineeren. En wat nu de afrondingen naar beneden aangaat, natuurlijk was het mogelijk geweest, deze tot tientallen in plaats van tot in vijftigtallen van guldens te doen plaats hebben. Gelijk wij echter hierboven opmerkten, is de vermindering van de oorspronkelijke (onverkorte) wedde zoodanig ge schied, dat zij geleidelijk stijgt van 25.bij het laagste tot 500. bij het hoogste salaris. Om nu deze geleidelijke stij ging van de vermindering en tevens een behoorlijke schaal met ronde cijfers te verkrijgen, waarin de salarissen onderling zooveel mogelijk regelmatig aaneensloten (de progressieve korting bezorgde in dit opzicht ook al moeilijkheden) was een afronding in den door de Commissie bedoelden geest niet wel mogelijk. Inderdaad heeft deze wijze van samenstelling der schaal ten gevolge gehad, dat het tegenwoordig netto-salaris hier wat meer, daar wat minder achteruitging, doch in de lagere func ties is het verschil tusschen het nieuwe salaris en het tegen woordige in de meeste gevallen gering. Bovendien wordt het verlies nog verkleind doordat, gelijk reeds werd opgemerkt, voortaan tengevolge van het vervallen der tijdelijke korting, een lager bedrag wegens pensioensbijdragen zal worden betaald. De jaarwedde van den Commissaris van Politie wordt dooi de Kroon vastgesteld. Op diens wedde wordt dezelfde tijdelijke korting toegepast als voor het overige gemeentepersoneel geldt; de wedde bedraagt thans netto 5289.ƒ6245.— in verband waarmede aan de Kroon dient te worden voorgesteld de wedde te bepalen op 5200.6200. Diploma-toelagen. De rijksregeling kent deze toelagen niet. De Commissie- Schouten zegt in haar rapport ten aanzien van dit onderwerp, dat het hare aandacht heeft getrokken, dat hier en daar een al te ruim gebruik gemaakt wordt van de afzonderlijke be looning voor het bezit van diploma's. Toelagen voor het bezit van diploma's behooren, naar haar gevoelen, enkel gegeven te worden, indien het bezit daarvan geen vereischte is voor de benoembaarheid tot het ambt, doch niettemin voor de vervulling daarvan van bijzonder belang is te achten. Ingeval het bezit van een diploma wel vereischte is voor de benoembaarheid tot een ambt, behoort daarvoor geen af zonderlijke toelage te worden gegeven, aangezien aangenomen moet worden, dat met dit vereischte bij de vaststelling van het salaris gerekend is. Aan dezen maatstaf voldoet de Leidsche diplomaregeling in geenen deele. Zij geeft een toelage in tal van gevallen, dat de kennis, die door het bezit van het diploma verondersteld wordt aanwezig te zijn, volstrekt noodig is voor de richtige vervulling van het ambt; uit de vele voorbeelden mogen worden genoemd een commies ter Secretarie, een boekhouder bij de bedrijven, een opzichter bij Gemeentewerken. In andere gevallen leidt de regeling er weer toe, dat een toelage wordt toegekend, hoewel de desbetreffende kennis niet is benoodigd en in de practijk ook niet wordt gebruiktals voorbeeld diene de secretarie-ambtenaar, die in zijn werkkring niets met boek houden heeft te maken. Er is te veel op den rang en te weinig op de functie gelet. Daargelaten deze bezwaren tegen de huidige regeling, be staat er in den tegenwoordigen tijd geen aanleiding om toe kenning van diploma-toelagen als stelsel te behouden; ook niet derhalve, indien een meer beperkte, beter werkende regeling, ontdaan van genoemde bezwaren, kon worden ge maakt. In overeenstemming met den bij het Eijk bestaanden toestand verdient het daarom aanbeveling de diploma-rege ling af te schaffen, met dien verstande evenwel, dat de aan in dienst zijnde ambtenaren toegekende toelagen blijven gehandhaafd. Mocht het in een zeer bijzonder geval ge- wenscht zijn een jaarlijksche toelage of een uitkeering in eens voor het behalen van een diploma toe te kennen, dan biedt artikel 4 van de ontwerp-verordening daartoe altijd nog de mogelijkheid. Yoor het politie-personeel kan bij wijze van uitzondering, in verband met de door den Minister ge geven normen, de diploma-regeling in stand blijven, evenals voor de brugwachters en de havenrechercheurs. De overgangsbepaling inzake de diploma-toelagen hadden wij oorspronkelijk zoodanig geredigeerd, dat in dienst zijnde ambtenaren de toelagen alleen behielden zoolang zij niet in een anderen rang werden benoemd en zoolang en voorzoover de wedden in den nieuwen rang lager waren, dan de wedden plus de toelage in den vorigen rang; de liquidatie van de toelage had dan reeds plaats in de aanvangsperiode van den nieuwen rang, aangezien door deze regeling de diploma-toe lage practisch in de plaats van de eerste periodieke verhoo- ging(en) kwam. Ter tegemoetkoming aan een in het Georgani seerd Overleg geuiten wensch hebben wij de bepaling nader in dien zin gewijzigd, dat, in het algemeen gesproken, de toe lage bij bevordering eerst bij het bereiken van het maximum in den nieuwen rang komt te vervallen, zoodat de periodieke verhoogingen in den aanvang zonder onderbreking doorgaan. Periodieke verhoogingen. Ook op dit punt is meer aansluiting bij de Eijksregeling gezocht. Yoor de werklieden, de politie, enz., en voor de lagere ambtenaarssalarissen zijn de periodieke verhoogingen tot 6 jaren verlengdoverigens is een termijn van 8 jaren genomen, zooals nu al voor verschillende wedden bestaat. Een en ander echter met dien verstande, dat, als resultaat van de bespreking in het Georganiseerd Overleg, voor enkele functies, welke in het algemeen niet als eindrang zijn te beschouwen, t.w. de betrekkingen van agent van politie 2e klasse, brandwacht 2e klasse, brugwachter 2e klasse, klerk 2e klasse en klerk le klasse, 4 éénjaarlijksche verhoogingen zullen gelden. Wat de werklieden betreft, zij nog aangeteekend, dat in plaats van 4 jaarlijksche verhoogingen van 90 cents per week, voortaan 6 jaarlijksche van 96 cents per week zullen worden genoten, conform de rijksregeling. Verder is, in navolging van de rijksregeling bepaald, dat de periodieke verhoogingen alleen bij voldoende bekwaam heid, geschiktheid en voldoenden dienstijver en derhalve niet automatisch, zooals tot nog toe, worden toegekend. Teneinde te voorkomen, dat reeds toegekende periodieke verhoogingen voor volbrachten diensttijd door de verlenging

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 4