1 4 1 1 2 23 REGELING VAN DE WEDDEN VAN HET PERSONEEL DER POLITIE. Agent 2e klasse 28.50 per week 32.50 per week 4 éénj aarlij ksche 1.per week Agent le klasse x) 4 0-75 i 0.50 Hoofdagent 2 Ad j unct -Inspecteur 1900.per jaar 2400.per jaar 150.— 4 2 1 100.per jaar v 50. Inspecteur x) 2600.— 3600.— 150.— 10 100. Hoofdinspecteur 3800. 4300.— 150.— 2 tweejaarlijksche 2 éénjaarlijksche i 150.- 100. 2. Voor de overige ambtenaren der politie gelden de wedden en periodieke verhoogingen, vermeld in staat E van de verordening betreffende de wedden van ambtenaren in dienst der Gemeente Leiden. Art. 3. 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt de wedde van een ambtenaar, die den leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, voor elk jaar een gedeelte van een jaar voor een geheel jaar gerekend beneden dien leeftijd met 100.per jaar verminderd, zullende deze vermindering echter nimmer meer bedragen dan driemaal 100.per jaar. Na het bereiken van den 18-jarigen leeftijd wordt hem telkens met ingang van den dag, waarop hij een hooger levensjaar bereikt, een verhooging van 100.toegekend, totdat zijn wedde komt op het minimum bedoeld in artikel 2. 2. Het eerste lid van dit artikel geldt niet voor hulpklerken. Evenmin vindt het toepassing voor hen, die door den Burge meester worden beschouwd als in gezinsverband levende eenige kostwinners. Art. 4. 1. De Burgemeester kan wegens bijzondere redenen aan een ambtenaar toelagen verleenen tot een bedrag van ten hoogste 500.per jaar en per ambtenaar. 2. Van zijn daartoe strekkende besluiten doet de Burge meester, met vermelding van de beweegredenen, jaarlijks mededeeling aan den Baad. Art. 5. 1. Indien aan eenige betrekking, met het oog op de belangen van den dienst, is verbonden genot van vrij wonen, vuur, licht, voeding, kleeding, duinwater of eenige andere ver goeding, of van eenige van deze vergoedingen te zamen, geschiedt de waardeering hiervan door den Burgemeester. 2. Het verschil tusschen de wedde en het bedrag van de in het eerste lid van dit artikel genoemde waardeering wordt den betrokkenene in geld uitgekeerd. 3. Het kleedinggeld van de daarvoor in aanmerking komende ambtenaren wordt gestort in een afzonderlijk fonds, dat volgens bij afzonderlijke verordening te stellen regelen wordt beheerd. Art. 6. 1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel worden de wedden van de ongehuwde ambtenaren van 30 jaren en ouder verminderd met 3 ten honderd. Onder ongehuwde wordt verstaan de ongehuwde ambtenaar, voor zoover deze niet gehuwd is geweest. 2. Aan den ongehuwden-aftrek zijn niet onderworpen: ongehuwde in gezinsverband levende eenige kostwinners zoolang zij door den Burgemeester als zoodanig worden beschouwd. 3. De verhooging of vermindering van de wedde, als gevolg van de wijziging van de omstandigheden, welke den ambte naar al dan niet doen vallen onder den ongehuwden-aftrek, gaat in op den eersten dag der maand, volgende op die, waarin de wijziging plaats heeft. Art. 7. 1. Boven en behalve de wedde, naar de regelen van deze verordening toe te kennen, genieten de ambtenaren bij wijze van tijdelijke toelage voor hunne wettige of gewettigde, zoomede voor de uit vroeger huwelijk van hun echtgenoot gesproten kinderen beneden den leeftijd van 16 jaar, die zij op den lsten Januari van het jaar, boven het aantal van twee bezitten, een kindertoelage. Deze toelage bedraagt voor elk kind boven het tweede kind 52.per jaar. 2. Met kinderen genoemd in het eerste lid worden gelijk gesteld pleegkinderen, die deel uitmaken van het gezin van den ambtenaar en geheel als eigen kinderen door hem worden onderhouden en opgevoed en voor wie de aftrek van het belastbaar inkomen voor de Rijksinkomstenbelasting is toegestaan. 3. De kindertoelage wordt per 3 maanden uitbetaald. Art. 8. 1. De periodieke verhoogingen bedoeld in artikel 2 worden, naar gelang van den daar vermelden, in vasten dienst door- gebrachten tijd, door den Burgemeester slechts toegekend bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en voldoenden dienstijver. Een ambtenaar, wien een periodieke verhooging wordt onthouden, ontvangt daarvan schriftelijk mededeeling met vermelding van de redenen, die daartoe hebben geleid. 2. De periodieke verhoogingen gaan in op den dag, waarop de termijn der verhooging is verstreken. Valt deze dag niet op den eersten van eene maand, dan gaat de verhooging in op den eersten dag van de volgende maand. 3. Voor het geval, hetzij wegens onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of onvoldoenden dienstijver, hetzij wegens straf eene periodieke verhooging niet op de wijze, als in artikel 2 is aangegeven, naar gelang van den voor de bereke ning van de wedde geldenden diensttijd is toegekend, zullen, tenzij de Burgemeester anders bepaalt, verdere periodieke verhoogingen zooveel later worden toegekend als deze ont houding heeft geduurd. 4. Indien de ambtenaar daarna in meer dan voldoende mate bekwaamheid, geschiktheid of dienstijver betoont, kan de Burgemeester bepalen, dat de nadeelen aan deze ont houding verbonden, hetzij met terugwerkende kracht, hetzij voor de toekomst geheel of gedeeltelijk ongedaan worden gemaakt. Art. 9. 1. De Burgemeester kan bij eerste aanstelling, alsmede bij bevordering, een ambtenaar dadeüjk in het genot stellen van één of meer periodieke verhoogingen. 2. Tevens kan ide Burgemeester voor een ambtenaar den vervaltijd van een of rneer periodieke verhoogingen be spoedigen. 3. Bij toepassing van dit artikel begint de termijn der volgende verhooging te loopen van den datum af, waarop WEDDE. PERIODIEKE VERHOOGINGEN. BETREKKING. Minimum. Maximum. Bovendien klee dinggeld per jaar. Aantal en termijn der verhoogingen. Bedrag der verhoogingen. 1 2 a 26 2c 3 4 OJ O tH 33.50 37.50 100.— 2) 40.50 44.50 100.— 2) 0.7o 0.50 De Inspecteur, aan wien de rang van le klasse en de agent le klasse, aan wien de rang van brigadier wordt toegekend, geniet een wedde die respectievelijk 200.per jaar en 2.— per week hooger is dan die, welke hun volgens dezen staat zou toekomen. 2) Hoofdagenten en agenten, die in den regel in burgerkleeding dienst doen genieten een kleedinggeld, dat 25.— hooger is dan dat, hetwelk hun volgens dezen staat zou toekomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 11