88
VRIJDAG 25 JANUARI 1935.
Gemecntcbegrooting Algemccne beschouwingen.
(Groeneveld e.a.)
en uit de krotten te trekken, waarin het kapitalisme hen had
neergekwakt, en wanneer de arbeiders heter wonen, beter
gevoed en gekleed zijn, dan hebben de sociaal-democraten
meer gedaan; dan hebben zij hun millioenen gegeven. Dat
is een betere, armenzorg dan die van de rechterzijde, die een
vorm van bedeeling is; die is pleisters plakken op de wonde.
De armenzorg, waaraan de sociaal-democraten gaarne hun
geld geven, is beter; daarbij kan de arbeider recht op gaan
en behoeft hij zijn hand niet op te houden.
De heer Sehüller zegt, dat de wijze, waarop thans de Raads-
meerderheid het voorstel tot werkverruiming (No. 12) van
de sociaal-democraten besproken heeft, ondanks meenings-
verschil veel sympathieker is geweest dan in .1934 op 4 Sep
tember, al heeft daarop oudergewoonte de anti-revolu-
tionnaire Raadsfractie, althans de heeren Beekenkamp' en
Goslinga, een uitzondering gemaakt. De heer Goslinga heeft
zoowel spreker als de heeren Bosman en Vos op zeer irri-
teerende wijze bestreden en spreker weer, zooals altijd,
woorden in den mond gelegd, die hij niet gesproken heeft.
Spreker mag verwachten, dat een magistraat van Leiden in
het vervolg een dergelijke tactiek zal achterwege laten. Men
mag hier strijden zoo hard men wil voor zijn beginselen en
voorstellen, maar men moet elkaar weten te waardeeren en
zich in den gedachtengang van zijn tegenstander kunnen
indenken, en vooropstellen, dat ook die het goede bedoelt.
Op dien grondslag is hier samen te werken, maar het is niet
te verdedigen, zooals de heer Goslinga, stelselmatig, maar
vooral bij de begrooting, op irriteerende wijze iemand woorden
in den mond te leggen, die hij niet gesproken heeft.
Yolgens den heer Beekenkamp is voorstel Ho. 12 voldoende
gekraakt. Dus de heeren zitten hier niet om gezamenlijk de
zaken behoorlijk te bespreken, maar om een bepaalde zaak
te kraken.
De heer van Stralen heeft geen notulen van een ver
gadering van den Vrijheidsbond geciteerd, doch slechts mede-
deeling gedaan van enkele punten van de agenda van een
vergadering van dien bond. De heer van Stralen heeft naar
die vergadering geen spion gestuurd. De heer van Es heeft
echter indertijd citaten aangehaald uit valsche notulen van
een vergadering, die de S.D.A.P. over het stadhuisvraagstuk
had belegd. Tusschen beide bestaat dus wel eenig verschil.
De Voorzitter heeft bij de behandeling van voorstel No. 12
van de sociaal-democratische fractie gezegd: ook al zouden
daardoor 1000 arbeiders te werk gesteld kunnen worden,
wat zegt dit dan nog? Indien het College er zoo over denkt,
is zijn bestrijding van het voorstel te begrijpen.
Spreker staat op het standpunt, dat het zoowel voor de
arbeiders en hun gezinnen als voor het gemeentebestuur en
de neringdoenden van zeer groot belang zou zijn ook al
werden er slechts 100 arbeiders te werk gesteld.
Niets is meer demoraliseerend dan werkloos en dus doelloos
rond te loopen.
Bij aanneming van het voorstel zullen werken worden
uitgevoerd, die nuttig en noodzakelijk zijn en geld besparen,
dat anders aan de ondersteuning van werkloozen moet
worden besteed. In haar memorie van toelichting heeft de
sociaal-democratisehe fractie er de aandacht op gevestigd,
dat deze werken belangrijk zijn niet alleen voor de werk
verruiming, maar ook. voor de volksgezondheid (sport- en
speelvelden), de stadsontwikkeling en de vergrooting van
de aantrekkingskracht van Leiden als woonstad, factoren,
die het College niet heeft bestreden en het gemeentebestuur
ook niet straffeloos kan verwaarloozen.
Uit de. opmerking van den heer Splinter, dat sprekers
fractie in haar memorie van toelichting heeft geschreven, dat
het College voor de 13 punten van haar voorstel een bijdrage
uit het Werkfonds heeft gevraagd, blijkt, dat hij evenmin
als de heer Beekenkamp deze memorie heeft bestudeerd, want
daarin staat nergens, dat de sociaal-democratische fractie
alle voorgestelde werken uit het Werkfonds wil laten be
kostigen. Zij heeft alleen op bl. 3 en 4 van haar memorie
van toelichting de aandacht er op gevestigd, dat het College
voor de doortrekking van den Wassenaarscheweg steun uit
het Werkfonds heeft gevraagd. De sociaal-democraten hebben
slechts de aandacht gevestigd op de mogelijkheid, steun uit
het Werkfonds 1934 voor een premieregeling voor onderhoud
en verbetering van woningen en andere gebouwen (memorie
van toelichting op voorstel No. 12 bl. 10). Voor krotop
ruiming hebben zij verwezen naar Woningwet en Woning-
besluit (memorie van toelichting op voorstel No. 12, bl. 9)
en de kosten voor het bouwrijp maken van gronden hebben
zij beschouwd als kapitaaluitgaven (memorie van toelichting
op voorstel No. 12, bl. 8). Het is spreker dus een raadsel hoe
de heer Splinter kan beweren, dat de sociaal-democraten
voor alle 13 werken verwezen hebben naar het Werkfonds
Gemccntebegrooting Algemeen© beschouwingen.
(Sehüller e.a.)
1934; dit bewijst alleen, dat hij niet behoorlijk kennis heeft
genomen van de toelichting op voorstel No. 12.
De heer Splinter zegt, dat de sociaal-democraten beweerd
hebben, dat het College dit wil. De heer Sehüller draait de
zaak precies om. Op blz. 1 van de memorie van toelichting
op voorstel No. 12 wordt beweerd, dat het College niet minder
dan 11 van de 13 groote werken zou willen bekostigen uit
het Werkfonds, en dat is niet waar. Spreker heeft echter
niet gezegd, hoe de heer Sehüller het zou willen doen, maar
alleen hoe de heer Sehüller beweert, dat het College het
wil doen.
De heer Sehüller ontkent, dat dit zoo op blz. 1 van de me
morie van toelichting op voorstel No. 12 staat. De heer
Splinter had dan daarnaar zijn betoog in eerste instantie
moeten opbouwen, maar nu spreker er op komt, wil hij er
een andere lezing van geven.
Evenzoo is het met de bestrijding door den Wethouder
inzake het verband van den tunnel met de andere werken.
Het is onjuist, dat de sociaal-democraten beweerd hebben,
dat er verband is tusschen de verbetering van den spoorweg
overgang aan den Rijnsburgerweg met de door hen voor
gestelde werken aan den Maredijk. Zij maken in de memorie
van toelichting op voorstel No. 12 juist bezwaar, dat het
College daartusschen verband legt in zijn praeadvies van
29 Juni 1934 (memorie van toelichting op voorstel No. 12,
bl. 5.) De Wethouder kan in tweede instantie, wanneer hem
de zaak duidelijk wordt, gemakkelijk zeggen: U hebt mij ver
keerd begrepen; dan wordt meteen het betoog van den
bestrijder onmogelijk gemaakt en als onjuist voorgesteld.
De heer Splinter heeft alleen gezegd, dat de heer Sehüller
dat onverbrekelijk verband niet gezien heeft; dat staat duide
lijk in de memorie van toelichting op voorstel No. 12.
De heer Sehüller zegt, dat wat hij hier zegt precies klopt;
spreker heeft dat verband wel gezien, zoowel in de memorie
van toelichting op voorstel No. 12 als in eerste instantie.
In de memorie hebben de sociaal-democraten op de blad
zijden 5 en 6 zich juist losgemaakt van het vraagstuk van
den overweg in den Rijnsburgerweg en hebben zij aan
gegeven, hoe zij zich voorstellen de werken 3 tot en met 6
uit te voeren. Als de werken 3 en 4 niet uitgevoerd worden,
welk nut heeft dan de doortrekking van de Oegstgeesterlaan
naar den Maredijk, als het verkeer doodloopt op den smallen
Maredijk en tegen een te smallen tunnel. Dan is de door
trekking van de Oegstgeesterlaan improductief werk en
nutteloos voor het verkeer.
Ten aanzien van de verbetering van den spoorwegovergang
nabij het Morschkwartier heeft de Wethouder niet kunnen
betwisten, dat de bewoners van dit kwartier niet gebaat zijn
met de verbreeding van de Spoorhavenbrug in den Haagweg.
Het autoverkeer uit Leiden zal zich niet via de Haagsche
Schouw naar den Lagen Morschweg begeven, maar zal de
route Morschwegspoorwegovergang volgen. Het auto
verkeer naar Katwijk, Noordwijk en Rijnsburg zal niet gaan
langs den Haagweg via de Haagsche Schouw naar den Rijks
straatweg, maar zal den Morschweg volgen en langs het
Morschkwartier naar den Rijksstraatweg gaan.
Het ware ruiterlijker geweest, indien de Wethouder had
verklaard, dat spreker gelijk heeft, maar het College voor
alsnog niet tot de verbetering van den spoorwegovergang
wenscht over te gaan.
Met voldoening heeft spreker geconstateerd, dat de Wet
houder de sociaal-democratische fractie niet heeft verweten,
geen kostenberekening te hebben overgelegd. Dit is het
sterkste bewijs, dat de heer Splinter als vakman er van
overtuigd is, dat het voor de sociaal-democratische fractie
onmogelijk is het te doen en zij het verwijt van den heer
Wilmer te dezer zake niet kan aanvaarden. Er blijkt ook uit,
dat deze fractie bij het indienen van haar plan weloverwogen
is te werk gegaan en de heer Splinter de bewering van den
heer Wilmer, dat men den dienst van Gemeentewerken zou
overladen met werk, indien men een berekening liet maken,
heeft weerlegd. Tevens is echter gebleken, dat er aan de
onderlinge samenwerking in de Roomsch-Katholieke fractie
het een en ander ontbreekt, aangezien haar vertegenwoor
diger in de Commissie van Fabricage, die haar nu zeer slecht
van den gang van zaken op de hoogte schijnt te houden,
haar anders wel zou hebben medegedeeld, dat het College
een globale berekening had gemaakt.
Spreker heeft zijn fractie volledig ingelicht omtrent het
standpunt, dat hij in de Commissie van Fabricage ten aanzien
van de verbreeding van de Kraaierbrug en den bouw van
een nieuwe Rijnbrug heeft ingenomen en het advies, dat de