108
VRIJDAG 25 JANUARI 1935.
Gemeentebegrooling Uitgaven.
(Braggaar e.a.)
Spreekster kan dan ook dezen maatregel niet toejuichen.
Spreekster acht het noodzakelijk, dat voor alle desbe
treffende instellingen wordt voorgeschreven, dat de ver
pleegsters gediplomeerd zijn.
Spreekster verzoekt dus het College nader te overwegen,
of deze vermindering voor de vereenigingen niet ongedaan
kan worden gemaakt.
De heer VVilmer is het met mevrouw Braggaar eens, dat
het subsidie per geval voor de vereenigingen voor kraam-
verzorging zeer laag is. Men zal echter moeten zien hoe zich
dit in de practijk ontwikkelt; blijkt- dit bedrag in de practijk
niet voldoende, dan zullen andere maatregelen genomen
moeten worden.
De opmerking van mevrouw Braggaar over de vrije keuze
van vereeniging zou gemakkelijk den schijn kunnen wekken,
alsof bij de bestaande regeling de betrokkenen gedwongen
worden zich te bedienen van de hulp van een bepaalde ver
eeniging. Van dwang is hier echter geen sprake. Men heeft
het alleen in Maatschappelijk Hulpbetoon, na uitvoerige
bespreking, om practische redenen nuttig en wenschelijk
geoordeeld, dat er een zekere leidraad is, dat een zekere
methode zal worden gevolgd; zonder dien leidraad zouden
toestanden ontstaan, veel ongewenschter dan mevrouw
Braggaar op dit oogenblik, zeer ten onrechte, vreest. Het
feit, dat er geen vrije keuze is, beteekent niet, dat er dwang
op de betrokkenen wordt uitgeoefend; met eventueele
overwegende bezwaren tegen het zich bedienen van de hulp
van een bepaalde vereeniging zal zeer zeker rekening ge
houden worden.
De heer Romijn had er niet op gerekend, dat mevrouw
Braggaar deze zaak hier ter sprake zou brengen. Nadat in
de memorie van antwoord op de gestelde vragen geantwoord
was, dat bij de in behandeling zijnde herziening deze punten
onder het oog zouden worden gezien, is deze zaak zeer uit
voerig besproken in Maatschappelijk Hulpbetoon; toen is
omtrent al de in het voorloopig verslag aangevoerde punten
volkomen opening van zaken gegeven en is het voor en tegen
van al die quaesties overwogen. Waar dit dus afgedaan en
bezien was, meende spreker, dat hier in den Raad daarop
niet teruggekomen zou worden. Bovendien is het volkomen
onjuist deze zaak hier in den Raad te behandelen; dit is een
zaak van Maatschappelijk Hulpbetoon, niet van den Raad.
Maatschappelijk Hulpbetoon heeft de geheele hulp aan
armlastigen in handen en heeft daarover alles te zeggen;
dat behoort uitsluitend tot zijn competentie.
De zaak is in de Commissie uitvoerig besproken; mevrouw
Braggaar heeft de getroffen regeling echter onjuist weer
gegeven.
Ter voorbereiding van deze regeling heeft een bespreking
plaats gehad tusschen den directeur van den dienst, den
secretaris van de Commissie en spreker eenerzij ds en de
vertegenwoordigers van de beide hierbij betrokken ver
eenigingen anderzijds, bij welke bespreking de directeur
van den Gemeentelijken Geneeskundigen en Gezondheids
dienst, alsmede de Stadsvroedmeester aanwezig waren. In
deze voorbereidende bespreking is ten aanzien van alle
kwesties, die in den Raad zijn ter sprake gebracht, volkomen
overeenstemming tusschen al deze deskundigen bereikt.
De resultaten zijn neergelegd in een contract tusschen Maat
schappelijk Hulpbetoon eenerzijds en de beide vereenigingen
anderzijds. Ook in dit contract kan men niet eenzijdig
wijzigingen aanbrengen.
Wat de vrije keuze betreft, is Maatschappelijk Hulpbetoon
krachtens de Armenwet verplicht subsidiair op te treden.
Dit brengt met zich, dat men degenen, die door de overheid
geholpen moeten worden, eerst verwijst naar de instelüngen,
waartoe zij krachtens de Armenwet behooren.
Men kan natuurlijk niet zonder meer zeggen: een Katholiek
(Protestantsch) gezin wordt verwezen naar de Katholieke
(Protestantsche) vereeniging en moet daardoor ook geholpen
worden. Er kunnen allerlei motieven zijn, waarom een
Katholiek gezin de voorkeur geeft aan de hulpverleening
door de Protestantsche vereeniging. Vele Protestanten geven
de voorkeur aan de verpleging in het St. Elizabeth-Gasthuis.
Met de vereenigingen is de afspraak gemaakt, die volkomen
logisch en begrijpelijk is. en voortvloeit uit het karakter der
vereenigingen, dat wanneer iemand bij de verwijzing naar
de eene vereeniging te kennen geeft, liever door de andere te
worden geholpen, de eerste vereeniging zich zal terugtrekken
om daardoor de hulpverleening voor de tweede vereeniging
mogelijk te maken.
Theoretisch is er ten gevolge van de Armenwet geen vrije
keuze, maar de regeling is zoo getroffen, dat er practisch
volmaakte vrijheid van keuze bestaat.
Gemeentebegrooting Uitgaven,
(Romijn e.a.)
Uit de cijfers, die mevrouw Braggaar heeft gegeven,
mag men niet afleiden, dat Maatschappelijk Hulpbetoon veel
verzoeken heeft afgewezen. Er hebben wel meer toewijzingen
door Maatschappelijk Hulpbetoon plaats gevonden, maar
deze toewijzingen zijn niet aangeland bij de betrokken ver
eeniging, omdat men in verschillende gevallen, waarin het
fondsgeld a 15.moest worden afgedragen, er de voorkeur
aan gaf, zich op andere wijze van de noodige hulp te voorzien,
om op die manier te verzekeren, dat die 15.uitkeering
uit het fonds niet behoefden te worden afgestaan. De ver
eeniging heeft zeer nadrukkelijk op den voorgrond gesteld,
en dit is ook door spreker erkend, dat er reden was dien aftrek
van 15.te laten vallen. Het is ook niet geheel juist, dat
dit unaniem door Maatschappelijk Hulpbetoon aanvaard
zou zijn, is ook niet geheel juist en zuiver. Dan zegt mevrouw
Braggaar platweg maar: voor 25.of 20.kan het
niet gebeuren. Maar dat beweren de desbetreffende ver
eenigingen niet; die hebben Spreker gezegd, dat zij niet
positief kunnen verklaren, in staat te zijn voor die bedragen
die hulp te verleenen, maar dat zij verwachten, dat door het
laten vervallen van den aftrek van 15.het haar toe
gewezen aantal gevallen grooter zal worden, en dat zij door
het grooter aantal gevallen in staat zullen zijn een betere
organisatie te maken, waardoor zij het wel kunnen doen voor
20.en 25.per geval. Waar deze vereenigingen voor
komen op de lijst van instellingen van weldadigheid, bestaat
voor haar de mogelijkheid door bijdragen van particulieren
daarvoor een tegenwicht te vinden.
De klachten, door mevrouw Braggaar geuit, zijn dus vol
komen misplaatst, behooren hier niet thuis, maar zijn ook
van allen grond ontbloot.
Mevrouw Braggaar is het niet eens met den Wethouder,
dat zij het geheel mis zou hebben, en dat deze zaak niet in
den Raad thuis hoort. Volgens den Wethouder is overlegd
met de vereeniging en met den Directeur van den Genees
kundigen Dienst en hebben dezen dit goedgevonden. Maar
de Wethouder zal eerlijkheidshalve toch moeten toegeven,
dat zij in zekeren zin gedwongen zijn om toe te geven, om
erger te voorkomen. De vereeniging zelf is er heilig van over
tuigd, dat het onmogelijk is, voor dat bedrag de noodige
verpleging te geven!
De heer Romijn zegt, dat dat ook onjuist is. Inderdaad
kunnen zich gevallen voordoen, waarin zoowel verpleegsters-
hulp als huishoudelijke hulp en waschbehandeling noodig
zijn; daarop is de prijs van 20.gebaseerd, maar er zijn
ook gevallen, waarin een van de drie soorten hulp achterwege
kan blijven; daarvoor wordt dan niet de minste vergoeding
gegeven.
Mevrouw Braggaar zegt, dat het gevaar juist hierin schuilt,
dat men niet verplicht is, a-1 die hulp te verleenen. Door de
lage bijdragen en door de groote kosten voor de vereenigingen
zullen de vereenigingen er op aansturen, dat in gevallen,
waarin die hulp niet direct noodig is, waarin de aanstaande
moeder geen hulp in de huishouding vraagt of zich behelpt
met minder geschikte hulp, ook geen of minder goede hulp
gegeven wordt.
Spreekster heeft de zaak besproken in het belang van de
volksgezondheid in het algemeen en vreest, dat moeder
en kind onder de getroffen regeling zullen lijden. Dat spreek
ster hierin niet alleen staat, blijkt uit de opmerking van den
Wethouder, dat men op deze regeling zal kunnen terug
komen, wanneer blijkt, dat zij niet goed werkt.
Indien ten aanzien van de keuze van de hulp wordt ge
handeld, zooals de Wethouder het heeft aangegeven, kan
spreekster zich daarmede vereenigen. Zij vreest echter, dat
zij, die bij Maatschappelijk Hulpbetoon hulp komen vragen,
niet den moed zullen hebben, bezwaar tegen de verwijzing
naar een bepaalde vereeniging te maken.
Bij volgnr. 579 wordt de begrooting van de Gemeente
lijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon voor
1935 zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna
eveneens dit volgnr. zonder hoofdelijke stemming wordt
aangenomen.
Volgnr. 580 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 581, luidende: „Subsidie aan
de ..Vereeniqinq tot verzorqinq van Tcleine hinderen te
Leiden1.000.—".
Mevrouw Braggaar vraagt, of het niet mogelijk is, het ver-
pleeggeld te verminderen.