DONDEBDAG 24 J ANUABI 1935. 69 Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van Eck e.a.) Het spreekt vanzelf, dat de Begeering de crisis en haar oorzaken niet kan wegnemen, maar indien zij een andere houding had aangenomen, zou men thans in Leiden niet met zulke groote moeilijkheden te worstelen hebben. De Begeering kan zich middelen verschaffen, die het gemeentebestuur niet in staat is te verkrijgen. De gemeente staat aan de grens van de mogelijkheid van belastingheffing; zij is misschien in staat hier en daar nog iets te vinden, maar het is zeer moeilijk. De Begeering is wel tot meerdere belastingheffing in staat. De Voorzitter vraagt, welke personen de Begeering moet belasten, indien de burgers reeds zoo zwaar belast zijn. De heer van Eek zegt, dat wanneer aan den eenen kant de nood dermate is gestegen, dat het inkomen is gedaald heneden het bedrag, dat voor het noodzakelijk levensonder houd noodig is, men aan den anderen kant het recht heeft al degenen, wier inkomen duizenden en tienduizenden guldens grooter is dan dit bedrag, daarvoor te belasten. Spreker weet, dat dit bepaalde consequenties meebrengt, o. a. het nemen van maatregelen tegen kapitaalvlucht. Wanneer men het doel wil, moet men ook de middelen daartoe aanwenden. Wanneer men erkent, dat een groot gedeelte van het volk in een noodtoestand verkeert, moet men gebruik maken van de middelen, die in den noodtoestand gerecht vaardigd zijn. Al wijzen de statistieken uit, dat Nederland verarmd is, er is toch nog voldoende geld in Nederland om te zorgen, dat het onderste deel van de bevolking geen gebrek behoeft te lijden. De heer van der Heijden: Het middelste deel wel? De heer van Eek zegt, dat ook dit niet behoeft. Spreker heeft alle noodlijdende groepen op het oog en ook den nood lijdenden middenstand. Wat de sociaal-democratische fractie betreft, zal men bij de behandeling van de begrooting geen belangrijke besparing van tijd verkrijgen, indien men met elkaar overeenkomt, dat alleen de voorzitters van de Baadsfracties bij de alge- meene beschouwingen het woord voeren. In sprekers fractie bestaat een werkverdeelingde algemeene beschouwingen worden aan spreker overgelaten; dan zouden bij de hoofd stukken en bij de onderdeelen toch weer algemeene be schouwingen gehouden worden. Spreker wijst op de wenschelijkheid, dat ook bij andere fracties de verschillende leden niet allen algemeene beschou wingen houden en herhalen, wat reeds door andere leden van die fractie is gezegd; dat zou misschien tot besparing leiden. Met erkentelijkheid heeft spreker bespeurd, dat dezen keer het College een behoorlijk praeadvies op het sociaal-demo cratisch voorstel tot werkverruiming (No. 12) heeft uit gebracht. De heer Splinter heeft deze zaak serieus behandeld, waarop de sociaal-democraten en ook hun voorstel recht hadden. Spreker is minder te spreken over de onnoodig hatelijke wijze, waarop de Wethouder van Financiën deze zaak heeft behandeld. Spreker erkent ook, dat hier door het College heel wat werken worden uitgevoerd en dat er gemeenten zijn, waar op het oogenblik het normale werk is beperkt, gedeeltelijk zelfs stopgezet; natuurlijk waardeert spreker het en stelt hij het op prijs, dat dit hier niet is gebeurd, maar het gaat niet om de vraag, of het College al dan niet de werken, die in normale omstandigheden zouden gebeuren, uitvoert, maar hierom, of het gewenscht en noodzakelijk is, in dezen buitengewonen tijd extra-werk te doen uitvoeren. De sociaal-democraten hadden zich misschien kunnen be palen tot de volgende motie dat had hun heel wat werk bespaard: ,,De Baad spreekt de wenschelijkheid uit, dat in dezen tijd van buitengewone werkloosheid buitengewone werken moeten worden aangevat om de werkloosheid zooveel mogelijk in te perken." Zij zijn echter verder gegaan; zij hebben de werken aan gewezen, natuurlijk die, welke het meest voor de hand lagen. Men heeft hen met kleine middelen bestreden; men heeft gezegdhet College is hieraan en daaraan bezigenin dien tusschentijd is dat al geschied. Dat heeft met de zaak niets te makende sociaal-democraten wilden extra-werk doen uit voeren en moesten daarvoor werken aanwijzen; zij namen die werken, die het meest voor de hand lagen. De Voorzitter zegt, dat men toch wist, dat het College daaraan bezig was. De heer van Eek zegt, dat men dan daaraan andere werken Gemcentebegrooling Algemeene beschouwingen, (van Eek e.a.) kon toevoegen. Wanneer enkele van de werken, die men extra had willen uitvoeren, boven hetgeen in normale om standigheden gebeurt, in het normale werkplan waren opge nomen, moeten hieraan andere werken worden toegevoegd. Het is extra-werk ter inperking van de werkloosheid. De Voorzitter vraagt of de heer van Eck dan de werken, die hij voorstelt, buitengewone noemt en alle werken, die het College uitvoert, gewone. De heer van Eek zegt, dat het gaat om het tempowanneer enkele van deze werken toch zouden zijn uitgevoerd, hadden in sprekers systeem daaraan enkele andere moeten zijn toegevoegd. Het gaat er dus om, in een betrekkelijk korten tijd door de Overheid meer werk te doen verschaffen en daardoor een verbetering in den economischen toestand te brengen. Het voornaamste is voor spreker echter, dat men komt uit de pessimistische atmosfeer, dat men meent machte loos te staan en niets te kunnen doen ter bestrijding van de werkloosheid en van de ellende; op het oogenblik tracht iedereen de zaak op zijn wijze op te lappen; men tracht hier en daar een gat te stoppen en de ellende te lenigen, maar men pakt niet systematisch krachtig aan, door te zorgen dat in dezen tijd buitengewone werken worden verricht. President Boosevelt is de meest populaire man in Amerika, omdat hij de zaak aanpakt; in Busland, België (Plan van den Arbeid) en de Scandinavische landen volgt men dezelfde methode. Op het oogenblik kunnen de particulieren geen werken laten verrichten; dezen zijn afhankelijk van het maken van winst. De Overheid staat er echter geheel anders voor; die kan ook rekening houden met den invloed van de uitvoering van werken op den algemeenen economischen toestand. Op het oogenblik is alleen de Overheid in staat die werken te ondernemen, omdat die rekening houdt met factoren, waarmede anderen niet kunnen rekening houden. Door de menschen aan het werk te zetten, brengt men niet alleen een terugkeer van den levensmoed bij hen, maar worden ook anderen aan het werk gezet. Nu zegt men: ,,het kan niet betaald worden." Spreker ontkent beslist, dat Leiden dit niet zou kunnen betalen. Dit zijn werken, die voor ge- ruimen tijd nut afwerpen; geen enkele gemeente betaalt dergelijke werken uit de gewone inkomsten; het zijn buiten gewone uitgaven, die niet elk jaar terugkomen. De vraag is dus: kan men er crediet voor krijgen en kan men rente en aflossing betalen. Is nu een gemeente, die beschikt over een reserve van 1 millioen, in staat dergelijke werken te onder nemen? Indien men een leening van 1| millioen sluit, heeft men jaarlijks een bedrag van 100.000.voor rente en aflossing noodig. Wethouder Goslinga heeft eens bij de behandeling van een begrooting gezegd, dat hij toen genoeg had aan de zorgen van het oogenblik en men hem niet moest lastig vallen met opmerkingen over begrootingen voor volgende jaren. Is het geoorloofd om nu, terwijl een groot deel van de bevolking in nood verkeert en het gevaar van onder voeding bestaat, zich bezorgd te maken over datgene, wat over 5 jaar zal gebeuren, indien men op het oogenblik het geld heeft om de menschen te helpen? Kan iemand zeggen, hoe de toestand over 5 jaar zal zijn? Is het dan niet gerecht vaardigd de uitgave nu te doen, als de zaak voor 5 jaar gedekt is? De verantwoordelijkheid aan beide kanten is groot; men moet zelf weten, welke verantwoordelijkheid het meest drukt. Op spreker drukt de verantwoordelijkheid voor de belangen van de bevolking nu zwaarder dan de nood, die over 5 jaar in de gemeente zal heerschen. Dit is het middel om op het oogenblik eenige verlichting te hrengen in den nood, die allerwegen heerscht. De sociaal democraten achten het noodzakelijk; zij kunnen niet anders handelen en gaan op deze wijze verder. Wanneer het gemeentebestuur, gedreven door een krachtige overtuiging, de zaken aanpakt, geeft het over het algemeen eenige verlichting. Men ziet dan, dat er menschen zijn, die iets aandurven en drijven in een richting, die naar een beteren toestand leidt. In den tijd van den wereldoorlog heeft men ook niet gevraagd: hoe zal de toestand over 5 jaar zijn, maar ook gedaan, wat moest gebeuren. De strijd tegen den nood is voor de sociaal-democraten even belangrijk als de strijtl tegen het oorlogsgevaar. Zij houden rekening met de bezwaren, waarvoor zij echter niet uit den weg kunnen gaan. Zij zijn niet verantwoord, indien zij geen besluiten durven nemen; zij achten zich ten volle verantwoord, indien zij dezen last op de gemeente Leiden laden. Bij het ontwerpen van hun voorstellen betreffende de uitvoering van verschillende werken (No. 12) hebben de sociaal-democraten zich op het standpimt gesteld, dat deze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 9