DONDERDAG 24
JANUARI 1935.
67
Gemecntebegrooting Algemcene beschouwingen.
(Romijn.)
medewerking van de gemeente zou worden gevraagdnatuur
lijk kan men dan als lager orgaan medewerken, maar waar
Leiden zelfstandig op het gebied van de geheele werkloosheid
zoo weinig kan doen en gebonden is aan allerlei voorschriften,
circulaires en instructies, die tot in onderdeelen nauwkeurig
voorschrijven wat mag, daar kan een algemeen onderzoek
als hier gevraagd geen resultaat opleveren.
De heer van Stralen klaagde over de uitreiking van de
formulieren door de afdeeling B van het Crisis-Comité. De
heer van Stralen verweet het gemeentebestuur iets en die
klacht moet spreker afwijzen, omdat het gemeentebestuur
in geen enkel opzicht hieraan schuldig is of hierover iets te
zeggen heeft gehad. Deze zaak wordt behandeld door de
afdeeling B van het Crisis-Comité, samengesteld uit spreker
als voorzitter en verder werkgevers en werknemers; deze
afdeeling B staat geheel los van het gemeentebestuur. Zij
krijgt van Rijk en gemeente een crediet, waarover ze verder
de zeggenschap heeft; het gemeentebestuur bemoeit zich
daarmee niet verder en heeft daarover geen zeggenschap.
Voor dit half jaar heeft de afdeeling B slechts over een
betrekkelijk klein bedrag de beschikking en toen is, profi-
teerend van de ervaring van 1934, gezegd: dat dienen wij
te besteden op de meest efficiënte en nuttige wijze; wij
weten, dat de organisaties en speciaal de penningmeesters
met hun leden het meest in contact komen, en daardoor
hun individueele omstandigheden het beste kennen. Op die
penningmeesters is toen een beroep gedaan om die formulieren,
die in aantal een vierde deel van het aantal werkloozen
waren, te geven aan die leden, die er de grootste behoefte
aan hadden. Nu weet spreker, dat dit een moeilijke vraag is
en dat daarmede aan de penningmeesters veel gevraagd
wordt, maar dat mag men doen. Men mag toch aannemen,
dat die penningmeesters op de hoogte zijn van de huiselijke
omstandigheden van die menschen; door de organisatie van
den heer van Stralen wordt herhaaldelijk gezegd: wij zijn
de menschen, die weten wat er in de gezinnen omgaat en wij
kennen de toestanden; wij onderzoeken zelf de zaken, komt
bij ons om inlichtingen. En als de afdeeling B van die weten
schap gebruik wil maken, zegt de heer van Stralen: ik doe
het niet, ik stuur geen formulieren in, zoek het zelf maar
uit. Het resultaat is, dat allerlei vrijwillige arbeidskrachten,
die zich beschikbaar hebben gesteld, om het Crisis-Comité
behulpzaam te zijn, dit alles moeten onderzoeken, dat die
menschen bezoek krijgen, allerlei penibele vragen moeten
beantwoorden en onder contröle komen te staan en dat
tenslotte op groote schaal moet worden afgewezen, met alle
volmaakt gerechtvaardigde ontevredenheid die dat geeft.
Wanneer een beroep wordt gedaan op de organisaties en de
penningmeesters, mag spreker aannemen dat deze bereid
zijn hieraan mede te werken. Tot zijn genoegen kan spreker
verklaren, dat velen van hen bereid zijn geweest te helpen.
De afdeeling B heeft deze handelwijze gesanctionneerd en
aanvaard als de verstandigste en rationeelste.
Thans werkverruiming, werkverschaffing en contra-pres
tatie. Yoor spreker was het allerbelangrijkste de uitlating
van den heer van Stralen, dat hij thans bereid is mede te
werken aan werkverschaffing; deze mededeeling heeft inder
daad voor spreker perspectieven geopend. Op deze uitlating,
zoowel hier gedaan als in de Commissie, waarin hij zitting
heeft namens de sociaal-democraten, meende spreker in
goede trouw te kunnen afgaan. Die uitlating heeft het College
aanleiding gegeven bij den Raad een voorstel in te dienen
tot een principieele uitspraak over werkverschaffing bij
eventueele doortrekking van den Wassenaarscheweg en
aanleg van sport- en speelvelden bij den Leidschen Hout.
De heer van Stralen heeft dit niet onder eenigerlei pressie
in de Oommissie medegedeeld, maar volkomen eigener
beweging. Nu stelt het spreker bijzonder teleur, van meerdere
sociaal-democraten te hooren, dat dit een persoonlijke uitlating
van den heer van Stralen is en dat de sociaal-democratische
fractie zich daarmede niet vereenigt. Intusschen komt dit
voorstel binnenkort aan de orde en dan zal spreker met
belangstelling afwachten het standpunt van de sociaal
democraten ten aanzien van die werkverschaffing. Waar de
sociaal-democraten dit probleem van werken tegen normaal
loon of in werkverschaffing als het essentiëele punt beschou
wen, waaraan de heer van Eek de zaak geheel vastkoppelt, en
waarbij de heer van Eek spreekt van „vervloekte werk
verschaffing", daar vindt spreker het toch wel betreurens
waardig, dat men van de zijde van die fractie nu maar doet,
alsof de heer van Stralen zich die uitlating in die Commissie
gepermitteerd heeft, terwijl spreker als voorzitter van de
Commissie toch de overtuiging mag hebben, waar de heeren
dit hebben bestudeerd en spreker telkens hoort, dat de
sociaal-democraten dergelijke zaken in de fractie bespreken,
dat de fractie van den heer van Stralen daarmede accoord
Gcmeentebcgrooting Algemeenc beschouwingen.
(Romijn.)
ging, omdat de heer van Stralen het tegendeel er niet bij
medegedeeld had.
Als vertegenwoordiger van de S.D.A.P. in die Commissie
had hij het ook kunnen mededeelen en dan had spreker
daaruit zijn conclusies, kunnen trekken.
Het College gaat na, of er in Leiden aanleiding bestaat
tot het oprichten van een centrale werkplaats voor schoen-
reparaties. Het is wellicht mogelijk te dien opzichte iets te
bereiken, dat geen doublure is van hetgeen in Den Haag
bestaat en meer voldoet aan de eischen, die voor Leiden
gesteld kunnen worden.
De heer van Stralen en enkele andere Raadsleden hebben
geprotesteerd tegen de opmerking in de memorie van ant
woord, dat bij lagere loonen de werkgelegenheid, ook in de
particuliere bedrijven, zou kunnen worden verruimd. De heer
van Stralen richtte zich daarbij speciaal tot spreker, dien
hij voor den auteur aanzag. Deze zin is echter niet uit sprekers
pen gevloeid. Spreker onderschrijft deze uitspraak evenwel
volkomen.
Al mag men volgens den heer van Eek niet denken in geld,
men moet toch rekening houden met de realiteit. Wanneer
men een bepaald bedrag ter beschikking heeft, waarvoor
men een aantal menschen tegen een zeker loon aan het werk
kan zetten, zal men meer menschen aan werk kunnen helpen,
als ieder minder loon ontvangt. Men ziet het op het oogenblik
bij de bouwvakarbeiders. Ten einde zooveel mogelijk te
voorkomen, dat in Leiden arbeiders uit andere gemeenten
komen werken, terwijl de Leidsche arbeiders als werkloozen
ondersteund moeten worden, acht de heer van Stralen het
gewenscht, dat de gemeente bij verkoop van bouwterrein
bepaalt, dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend Leidsche
arbeiders op dien grond te werk gesteld mogen worden.
Het is de vraag, of de gemeente dan nog bouwterreinen zou
verkoopen. Bovendien zou slechts een minimaal klein aantal
arbeiders van die bepaling profijt hebben, gezien de hoeveel
heid particulieren bouwgrond en de omstandigheid, dat de
bepaling bij den bouw van woningwetwoningen niet mag
worden toegepast.
Het College vindt den bestaanden toestand ook onaan
genaam, maar kan er geen verandering in brengen, omdat
de bepalingen van het contract moeten nageleefd worden.
De heer van Stralen deed een beroep op de overheid om de
zaak in orde te brengen. Spreker wijst dit terug. De moeilijk
heid is ontstaan, doordat in het contract, dat de arbeiders
en patroons met elkaar gesloten hebben iets staat, dat zich
niet aanpast bij de economische omstandigheden in Leiden.
De vertegenwoordigers van de arbeiders en patroons moeten
daarom zelf deze zaak in orde brengen. Waarom moet de
overheid, die van de zijde der S.D.A.P. zoo becritiseerd
wordt en volgens die partij practisch niets goeds kan doen,
zich er mede bemoeien? Laat de heer van Stralen zelf het
initiatief voor een samenspreking van patroons en arbeiders
nemen en trachten tot een oplossing te komen. Het betreft
uiteraard een loonprobleem. Wanneer de Leidsche arbeiders
bereid zijn te werken tegen het loon, dat de buitensteedsche
arbeiders verdienen, zullen zij ten slotte als Leidenaren eenige
kans hebben, aan het werk gesteld te worden.
Ten aanzien van het voorstel van den heer van Stralen,
om een onderzoek in te stellen naar het juiste aantal jeugdige
werkloozen in den leeftijd van 14 tot 21 jaar (No. 15), staat
spreker op hetzelfde standpunt als ten opzichte van het
voorstel No. 14. Het onderzoek zal tot geen resultaat voor
de betrokkenen leiden, aangezien de gemeente gebonden is
aan allerlei voorschriften en maatregelen van de Regeering.
De heer van Stralen verwees bij zijn verdediging van dit
voorstel naar hetgeen te dien aanzien gedaan wordt in
Schiedam; ook spreker heeft voor hetgeen daar verricht
wordt eerbied en bewondering. Het verwondert spreker
echter, dat de heer Kuipers den heer van Stralen niet geïn
terrumpeerd heeft met de opmerking: „Je praat tegen den
verkeerde; zeg het tegen mij en ik zal je van antwoord
dienen." Het gemeentebestuur heeft zich stelselmatig van
dit werk teruggetrokken. De heer van Stralen heeft spreker
zoovele malen verzekerd, dat spreker met zijn liberale be
ginselen van dit werk in het geheel geen verstand heeft,
dat spreker in het College en in den Raad heeft voorgesteld
een sub-commissie van het Crisis-Comité in te stellen en
daarin alle personen samen te brengen, die zich voor dit
werk interesseeren. Van deze sub-commissie is het raadslid
Kuipers secretaris. De sub-commissie heeft met de middelen,
waarover zij beschikte, mooie resultaten bereikt. Spreker
heeft niet alleen de opening van de cursussen bijgewoond,
maar ook de tentoonstelling van de vervaardigde werkstukken
bezocht. Spreker koestert bewondering voor de bereikte
resultaten en heeft respect voor degenen, die in dezen leiding
geven.