64 DONDERDAG 24 JANUARI 1935. Gemeentebegrooting Algemcene beschouwingen. (Goslinga e.a.) ker ontkent niet, dat een deel van het kapitaal van de ge meente op deze wijze wordt gebruikt. De heer Bosman merkt op, dat het College het in de memorie van antwoord wel ontkend heeft en daartegen is spreker opgekomen. De heer Goslinga zal bewijzen, dat de heer Bosman het in de memorie van antwoord in het geheel niet gelezen heeft. De heer Bosman heeft in zijn redevoering bij deze alge- meene beschouwingen volgehouden, dat over 100.000. van de reserve wordt beschikt, terwijl het College in den ge- leidebrief heeft gezegd: „Thans ontbreekt nog een som van 100.000.welk bedrag wij voorstellen af te schrijven van de Algemeene Reserve der gemeente, groot 500.000.Het is echter niet onze bedoeling, dat dit bedrag ook inderdaad geheel wordt gebruiktdoor nog nader te nemen maatregelen tot verlaging van de uitgaven en zoo mogelijk versterking van de inkomsten, dient te worden getracht het werkelijk benoodigde bedrag zooveel mogelijk te reduceeren.", en het gereduceerd heeft tot nul. De heer Bosman ontkent het nu, maar de notulen zullen uitwijzen, of de heer Bosman het inderdaad heeft gezegd. De heer Bosman merkt op, dat in de sectievergadering nog geen sprake was van de thans voorgestelde bezuinigingen wel heeft men er daar over gesproken, het bedrag van de reserve af te nemen. De heer Goslinga wijst er op, dat het College in den geleide- brief, dien de Raad vóór de sectievergaderingen heeft ont vangen, heeft gezegd, dat het de bedoeling was het bedrag van 100.000.alsnog te vinden. Het College is daarin ge slaagd. De heer Bosman heeft er toen ook over gezwegen. De heer Goslinga zou tevreden geweest zijn, indien de heer Bosman, in plaats van als derde grief in zijn rede aan te voeren, dat het College over een gedeelte van de reserve heeft beschikt, zijn genoegen er over uitgesproken had, dat dit niet is geschied. Het College heeft met genoegen naar het betoog van den heer de Reede geluisterd; wanneer iemand met de financieele be kwaamheden van den heer de Reede dergelijke dingen zegt, dan heeft dit voor het College een zeer groote beteekenis. Het ware te wenschen, dat naar dit geachte lid, dat een goeden kijk heeft op de zaken, en dat uiterst deskundig is, wat meer werd geluisterd. Met den aandrang van den heer de Reede tot verlaging van de vaste lasten en van de tarieven is spreker het wel eens, maar hij kan daaraan niet direct gevolg geven. Thans het werkverruimingsplan (voorstel No. 12) van de sociaal-democraten. N' en déplaise den heer van Stralen, vol gens wien het College alles uit financieel oogpunt beziet, kan het toch niet anders of men moet ook de financieele zijde van de zaak bezien. Toen spreker dit oranjeboek las, heeft hij naarstig gespeurd naar de financieele beschouwingen, maar hij vond daar niets over. Toen dacht spreker, dat dit een verrassing zou blijven voor het mondeling debat en dat men dit daarbij wel zou hooren; met spanning heeft spreker daarop zitten te wachten, maar wat er kwam, was armzalig het viel spreker zeer tegen. „Leenen", zegt de heer Yerweij alles wat de klok luidt: leenen. Maar dat is geen financieele basis voor dit plan. De heer Yerweij zegt verder: „misschien een eigen werkfonds of leenen bij de Regeering tegen lage rente". Dat zijn adviezen, waarmede men geen enkelen werklooze aan het werk kan zetten. De gemeente heeft ook nog wat anders te doenin de eerste plaats al de werken, in de memorie van antwoord opgenoemd, maar bovendien is de gemeente een Raadhuis aan het bouwen, dat de gemeente ook een millioen zal kosten, boven en behalve de assurantiepenningen. Het is niet waar, dat dat geld is opgemaakt, zooals de heer Schüller nu zegt. Het Stadhuisfonds heeft die gelden geleend aan den kapitaaldienst van de gemeente en heeft daarvan op het oogenblik al bijna de helft teruggekregen. Dat dit geld niet opgemaakt is, kan men hieruit zien, dat de gemeente in 1934 geen cent geleend heeft, terwijl spreker toch al die panden daar al betaald heeft. De financieele ondergrond van het plan deugt dus niet. Wanneer Leiden leent, het kan dit wel, want het heeft nog wel crediet dan moet er toch ook weer rente en aflos sing van betaald worden en wanneer spreker dan komt om dekking voor rente en aflossing, dan zijn de sociaal-democra ten niet thuis; de gewoonte getrouw zullen zij dan wel de regeeringsmeerderheid in den Raad voor de lasten laten zorgen, want alles wat spreker van den heer Vos gezegd heeft, Gemecntcbegrooling Algemeene beschouwingen. (Goslinga e.a.) geldt ook precies voor de sociaal-democratendie hebben ook gestemd tegen alle belastingverhoogingen en tegen alle salaris verlagingende rechterzijde en de Vrijheidsbond moesten zorgen, dat het geld er kwam en hebben zich de impopulariteit, die dit altijd meebrengt, moeten getroosten om de zaken hier gaande te houden. Spreker vindt het geen ernstig werk om dergelijke voorstellen te doen en dan te weigeren daarvoor een behoorlijke financieele basis aan te wijzen. Als men het oranjeboek, n.l. de memorie van toelichting op voorstel No. 12), leest, is het een College van stumperds en een College van niets en zijn de sociaal-democraten zoo flink: het College weet niet hoe een werk aan te pakken en voor te be reiden. Men heeft geen geld en dan wil men n.b. aan het College de uitvoering van een millioenenplan opdragen zonder dat dit daarvoor geld heeft. Eenerzijds kennen de sociaal-democraten het College geen capaciteiten toe en ander zijds capaciteiten zoo tooverachtig, dat Ali Baba met zijn tooverstaf in het niet verzinkt. Aan den eenen kant zou het College kunnen tooveren, maar aan den anderen kant kan het niets. Laat men toch nuchter blijven! Spreker begrijpt niet, hoe men in dezen tijd van groote publiciteit, terwijl iedereen zich met de publieke zaken bemoeit, kan beweren, dat door de uitvoering van dit plan 1000 a 2000 personen te werk gesteld kunnen worden. De heer Schüller heeft naar aanleiding van een interruptie van den heer Wilmer veronderstellenderwijze gesproken van 1000 a 2000 personen. De sociaal-democratische fractie heeft in haar memorie van toelichting geen getal genoemd, omdat in het rapport van ir. van Steen van Ommeren gesproken wordt van 30 a 40 De heer Goslinga geeft den heer van Ec-k toe, dat de waarde van de werkverruiming niet geheel afgemeten kan worden naar het aantal arbeiders, dat op een bepaald oogenblik aan het werk gesteld ismen heeft daarbij ook te denken aan den arbeid, noodig voor de verschillende leveranties. Het is daar om niet juist van den heer Schüller om te zeggen, dat er slechts 79 personen bij de werken van de gemeente aan den arbeid zijn. Het College beschouwt de werkverruiming nog altijd als een zeer belangrijk middel tot bestrijding van de werk loosheid. De werkloosheid zou in Leiden nog veel grooter zijn, indien de gemeente niets deed. De gemeente geeft thans dage lijks aan een groot aantal menschen arbeid en brood. Daar voor moet men, gezien de beteekenis, die het heeft, dankbaar zijn. Indien men het niet is, heeft ook het plan van de sociaal democratische fractie in het geheel geen beteekenis. Uit het betoog van den heer Splinter is reeds gebleken, dat de werken niet rijp zijn voor uitvoering, met uitzondering van een tweetal, dat in werkverschaffing zou kunnen worden uitge voerd. Spreker heeft er voor te zorgen, dat het crediet van de gemeente ongeschokt büjft. Het crediet wordt alleen be houden met een sluitende begrooting. Spreker is bereid in de leeskamer ter visie te leggen de vragen, die gesteld worden, wanneer het gemeentebestuur tracht een leening te sluiten op de open markt of bij de Rijksinstellingen. De begrooting wordt dan op alle punten zeer nauwkeurig bekeken. Indien de begrooting niet sluit, is het buitengewoon moeilijk een leening aan te gaan voor het financieren van kapitaalsuit gaven. Een eenigszins roekelooze of onvoorzichtige financieele politiek zou een uitermate funesten invloed hebben op de werkgelegenheid, waardoor van den bouw van het Raadhuis of de demping van het Levendaal misschien niets zou kunnen komen. Men moet alles kunnen betalen met goede ronde Hollandsche guldens en heeft daarbij niets aan praatjes. Spreker heeft de politiek van de S. D. A. P. weieens ge karakteriseerd als een roode vlag boven den afgrond; thans zou hij willen zeggen: het is een doodenrit met als prijs de inzet van de laatste reserve. Indien de sociaal-democraten in Leiden aan het bewind komen, hetgeen misschien na de verkiezingen in den a.s. zomer mogelijk is, kunnen zij niet regeeren zonder geld, en dan kunnen zij niet anders doen dan wat het College hier voorgesteld heeft. De heer van Eek heeft gesproken over de parlementaire democratie. Het Parlement is de plaats om over de Regeerings- politiek te sprekendat is toch geen taak voor den Gemeente raad; daarvoor heeft men toch de Volksvertegenwoordiging. Wanneer de heer van Eek nu bezwaar heeft tegen de re- geeringspolitiek, voorzoover die tot uiting komt ten aanzien van de gemeentelijke financiën en van de gemeentepolitiek, dan is die houding der Regeering toch gesanctionneerd door de Volksvertegenwoordiging! Die heeft daaraan haar goed keuring gehecht en de lagere overheden moeten zich daarbij neerleggen en niet daartegen ingaan; wanneer de heer van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 4