35 b. de school voor uitgebreid lager onderwijs aan: het Levendaal 56, op 1.484.— f 599.— het Pieterskerkhof 4, op 3.428.— 499.— de Haarlemmerstraat 34, op. 2.277.— 898.— het Noordeinde 3, op 3.760.— 1.396.— de Hoogl. Kerkgracht 20a, op. 4.860.— 1.653.— 15.809.— f 5.045.— II. te bepalen, dat het sub I bedoelde voorschot zal worden uitgekeerd aan de besturen van de daar genoemde scholen in drie zooveel mogelijk gelijke termijnen, waarvan de eerste zoodra mogelijk na Uw besluit tot toekenning, de tweede in den loop der maand Jpni en de laatste in den loop der maand September. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden. N°. 36. Leiden, 16 Februari 1935. Zooals U bekend is, zijn bij verordening van 22 Februari 1926 (Gemeenteblad No. 1) regelen gesteld, betreffende het verleenen van ontslag aan onderwijzeressen, wegens het aangaan van een huwelijk, en aan onderwijzers en onder wijzeressen, wegens het bereiken van een bepaalden leeftijd. Als gevolg van de inwerkingtreding van de wet van 10 Januari 1935 (S. 10) voor den inhoud waarvan wij naar het in de Leeskamer ter inzage gelegd Staatsblad ver wijzen dient deze verordening te worden gewijzigd. Voor eerst is artikel 1 der aangehaalde verordening van rechts wege vervallen, aangezien bet nieuwe vijfde lid van artikel 38 der Lager-Onderwijswet 1920 bet ontslag aan de huwende onderwijzeres uitputtend regelt. Voorts kan artikel 2 dier verordening niet zonder meer worden gehandhaafd. Dit artikel koppelt het ontslag vast aan het bereiken van den 65-jarigen leeftijd, terwijl de wet thans in dit opzicht spreekt van het bereiken van den pensioengerechtigden leeftijd. Ook in verband met het aan gekondigde voornemen van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, om binnenkort bij de Staten- Generaal een wettelijke voorziening aanhangig te maken, welke het mogelijk maakt onderwijzers reeds op 60-jarigen leeftijd te pensionneeren, is het dus wenscheüjk de wettelijke terminologie te volgen. Ten slotte kent de bestaande verordening ten aanzien van dit dwingend ontslag een mitigeerende bepaling n.l. deze, dat het ontslag telkens voor den tijd van één jaar, doch niet langer dan tot den 70-jarigen leeftijd, kan worden opge schort. Deze bepaling zouden wij willen beperken. In de eerste plaats, omdat krachtens het Ambtenarenreglement 1934 het soortgelijk ontslag telkens voor ten hoogste één jaar, doch voor niet langer dan twee jaren in het geheel kan worden opgeschort, in de tweede plaats, omdat, mocht het zooeven genoemde voornemen van den Minister ver wezenlijkt worden, een ongewijzigde redactie de mogelijkheid zou openlaten, dat het ontslag nog tien jaren zou kunnen worden opgeschort. Daarom verdient het o. i. aanbeveling, voor wat dit punt betreft, aansluiting te zoeken aan artikel 87 van het Ambtenarenreglement 1934. In overeenstemming met het advies van de Commissie voor het Onderwijs en met verwijzing naar de ter visie liggende stukken, geven wij U mitsdien in overweging over te gaan tot vaststelling van de navolgende verordening: VERORDENING, betreffende het verleenen van ontslag aan onderwijzers en onderwijzeressen, wegens het bereiken van den pensioen gerechtigden leeftijd. Artikel 1. 1. Aan de onderwijzers en onderwijzeressen, verbonden aan de openbare scholen voor gewoon lager-, uitgebreid lager- en buitengewoon lager onderwijs in deze gemeente, die den pensioengerechtigden leeftijd hebben bereikt, wordt, op dien grond, door Burgemeester en Wethouders ontslag verleend, met ingang van den eersten dag der maand, volgende op die, waarin de gestelde leeftijd is bereikt. 2. Met afwijking in zooverre van het bepaalde in het eerste lid, kan een ontslag, als daar bedoeld, krachtens besluit van den Gemeenteraad, op voordracht van Burgemeester en Wethouders, telkens voor den tijd van een jaar, doch voor niet langer dan twee jaren in het geheel, worden op geschort. Aet. 2. 1. Deze verordening treedt in werking op den dag van hare vastelling. 2. Met ingang van den dag, bedoeld in het eerste lid, vervalt de verordening van 22 Februari 1926 (Gemeente blad No. 1), betreffende het verleenen van ontslag aan onder wijzeressen, wegens het aangaan van een huwelijk, en aan onderwijzers en onderwijzeressen, wegens het bereiken van een bepaalden leeftijd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 37. Leiden, 16 Februari 1935. Ingevolge artikel 11 der voorwaarden, waaronder Gedepu teerde Staten aan deze Gemeente de in de Leeskamer ter inzage gelegde vergunning hebben verleend tot het plaatsen en exploiteeren van een hoogspanningslijn, uitgaande van een te plaatsen hoogspanningsaftakkast aan den Hofweg onder de gemeente Voorschoten en van daar door den Leidschen Straatweg naar een te bouwen hoogspannings station achter de bebouwing in de omgeving van „de Vink", moet aan genoemd College een verklaring worden ingezonden, inhoudende, dat Uwe Vergadering de vergunning onder de daarbij gestelde voorwaarde aanvaardt. Aangezien o.i. tegen die aanvaarding geen bezwaar bestaat, kan de verklaring worden ingezonden. Het komt ons intusschen voor, dat het, waar het aan vaarden van dergelijke vergunningen eigenlijk slechts een formaliteit is, niet noodig is, dat aan Uwe Vergadering ieder geval afzonderlijk wordt voorgelegd. Gemakshalve zou ons College gemachtigd kunnen worden om vorenbedoelde vergunningen namens Uwe Vergadering te aanvaarden. In verband met het vorenstaande geven wij U in over weging a. de door Gedeputeerde Staten verleende vergunning tot het plaatsen en exploiteeren van een hoogspanningslijn, uitgaande van een te plaatsen hoogspanningsaftakkast aan den Hofweg onder de gemeente Voorschoten en van daar door den Leidschen Straatweg naar een te bouwen hoog spanningsstation achter de bebouwing in de omgeving van „de Vink", onder de daarbij gestelde voorwaarden te aan vaarden b. ons College te machtigen voor het vervolg dergelijke vergunningen namens Uwe Vergadering te aanvaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 38. Leiden, 16 Februari 1935. Blijkens de ter inzage liggende missives is G. Tegelaar te Oegstgeest aan de Stedelijke Fabrieken van Gas en Elec- triciteit alhier een bedrag van ƒ36.18 verschuldigd wegens gas- en electriciteitsverbruik ten behoeve van perceel Heeren- weg 120 te Warmond over de maanden Juli tot en met September 1933. Aangezien Tegelaar, ondanks herhaalde aanmaning, tot dusverre in gebreke is gebleven gemeld bedrag te voldoen, zal de invordering daarvan langs gerechtelijken weg moeten geschieden. Met overlegging van het te dezer zake ingewonnen rechtskundig advies en onder verwijzing naar de verdere in de Leeskamer ter visie gelegde stukken geven wij Uwe Vergadering derhalve in overweging te besluiten tot het instellen van een rechtsvordering tegen G. Tegelaar te Oegstgeest, strekkende tot betaling aan de gemeente van het door hem wegens gas- en electriciteitsverbruik ten be hoeve van perceel Heerenweg 120 te Warmond over de maanden Juli tot en met September 1933 verschuldigde bedrag van ƒ36.18. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 39. Leiden, 16 Februari 1935. In ons voorstel tot het verleenen van een crediet van 15.000.voor de uitgaven voor den Stadhuisbouw in 1934 (Ingek. Stuk No. 192 van 1934) deelden wij U mede, dat verdere credieten te zijner tijd zouden worden aangevraagd. Met het oog op de voor het jaar 1935 te verwachten be stedingen van fundeeringswerken en opbouw in gewapend 11 11 11 11 11 11 11 4- 11 J) Voor bezoldiging van vakonderwijzers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 29