42
WOENSDAG 23
JANUARI 1935.
(Semeentebegrooling Algemeenc beschouwingen
(de Reede.)
in het College het volste vertrouwen; het voorzichtige finan-
c-ieele beleid kan in alle opzichten den toets der critiek door
staan, al is ook critiek op haar tijd noodig.
Wanneer spreker niettemin stemt voor enkele voorstellen,
die eenige kleine veranderingen in de begrooting zullen
brengen, doet hij het niet, omdat hij wil opponeeren tegen
het College, maar wel om de begrooting te ontdoen van kleine
smetjes. Het gaat hierbij o.a. om de subsidieregeling.
Het is goed, dat men zich er telkens opnieuw rekenschap
van geeft, dat de finaneieele toestand der gemeente de laatste
4, 5 jaar behoudens eenige verzwakking niet vanzelf
zoo goed is gebleven. Het College is in het begin van de
crisis niet eenzijdig geweest in zijn zoeken naar de juiste
dekking van de snel oploopende uitgaven; alle hens zijn aan
dek geroepen om die dekking te verzorgen.
Allereerst de belastingen. In 1930, vóór de invoering van
de wet op de finaneieele verhouding-de Geer, vloeide in de
gemeentekas aan belasting en rijksuitkeering i 2.6 millioen;
dit is nu geworden 2.850.000.er komt dus 250.000.
meer binnen dan vroeger. Die 250.000.hebben een zeer
bijzondere beteekenis; die konden alleen bijeengebracht wor
den door belastingverhooging over de geheele liniemen heeft
dat bedrag weten op te voeren hoewel de welvaart in Leiden
in alle opzichten is gedaald. Zoowel vermogen als inkomen
zijn sterk gedaald, en niettemin vloeien er nog steeds uit
diezelfde beurzen, die het vroeger veel beter konden betalen
dan nu, 250.000 meer in de gemeentekas dan vroeger. De
straatbelasting stond eigenlijk daarbuiten en was een nivel
leering in verband met de regeling van de wet-de Geer. Op
het oogenblik is de gemeente vrij volledig in het heffen van
haar belastingen; er is heel weinig meer bij te doen en het
verheugt spreker, dat de sociaal-democraten dit jaar nagelaten
hebben voor te stellen weder-invoering van de zakelijke
belasting op het bedrijf. Deze is en blijft mogelijk, maar zou
onder deze omstandigheden een groote fout zijn en daarom
is spreker blij, dat de rechterzijde en de sociaal-democraten
op dit punt iets dichter bij elkaar zijn komen te staan. Ook
in deze weer een verburgerlijking van de linkerzijde.
Verder heeft, de gemeente zichzelf ook niet onbetuigd
gelaten door haar reserves aan te spreken. Herhaaldelijk
zijn voorstellen gedaan om in het bijzonder bij de Licht
fabrieken reserves op te nemen om daarmede den gewonen
dienst van de gemeente te doen sluiten. Spreker heeft indertijd
wel eens geopponeerd tegen die methode en is er nog geen
voorstander van, omdat z.i. altijd nog eerst de reserve van
5 ton er maar aan moet. Spreker is jaar op jaar in die meening
versterkt omdat die 5 ton, die daar niet anders staan dan als
een camouflage van de werkelijkheid, worden gebruikt om
telkens daaruit argumenten te putten om verschillende dingen
te doen, terwijl ze eigenlijk allang opgemaakt zijn en bij de
bedrijven behooren. Daarom is spreker geen bewonderaar van
die reserve; al moet hij constateeren, dat het bedrag er nog
altijd is, op andere manier is het allang uit de gemeentekas
verdwenen.
Ook ten aanzien van de bezuiniging heeft het College het
zijne gedaan; men mag betreuren dat daardoor verschillende
zaken verminderd zijn en eenigszins afgebroken, het is toch
goed dat er bezuinigd is en ook dat men op dien weg van
bezuiniging voortgaat.
Er is een tijd geweest, dat men in het land de verhoudingen
eenvoudig niet goed doorzag en allerlei noodige, gewenschte
en nuttige maatregelen nam. De tijd is veranderd en stelt
nu ook andere eischen. Het is een noodzakelijkheid van den
eersten rang thans te zorgen, dat men komt op een peil,
dat men kan handhaven. Men is er niet wijzer mee, wanneer
men allerlei zaken heeft, die men op den duur zal moeten
opgeven, omdat men ze onmogelijk kan betalen.
In de bezwaren, welke zijn aangevoerd tegen de kortingen,
die het Rijk op verschillende punten heeft toegepast, schuilt
een schromelijke overdrijving. Het Rijk komt in verschillende
opzichten de gemeente tegemoet, b.v. in zake de vergoeding
van den werkloozensteun, het verleenen van bijdragen bij de
uitvoering van werken in werkverschaffing. Men mag dan
ook niet zonder meer het Rijk in gebreke stellen. Spreker is
het volkomen oneens met de bewering van den heer Verweij,
dat de gemeenten ten gevolge van de Eegeeringsmaatregelen
bij het Rijk om geld moeten aankloppen. Men moet trachten
de zaken te zien in het verband van het geheel. Het groote
belang is het belang van liet Rijk; het secundaire belang is
het belang van de kleinere eenheid. Beide belangen moeten
gediend worden; wanneer het Rijk noodlijdend is, zijn alle
kleinere eenheden noodlijdend, maar wanneer een kleinere
eenheid noodlijdend is, zal zij ten slotte door het Rijk ge
steund kunnen worden. Het is daarom in de Regeering zeer
te prijzen, dat zij zich met de noodige voorzichtigheid waagt
op het gebied van de steunverleening aan gemeenten.
Gemeetttebegrooting- Algemeene beschouwingen,
(de Reede e.a.)
Ook de ambtenaren hebben bijgedragen tot het dekken
van de tekorten en dat is een reden om alles te doen wat
mogelijk is, opdat de salarissen althans zoo weinig mogelijk,
doch het liefst in het geheel niet verlaagd worden.
De finaneieele toestand van Leiden is, zooals spreker eenige
jaren heeft kunnen constateeren, kerngezond en krachtig.
De gemeente Leiden is zelfs in staat om, indien nog meer
slechte jaren volgen, den gezonden financieelen toestand te
behouden en zich zelf te redden. Zij is te vergelijken met een
patiënt, die zeer dik naar het ziekenhuis is gegaan en daaruit
mager terugkeert, maar dan ook zijn spieren veel beter kan
gebruiken: de vetlaag verdwijnt, maar de kracht, die noodig
is om zich te verzetten tegen de moeilijkheden, die komen
aandringen, wordt grooter, niet het minst door de vele maat
regelen, die ter beperking van de uitgaven genomen zijn.
Spreker komt thans tot de tarieven van de bedrijven.
De allereerste eisch van dezen tijd is, dat het bedrijfsleven
weer op gang gebracht wordt; de gemeente is daarom ver
plicht alles te doen, wat in haar vermogen ligt om een ver
laging van de lasten, niet alleen van het bedrijfsleven, maar
ook van de burgers, die niet in een bedrijf werkzaam zijn,
te bereiken. Spreker heeft den Wethouder van Financiën
weieens in een persoonlijk onderhoud gezegd: al wat ge doet,
maar geen belastingverhooging. Die eisch moet in dezen tijd
op den voorgrond staan, ja zelfs vervangen worden door
dezen: in elk geval belastingverlaging. Maar dan is men ook
verplicht de middelen aan te wijzen om de uitgaven te
financieren; daarom is spreker met dien eisch voorzichtig,
maar hij zegt toch uitdrukkelijk, dat men in dezen tijd
allereerst moet letten op elke gelegenheid om de belasting
en de bedrijf starieven te verlagen. Deze punten zijn van zoo
primair belang, dat spreker vertrouwt, dat zij groote belang
stelling zullen hebben van den geheelen Raad en in het
bijzonder ook van het College en van den Wethouder van
Financiën.
Die verlaging van bedrijf starieven zou spreker niet gaarne
zien in de richting als voorgesteld door de heeren van Eek
(voorstel No. .18) en van Weizen (voorstel No. 10), om de
redenen, door den heer Wilbrink reeds uiteengezet. Spreker
onderstreept ernstig het groote bezwaar tegen die voorstellen,
alleen reeds gelegen in de onmogelijkheid om de inkomens
van de verschillende gezinnen vast te stellen en te con
troleeren; spreker weet van nabij, hoe uitermate moeilijk dit
isdit is voor de gemeente vrijwel onuitvoerbaar, zou althans
een geheelen staf van terzake kundigen eischen. Wil men
ooit wat doen, dan moet men het op andere wijze vinden,
maar niet met dergelijke, onuitvoerbare voorstellen.
De heer Vos zegt, dat dat gemakkelijk is.
De heer de Reede zegt, dat de heer Vos het weer benauwd
krijgt, omdat hij met de sociaal-democraten moet meestem
men, maar laat hij zich niet ongerust maken; er komt nog
een kleine aanwijzing, hoe op dit gebied iets te bereiken
dat kan hem er misschien toe brengen niet voor (leze onuit
voerbare voorstellen te stemmen.
De bedrrjfstarieven moeten dus stellig omlaag en spreker
ziet daartoe ook niet zoo heel gemakkelijk den weg. Die
weg zou ook buiten de bedrijven zelf gevonden kunnen wor
den, d.w.z. in de begrooting van de gemeente; ondanks alle
pogingen tot bezuiniging zijn er altijd nog bezuiniging*-
objecten in deze begrooting te vinden; spreker wijst daarvoor
in het bijzonder op de materieele uitgaven der gemeente;
op ieder begrootingshoofdstuk staan niet-onbelangrijke mate
rieele uitgaven; die uitgaven kunnen juist het gemakkelijkst
verminderd zonder dat men daardoor groote schade doet aan
hetgeen men heeft opgebouwd. Een vermindering van de
materieele uitgaven met 10 a 20% behoeft geen invloed op
de diensten te hebben; dan wordt het misschien voor de
ambtenaren eenigszins minder gemakkelijk om te werken,
maar spreker is overtuigd, dat zij bereid zijn die kleine mate
rieele bezwaren door hun organisatie-talent en hun ambitie
te ondervangen, zooveel mogelijk, zoodat niemand er iets
van behoeft te merken.
Een ander bezuinigingsobject ziet spreker nog steeds in de
telefoonaansluitingen van de gemeente-ambtenaren. Spreker
heeft daarover geen juiste cijfers; de aansluitingen voor de
Secretarie staan bij elkaar, die van de bedrijven zijn verdeeld
over het geheele telefoonboek en hij heeft geen tijd het
geheele telefoonboek door te werken. De sleur heeft evenwel
gemaakt, dat vele ambtenaren een telefoonaansluiting hebben,
die haar beslist niet noodig hebben. In elke administratie
groeien op den duur dergelijke fouten.
Het is de gewoonte in den Raad niet over ambtenaren te
spreken. Als echter de ijverige, bekwame en doortastende
secretaris zich de moeite eens wilde getroosten, nauwkeurig