WOENSDAG 23
JANUARI 1935.
39
Voortzetting van dc geschorste openbare vergadering van
21 Januari 1935 op Woensdag 23 Januari 1935,
des namiddags te 2 uur.
Voorzitter:
de heer Burgemeester Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.
Thans zijn afwezig de heeren Meijnen, van Es en Verweij.
De Voorzitter legt alsnog over:
Adhaesiebetuiging van den Kon. Ned. Voetbalbond aan
de adhaesiebetuiging van den Leidschen Voetbalbond aan
het voorstel van mevrouw de Cler in zake openstelling op
Zondag van gemeentelijke sportterreinen.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten ook deze adhaesie betuiging te behandelen bij het des
betreffend voorstel van mevrouw de Cler.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting.
De heer Coster brengt in verband met het feit, dat Leiden
nog zeer credietwaardig is, in tegenstelling met verschillende
gemeenten, wier financieele kracht geschokt is, die zelfs op
het punt staan hun zelfbestuur te verliezen of die dit reeds
hebben verloren door aanstelling van een regeeringscommis-
saris, hulde aan het College voor zijn beleid. Tot de raadsleden,
die tevreden, maar niet geheel voldaan zijn, behoort ook
spreker.
In het Algemeen Verslag wordt gewezen op de stijging
der jaarwedden ter Gemeente-Secretarie en bij de politie.
Dit is niet het geval bij de Lichtfabrieken, want daar staan
de promoties en vaste aanstellingen sinds 1925 stop. Spreker
acht het wenschelijk, dat door het wederom doen plaats hebben
van vaste aanstellingen en promoties een einde komt aan
ontevreden uitingen, die zeker te begrijpen zijn, aangezien
bij Sociale Zaken, Gemeente-Secretarie en de Politie deze
promoties steeds zijn doorgegaan.
Het College zal misschien zeggen, dat de winst van de Licht
fabrieken steeds minder wordt, maar dat was in 1925 toch
zeker niet het geval. Waarom is dat toen al geschied? Waar
schijnlijk door de buitenlandsche toestanden, maar daarvan
mogen toch de Leidsche ambtenaren niet de dupe worden.
Spreker acht een loyale promotie aan de Lichtfabrieken ge-
wenscht.
Spreker hoopt, dat het College in zijn praeadvies op sprekers
voorstel inzake de koffiehuis- en restaurantbedrijven (No. 11)
de billijkheid en de rechtvaardigheid zal betrachten en dat
vervuld zal worden de wensch van den heer Goslinga, die
altijd zegt: „gelijke monniken, geüjke kappen".
Inzake het ventverbod heeft de heer Beekenkamp, lid van
de Commissie voor de Strafverordeningen, spreker medege
deeld in de sectievergadering, dat in de eerstvolgende Raads
vergadering een daartoe strekkend voorstel van het College
zou komen; dit is niet geschied, maar het College zegt in de
memorie van antwoord, dat een dergelijk verbod er waar
schijnlijk niet zal komen, maar dat er een verordening tegen
de verkapte bedelarij zal komen. Dat is niet de hoofdzaak.
Hoofdzaak was, dat de bona fide Leidsche kooplieden in de
buitengemeenten geweerd worden door middel van ventver
gunningen en ventverboden. In Katwijk worden b.v. de ijsco-
venters uit Leiden totaal geweerd, terwijl de Katwijksche
kooplieden hier vrijen toegang hebben en Katwijk het, wat
de dagjesmenschen betreft uitsluitend van de Leidenaars
moet hebben. Spreker vraagt daaraan bij de toegezegde ver
ordening aandacht te schenken.
De heer van Es wenscht in het geheel geen kermis, ook niet
bij de aanstaande lustrumfeesten. Spreker zou een ouderwet-
sche kermis hier op prijs stellen; dan komen er veel vreemde
lingen en veel geld in Leiden; dat is beter dan dat de Leide
naars naar het z.g. Voor jaarsfeest in den Haagschen Dieren
tuin, een verkapte kermis, gaan.
Tot de heeren van Eek en Vos zegt spreker: geen beroep
onteert den mensch, doch wel de wijze, waarop hij het uit
oefent. De verlof- en vergunninghouders voeren een wettelijk
bestaan, hun inrichtingen zijn bij de Wet toegelaten, er be
hoeft dus geen enkel spoor van onmaatschappelijkheid aan
hun beroep te kleven. Hij, die een vergunning aanvraagt,
moet een bewijs van goed gedrag gedurende de laatste vijf
jaar overleggen; voor de benoeming tot onderwijzer heeft
men slechts een bewijs van goed gedrag gedurende de laatste
twee jaar noodig. De Regeering toont hiermede meer zorg te
hebben voor de goede gesteldheid van de maag dan voor de
opvoeding der kinderen.
Niet de geheel-onthouders, maar juist de drankverkoopers
ageeren tegen drankmisbruik, want zonder de medewerking
van laatstgenoemden en hun organisaties was de drankhandel
een chaos geworden. De geheel-onthoudersorganisaties be-
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Coster e.a.)
reiken haar leden door middel van feest- en jaarvergaderingen,
maar staan machteloos tegenover het drankmisbruik.
De medewerking van de drankverkoopers komt tot uiting
in het aanbrengen van den eland estienen verkoop van gedis
tilleerd.
Wat doen de geheel-onthouders ten aanzien van de z.g.
spiritusdrinkers? Wel heeft men getracht het bestuur der
Stedelijke Werkinrichting te doen optreden als deurwaarder
om van de verpleegden het geld af te houden en dit over te
dragen aan het logement der geheel-onthouders.
Het nemen van maatregelen voor veiligheid bij het snel
verkeer is een zaak, die bij de Regeering thuishoort en is
geen taak van het gemeentebestuur. In Leiden bestaat geen
snelverkeer.
De heer van Eek wenscht den middenstand te steunen,
omdat hij bevreesd is voor een wanhoopsstemming, die tot
wanhoopsdaden kan leiden.
Indien de heer van Eek zich duidelijk had uitgelaten, zou
hij gezegd hebben, bevreesd te zijn, dat de middenstanders
zich zullen aansluiten bij de N. S. B. De sociaal-democratische
fractie werkt zelf aan het ontstaan van die wanhoopsstemming
mede, zooals blijkt uit haar eenparig verzet tegen de verruiming
van de verkoopgelegenheid op Zondag, waarmede zij den
grooteren drankverkoop in de hand werkte en dat is toch geen
drankbestrij ding.
De heer Kooistra kan zich niet vereenigen met de methode,
die het College toepast bij het bouwrijp maken van gronden.
Met het oog op de uitbreiding van de gemeente en in verband
met het uitbreidingsplan moet de gemeente trachten in het
bezit te komen van de gronden in de nabijheid van de bebouwde
kom der gemeente gelegen, op welke gronden de particulieren
thans gaarne beslag leggen om ze later duurder te kunnen
verkoopen. Wil het gemeentebestuur werken in de richting
van het uitbreidingsplan, en het aanzien van Leiden bevor
deren, en zoo goed mogelijk gelegenheid geven tot het
bouwen van woningen, dan moet het allereerst zorgen, bij
tijds den grond aan te koopen daarvoor, zooals indertijd
ook is gebeurd bij den Leidschen Hout; daarvan heeft de
gemeente geen schade gehad; dit bewijst, dat toentertijd aan
het koopen van grond meer aandacht geschonken werd dan
nu. Beschikbaarstelling van goedkoopen grond door de ge
meente voor eventueele uitbreiding is zeer noodzakelijk; de
op het oogenblik door het gemeentebestuur gevolgde tactiek
ten aanzien van het bouwrijp maken van grond acht spreker
verkeerd. Men moet de straten aanleggen, en den grond bouw
rijp maken, waardoor de particuliere bouwers gemakkelijker
kunnen bouwen, zoodat zij niet groote bedragen behoeven
te storten voor den aankoop van den grond en den aanleg
van de straten. Dit is in het belang van de volksgezondheid
en volkshuisvesting. Men moet vooruitwerken en vooruitzien,
in het belang van de volkshuisvesting. Dan had men misschien
het saneeringsplan-Bouwelouwensteeg eenigszins spoediger
kunnen afwerken. Men wacht nu al drie jaren op de uit
voering van dat plan. Door den Raad is eenige keeren be
sloten, tot aankoop van woningen daar, maar de trage gang
van zaken bij deze saneering kan spreker geen voldoening
schenken. Spreker acht 3 jaren veel te lang voor wat nu be
reikt is.
Het College zegt in de memorie van antwoord inzake het
saneeringsplan-Bouwelouwensteeg, dat er al zoo'n som is
uitgegeven voor aankoop en dat met den bouw van nieuwe
woningen daar niet eerder begonnen kan worden, of de oude
moeten weg zijn. Dit is toch niet een antwoord, dat men ver
wacht op een vraag om een uiteenzetting te willen geven
hoe het met dit saneeringsplan staatspreker past voor derge
lijke antwoorden. Dergelijke antwoorden zijn niet bevorderlijk
voor de goede verstandhouding in een dergelijke aangelegen
heid.
De een is sneller door een antwoord in zijn wiek geschoten
dan de ander; spreker is vlug van streek en is het thans geheel
en al, waarom hij niet verder op dit onderwerp zal ingaan.
Wil men de oude stad van nieuwe woningen voorzien, dan
moet men nu reeds beginnen met het ontwerpen van nieuwe
saneeringsplannen, en b.v. geen tijdsruimte van 30 jaar laten
tusschen de uitvoering van het eene en het begin van het
andere, zooals dit nu staat te gebeuren met de saneerings
plannen B ouwel ouwensteeg en omgeving Korevaarstraat.
Spreker wenscht vooral de aandacht van den dienst van
Bouw- en Woningtoezicht op het volgende te vestigen.
Aan de Mirakelsteeg en de Noordrundersteeg staan nog
woningen, bestaande uit achterkamer, klein beschoten voor
kamertje en zolder, die verhuurd worden voor ƒ4.per week
en bewoond worden door gezinnen van 12 personen.
Wanneer de kinderen uit dergelijke gezinnen later naar