WOENSDAG 23 JANUARI 1935. Gemeeiitebegrooling Algemeene beschouwingen. (Schonevehl e.a.) Tot welk bedrag is reeds aan de woningbouwverenigingen toegestaan voorstellen tot huurverlaging in te dienen? Hoe gaat het met de bouwplannen, die indertijd zijn uit gevoerd met gemeentelijke voorschotten en met die, waarbij de Rijksvoorschotten in gemeentelijke voorschotten zijn omgezet? Uit hem verstrekte mededeelingen is het spreker gebleken, dat de premiebouwplannen, waarvoor de gemeente de voor schotten heeft verleend, nog niet onder de huurverlaging vallen. Het zou momenteel moeilijkheden opleveren, maar welke voornemens heeft het College dienaangaande? Hoe groot is het bedrag, dat beschikbaar zou komen, wanneer de annuïteiten verlengd werden van respectievelijk 50 en 55 jaar tot 75 jaar? Men is door de Regeeringsmaatregelen in staat tot verla ging van de huren der woningen, die met Rijksvoorschotten zijn gebouwd. In die woningen wonen verschillende werklooze arbeiders. Wanneer nu die huurverlaging plaats heeft, zal de huurtoeslag ongetwijfeld verminderd worden; is het nu niet mogelijk, in overleg met den Minister van Sociale Zaken een regeling te zoeken, waardoor die huurverlaging voor die arbeiders ook werkelijk effect zal hebben? Spreker erkent, dat dit een zeer moeilijk probleem is, maar waar het Rijk door verlaging der rente en door verlenging der annuïteiten tot huurverlaging tracht te komen, zou spreker het niet juist achten, wanneer met de andere hand dat geld weer terugge nomen werd. Spreker verzoekt dit zeer ernstig in overweging te nemen. Zou het niet mogelijk zijn, de voorstellen van den heer van Weizen (No. 10) en van den heer van Eek (No. 18) tot ver laging der gas- en electriciteitsprijzen te behandelen tegelijk met het voorstel van spreker en van den heer van Rosmalen, ingediend in de Raadszitting van 17 December 1934 (No. 471)? Spreker is het tot op zekere hoogte wel eens met het bezwaar, dat het zeer moeilijk zal zijn hiervoor een behoorlijke oplos sing te vinden, maar stelt op gelijktijdige behandeling van deze voorstellen toch wel prijs. De Voorzitter kan zich begrijpen, dat de heer van Eek, volgens wien de algemeene beschouwingen zoo weinig resul taat opleveren, na zoovele jaren trouw de algemeene beschou wingen hier geopend te hebben met lange redevoeringen, teleurgesteld is over het resultaat, daarmede bereikt. Maar hij staat niet alleen in dit oordeel over de algemeene beschou wingen; de heer Wilbrink ging nog veel verder; volgens den heer Wilbrink zouden ze gerust achterwege kunnen blijven. De algemeene beschouwingen over een gemeentebegrooting kunnen zeer nuttig zijn, indien zij staan op een zeer hoog peil en in haar geheel een overzichtelijk en duidelijk beeld geven, waaruit het College zijn conclusies kan trekken. Spreker is er een groot voorstander van, niet elk jaar algemeene beschouwingen te houden, aangezien men thans te veel in herhalingen moet treden en zaken moet behandelen, die men nog betrekkelijk korten tijd geleden behandeld heeft. Spreker twijfelt er aan, of dezen keer de intrensieke waarde van het vele, dat door 26 sprekers in 15 uur is gezegd, in overeenstemming is met de quantiteit. Spreker bedoelt er in het geheel niets oneerbiedigs mee, maar betwijfelt het zeer, of een luisteraar, die uit het gesprokene iets zou willen putten om het ten goede te doen komen aan het gemeentebeleid, niet al te zeer uit de sfeer van het algemeene gemeentelijke beleid is getrokken, aan de eene zijde door allerlei vage be schouwingen en groote woorden over economische problemen, verschijnselen en wetten, en aan de andere zijde door zeer breed uitgemeten futiliteiten, die eigenlijk bij de begrooting van een gemeente als Leiden niet thuisbehooren. Te veel koks bederven de brij. Men zal het het College niet ten kwade duiden, dat het het gerecht, hetwelk nu uit de keuken van de algemeene beschou wingen, die ter instructie van het College zijn gehouden, op de tafel is komen staan te dampen, niet precies meer kan determineerende smaak doet weieens denken aan stamppot, maar is ook een enkelen keer minder aangenaam. Het debat zou aan beteekenis zeer winnen, indien alleen de voorzitters der fracties er aan deel namen en op zich namen dan ook werkelijk in een algemeene beschouwing hun inzichten over het te voeren gemeentebeleid te geven. Mocht de Raad dit gevoelen deelen, dan is spreker volmaakt bereid om, wanneer zulks te zijner kermis wordt gebracht, met de fractievoorzitters te beraadslagen over de vraag, of in die richting geen verbetering in de behandeling der be grooting zou kunnen worden bereikt. Intusschen wil spreker trachten uit het gehoorde toch cenige leering te trekken. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Voorzitter e.a.) Uit de economische beschouwingen van de heeren van Eek en van Weizen, welke beschouwingen als naar gewoonte door anderen zeer uitgebreid zijn en een groot deel van de beraad slagingen hebben uitgemaakt, kan spreker geen leering t rekken Uit de opmerking van den heer van Eek, met wien spreker het niet, althans nagenoeg niet eens is, dat de crisis geen conjunctuurcrisis, maar een structureele crisis is, heeft spreker begrepen, dat de heer van Eek voor hem een verkeerde raadgever is. De heer van Eek en spreker zijn het volmaakt eens, dat men moet trachten uit de crisis te komen en dat de maatschappij ziek is, maar de heer van Eek acht de structuur van de maatschappij verkeerd en wil haar geneesmiddelen opdringen, die misschien voortreffelijk zouden werken in eene, geconstrueerd naar zijn beginselen, maar die in deze maat schappij niet passen doch juist haar grondslagen aantasten, en, in plaats van de zieke te genezen, nog eens haar krachten zouden ondermijnen. Wanneer een gemeente boven haar kracht leeft, is iemand, die tot nog grootere uitgaven aanspoort, niet de persoon, die de genezing zal brengenwanneer de heer van Eek, die de maatschappij wil hervormen, iets wil bereiken, dan moet hij haar eerst genezen en dan zien, of zij dan krachtig genoeg is, die proeve van hervorming te doorstaan; op het oogenblik kan zij dat allerminst. Inzake het gemeentebeleid prefereert spreker dus het advies van hen, die met eerbiedi ging der fundamenten der maatschappij daarop willen voort bouwen, en vernieuwingen en verbeteringen aanbrengen, zooals de heeren Wilmer en de Reede. De heer van Eek ver wacht geenerlei heil van de particuliere krachten en meent, dat men geheel moet steunen op de almacht van de Regeering. Die is echter in een werkelijke democratie zeer beperkt; wanneer men aan den Premier van het tegenwoordige Kabinet een macht zou toekennen, als op het oogenblik President Roosevelt in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika heeft, die toch den naam hebben een door en door democra tisch land te zijn, dan zou daartegen in Nederland een ge weldige oppositie ontbranden; spreker meent dat men zou vreezen, dat men regelrecht in de armen van de dictatuur verzeild geraakt was. De door de sociaal-democraten voorgestelde werken (voor stel No. 12) maken noch op het College, noch op het overige gedeelte van den Raad den indruk van geheel nieuw te zijn. Wanneer men dagelijks, hetzij in het College, hetzij elders te oordeelen heeft over een of andere phase van deze werken, doet het eenigszins vreemd aan, het voorstel van den heer van Eek c.s. te hooren aankondigen als een bijzondere daad en een speciale bijdrage tot oplossing van de crisis. Het is den heer van Eek en den zijnen bekend, dat deze werken, de werken door den heer Beekenkamp opgesomd en nog andere voortdurend in het College aan de orde zijn en zijn aandacht niet ontsnappen. De sociaal-democraten mogen het College dan ook geen gebrek aan ernst op dit punt verwijten en mogen ook niet twijfelen aan den ernst van andere Raadsleden, want ook dezen houden zich voortdurend met dit vraagstuk bezig. Spreker twijfelt ook geen oogenblik aan den ernst van de poging der sociaal-democraten om iets te doen tot verruiming van de werkgelegenheid, al komen zij niet met berekeningen en al is er voor de uitvoering der werken geen geld. Het verschil tusschen de sociaal-democraten en het College is alleen, dat het laatste meent niet in eens een dergelijke hoeveelheid werk te kunnen laten uitvoeren. Bij zijn intrede als burgemeester vond spreker in Leiden een groot veld voor de ontwikkeling van de activiteit van Gemeentewerken openliggen. Spreker zegt het volstrekt niet tot eigen lof, wanneer hij beweert, dat gedurende zijn burge meesterschap op het gebied van openbare werken veel in Leiden is gedaan. Er blijft nog veel te doen over. De activiteit van bureaux als die van Gemeentewerken is in de jaren, waarin spreker het heeft kunnen waarnemen, voortdurend gegroeid. Wanneer spreker in aanraking komt met de leden van andere gemeentebesturen of personen, die daarbij be trokken zijn, hoort hij hen altijd hun verbazing uiten over het feit, dat in Leiden nog zooveel van gemeentewege kan worden gedaan; zij benijden hem. Spreker zou de werken, opgesomd in het voorstel van den heer van Eek c.s., gaarne uitgevoerd willen zien. Men zal echter die werken op den duur moeten kunnen betalen. Aan de zijde der sociaal-democraten moet men de beteekenis van de werkverruiming, die deze werken bieden, niet over schatten; het aantal arbeiders, dat er bij te werk gesteld kan worden, is niet zoo heel groot. De heer Schüller, die sprak van L000 a 2000 zal moeten begrijpen, dat hij van beide ge tallen een nulletje moet schrappen om dichter bij de werke lijkheid te komen. De heer Schüller heeft uit het aantal arbeiders, dat bij gemeentelijke werken aangesteld is, kunnen zien, dat de mogelijkheid van aanstelling van arbeiders bij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 15