WOENSDAG 23 JANUARI 1935. 51 Gemeentcbegrooting Algemeene beschouwingen. (Schüller.) van een zoo urgente zaak, waarmede groote belangen zijn gemoeid, niet alleen van de bewoners van het Morsch- kwartier, maar ook van de bouwers, wier belangen ernstig worden geschaad, indien geen behoorlijke toegang wordt gemaakt naar de woningen, die zij daar bouwen! Wanneer men van de bouwers, en volgens spreker te recht, den omslag van 1.50 vraagt, heeft men ook den plicht het bereiken van de nieuwe woonwijken op een zeer behoorlijke en de minst gevaarlijke wij ze/mogelijk te maken. De toestand bij het Morschkwartier laat op dit punt alles te wenschen over, evenals de houding van het College tegenover de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland. De Kamer had verbetering van den overweg gevraagd ten gerieve van de bewoners van het Morschkwartier, maar ook ter verbetering van den autoweg van Utrecht over Leiden naar het noorden (langs de singels, de Rijnzichtbrug en Morschweg naar Sassenheim) en den weg Katwijk, Xoordwijk en Rijnsburg. In zijn antwoord aan de Kamer onttrekt het College zich echter aan zijn plicht en legt het zijn taak op de schouders van de Directie der Nederlandsche Spoorwegen. Het verband tusschen de verbetering van de Spoorhavenbrug in den Haagweg, welke verbetering in het belang van het verkeer ook dringend is, en de noodzakelijke verbetering van den overweg van den Morschweg ontgaat spreker ten eenenmale. Bovendien is het vrij onzeker, of de Directie der Spoorwegen wel bereid zal worden gevonden om in het belang van het landverkeer, waarmede zij als zoodanig niets te maken heeft, zal overgaan tot verbreeding en vernieuwing van de Spoor havenbrug. Beide werken hebben echter niets met elkaar te maken. Indien het College zijn ernstigen wil had willen toonen tegenover de minderheid van den Raad om, zooals het voorgeeft, eendrachtig de moeilijkheden te willen oplossen, dan was het zijn plicht geweest dit voorstel No. 12 in prae- advies te nemen. Alleen reeds uit het feit, dat het College dit voorstel niet in praeadvies wil nemen, maar een mondeling afmaak-systeem toepast, blijkt dat het het College geen ernst is met zijn verklaring, dat het met den Raad de ver schillende moeilijkheden wil oplossen. Volgens den heer Wilmer zou bij aanneming van voorstel No. 12 Gemeentewerken overladen worden met werk voor het berekenen en nakijken der plannen, maar de heer Beeken kamp bestrijdt het voorstel juist met het argument, dat er al berekeningen en onderzoekingen hebben plaats gehad. De heer Beekenkamp noemt het schandalig, bij de massa de meening te doen postvatten, dat er in Leiden niets gedaan wordt. De sociaal-democraten hebben echter niet gezegd, dat er in Leiden niets gedaan wordt, maar wel dat er naar hun meening meer gedaan kan en moet worden ter bestrijding van de werkloosheid. Verder zegt de heer Beekenkamp:er zal gebeuren wat gebeuren moet." Maar als hij daarvan zoo zeker is, waartoe dienen dan al de voorstellen der rechterzijde! Volgens den heer Beekenkamp worden hier meer arbeiders te werk gesteld dan in andere plaatsen; als bewijs daarvoor vermeldt hij het bedrag van 1.421.125.waarvoor werk uitgevoerd wordt. Hiermede wil hij den indruk vestigen, evenals het College in de memorie van antwoord,- alsof tal van arbeiders aan Gemeentewerken tewerk zijn gesteld. Bij nadere beschouwing van de officieele cijfers komt men echter tot geheel andere conclusies. Op 17 Januari 1935 waren bij de Arbeidsbeurs 4.566 werkloozen ingeschreven, terwijl in totaal aan al de opgesomde gemeentewerken, ten bedrage van ƒ1.4 millioen, 79 arbeiders te werk gesteld zijn. Dit aantal staat op den officieelen weekstaat vermeld en is dus niet tegen te spreken. De staat bevat de opgave van de aantallen werklieden, werkzaam op gemeentelijke werken, welke door aannemers of wel in eigen beheer met losse werkkrachten werden uit gevoerd op 2 Januari 1935. In het geheel werken 79 arbeiders aan het millioenenwerk van het College. De leden der rechter zijde kunnen, ondanks al hun pogingen om aan te toonen, dat in Leiden al het mogelijke wordt gedaan om de werkloozen aan werk te helpen, dit nuchtere feit niet weerspreken, terwijl er thans nog 4566 werkloozen bij de Arbeidsbeurs ingeschreven staan. Deze leden putten zich uit in het aanvoeren van de onmogelijkste argumenten tegen het voorstel der sociaal democratische fractie. Terwijl de heeren Wilbrink en Wilmer zeggen, dat de sociaal-democraten hun voorstel niet ver dedigd of toegelicht hebben, bestrijdt de heer Beekenkamp het juist op de verdediging en toelichting. Niet alleen spreken de bestrijders van het voorstel elkaar tegen, maar ook hebben zij, b.v. de heer Beekenkamp, niet behoorlijk kennis genomen van de toelichting, want anders had de heer Beekenkamp niet gevraagd, waarom sprekers fractie thans het kleine tunnelplan aan den Maredijk wel en het groote plan aan den Stationsweg niet heeft voorgesteld. Toch staat dit op de Gemeentcbegrooting Algemeene beschouwingen. (Schüller e.a.) blz. 4 tot en met 6 van de memorie van toelichting precies vermeld. Spreker geeft den heer Beekenkamp in overweging een voorstel goed te bestudeeren, alvorens het te bestrijden. De heer Beekenkamp is bevreesd voor het renteverlies, dat de gemeente bij het bouwrijp maken van gronden zou kunnen lijden en is zelfs bang, dat de omslag van 1.50 daardoor verloren zou gaan. Zoolang de desbetreffende ver ordening bestaat, kan de opbrengst van den omslag niet gebruikt worden voor dekking van het renteverlies. De rente van de gelden, die geleend moeten worden voor aankoop van grond, zal elk jaar op de begrooting moeten worden uitgetrokken. Het meerendeel van de gronden, die sprekers fractie heeft voorgesteld bouwrijp te maken, ligt in arbeiderswijken, waar vraag naar bouwterrein is. Het is gewenscht, dat de gemeente ter bevordering van de bouwnijverheid zooveel mogeüjk bouwrijpen grond beschikbaar heeft. Yan renteverlies op die terreinen zal dan ook wel geen sprake zijn. In het gedeelte achter den Maresingel en de Kooi is vraag naar grond. Indien de gemeente den grond eerst bouwrijp maakt, wanneer de bouwers den grond vragen, spant het het paard achter den wagen; de bouwrijpe grond moet klaar zijn. In den Roden burgerpolder stonden de woningen al half uit den grond, toen er nog geen straat aangelegd was. Het was in dit geval niet de schuld van de gemeente, maar van den bouwer, die den grond gekocht had en nog niet het bedrag van straat- aanleg gestort had en overgedragen. Het gereed zijn van bouwrijpen grond bevordert de bouwnijverheid. De heer Beekenkamp meent beluisterd te hebben dat de sociaal-democraten al deze plannen in werkverschaffing zouden willen laten uitvoeren. Het is best mogeüjk dat de heer Beekenkamp en ook de heer van Weizen dit meenen te hebben beluisterd, maar dan verwijst spreker hen weer naar de toelichting op dit voorstel No. 12, waarin duidelijk gesproken wordt van werkverruiming, waarover ook de heer van Eek sprak. De heer van Weizen vraagt of de heer van Stralen dus abuis was. De heer Schüller zegt, dat de heer van Weizen daarover maar in debat moet treden met den heer van Stralen. De sociaal-democraten hebben hun voorstel met oprechte bedoeüngen ingediend; het verwijt, dat zij geen kostenbe rekening er bij gevoegd hebben, is ook reeds door den heer Yerweij weerlegd. Geen enkele raadsfractie is daartoe in staat zonder de medewerking van Gemeentewerken, ook al heeft zij een eigen technischen dienst ter beschikking, omdat deze niet over de gegevens beschikt, noodig zelfs voor een meer globale berekening. Een dergelijk verwijt tegen welke fractie ook, die voorstelt uitvoering van technische werken, is ongegrond. Sprekers fractie had wel enkele cijfers kunnen geven, die spreker kende, maar wat zegt dat? De sociaal democraten hadden best kunnen vermelden wat ongeveer de tunnel-Maredijk zou kosten, en de zuiverinrichting en de Rijnbrug. De heer Wilmer zegten hoeveel menschen aan het werk gezet konden worden. Zelfs het College zou dit niet eerder kunnen doen, of er moest een bestek gemaakt zijn, waarin precies omschreven worden de werkzaamheden voor iedere groep arbeiders. Men moet daarvan een zeer serieuze berekening hebben, om te kunnen zeggen, hoeveel man-dagen er in dat werk zitten. De heer Wilmer zegt, dat de heer Schüller zooeven zeide, dat bij het milüoenenwerk, dat door de gemeente wordt uit gevoerd, slechts 79 menschen werk vinden.Weet de heer Schüller nu zeker, dat bij het voorstel van de sociaal-demo craten meer menschen te werk gesteld kunnen worden? Dit zullen ook betrekkeüjk weinig menschen zijn en veel mate rialen. De heer Schüller heeft ook niet beweerd dat, aangenomen dat alle plannen genoemd in voorstel No. 12 in 5 jaar uitge voerd zouden kunnen worden, dan de 4566 ingeschreven werkloozen daaraan allen te werk gesteld zouden kunnen worden, in het geheel niet, maar het zijn toch werken, die voor een beduidend aantal arbeiders werk kunnen geven, vooral als men tracht de arbeiders zooveel mogeüjk vanuit dege- meente zelf te betrekken. Al zou, om de zaak maar eens heel nuchter te bezien, aan 1.000 of 2.000 personen werk verschaft worden, dan zou dat mooi zijn. Niet alleen de bouwvak-arbei ders, maar ook de industrie-arbeiders, de leveranciers, de teekenaars en aannemers hebben er werk aan. De heer Wilmer vraagt, of die geen werk hebben aan de nu uitgevoerde werken?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 13