WOENSDAG 23
JANUABI 1935.
49
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Groeneveld e.a.)
vooral in deze dagen van groote werkloosheid, nu velen hun
best doen hier of daar een of ander baantje hoe gering ook,
machtig te worden, een algemeene grief is, dat ambtenaren
in vollen dienst van de gemeente, nog allerlei bij betrekkink j es
hebben, soms voor «en belooning, lager dan de gangbare,
omdat het voor hen een extraatje is, en spreker zou gaarne
zien, dat daaraan zooveel mogelijk een einde werd gemaakt.
Dan zouden velen, voor wie nu niets te verdienen is, een, zij
het klein, inkomen kunnen krijgen.
In de sectie heeft spreker verder er op aangedrongen, bij
den aanleg van nieuwe woonwijken rekening te houden met
enkele opstallen, in dergelijke wijken noodig (bl. 19 Algemeen
Verslag)hij heeft daarbij gewezen op het verhaal, dat hij er
gens heeft gelezen, van den architect, die een postkantoor
had gebouwd, maar de brievenbus had vergeten. Bij de
stadsuitbreiding doet de gemeente niet veel beter; als de
laatste M2 grond is volgebouwd, komt het gemeentebestuur
tot de ontdekking, dat er nog een transformatorhuisje noodig
is en dan weet men daarvoor geen plaats meer te vinden.
In het door spreker genoemde geval van de Kooi heeft men
daarmede een stadsdeel finaal bedorven, doordat men het
plantsoentje daar moest wegnemen. Toen men daar een
groot aantal straten ging aanleggen, wist men toch wel, dat
op den duur daar ook een transformatorhuisje noodig zou
zijnZoo is het ook met de urinoirs. Tiet is vrijwel onmogelijk
daarvoor in een eenmaal volgebouwde wijk plaats te vinden,
en nu antwoordt het College wel, dat daarmede rekening ge
houden wordt, maar de practijk bewijst, dat dit niet het ge
val is. Dat in het Kooikwartier plantsoen wordt vernield om
een transformatorhuisje te bouwen, bewijst dat men het
vergeten heeft; dat het College al jaren zoekt naar plaats
voor één urinoir in de geheele buitenwijk aan de Heerenstraat,
en dat het daarvoor geen plaats kan vinden in een stadswijk
als deze, met enkele duizenden huizen, wijst ook in die richting.
Nu de wijken volgebouwd zijn, kan spreker er misschien
ook geen plaats voor vinden, maar wanneer men bij den aan
leg van een stadsgedeelte er rekening mede houdt, dat een
dergelijke inrichting noodig is, kan men er wel een behoorlijke
plaats voor vinden.
Men moet dus niet in het wilde weg de stadswijken aan
leggen, maar rekening houden met datgene, wat er noodig is.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8 uur.
Voortzetting van <le geschorste openbare vergadering van
21 Januari 1935, op Woensdag 23 Januari 1935,
des avonds te 3 uur.
Thans zijn afwezig de heeren Meijnen en Bosman.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting.
De heer Schiiller zegt, dat het een publiek geheim is, dat
de gemeenteauto's door personeel van de Lichtfabrieken voor
andere dan dienstdoeleinden gebruikt worden. Het is op de
fabriek algemeen bekend, dat met den luxe-auto vacantie-
reizen moeten gemaakt zijn naar België en naar Groningen
en dat vrij geregeld reisjes naar Den Haag worden gemaakt.
Zelfs moeten er vóór den aanvang van een vacantiereis
8 nieuwe banden aan den auto aangebracht zijn, om zeker
te zijn, dat de vacantie niet gestoord zou worden; de benzine
en de olie, die daarvoor gebruikt worden, worden op rekening
van de vrachtauto's van de Lichtfabrieken gebracht.. De
rijstaten van den luxe-auto bevatten niet de rijtijden tijdens
die vacantiereisjesdie zijn overgebracht op de rijstaten van
de vrachtauto's. De reparaties aan de auto's worden vrijwel
niet verricht door den automonteur van de Lichtfabrieken,
maar uitbesteed bij een firma, terwijl die monteur in het
magazijn wordt ondergebracht en daar met, voor zijn be
kwaamheden en salaris, minderwaardig werk wordt bezig
gehouden. Er is ook een tijd geweest, dat vrijwel altijd een
aantal van de vrachtauto's kapot waren en dat geregeld
auto's gehuurd moesten worden, terwijl er alle gelegenheid
was geweest om de defecte auto's tijdig te herstellen. Waarom
die auto's altijd kapot bleven staan en waarom er dan altijd
particuliere auto's gehuurd moesten worden, laat spreker in
het midden en ter beoordeeling van het College. Alleen
begrijpt spreker niet welke stille krachten weten tegen te
gaan, dat aan dergelijke toestanden een einde wordt gemaakt
en spreker vertrouwt, nu hier in het openbaar door ver
scheidene Baadsleden daarop de aandacht is gevestigd, dat
het College een zeer serieus onderzoek zal instellen naar de
Gemeenlebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Schiiller.)
juistheid en volledigheid van deze mededeelingen, en als de
juistheid daarvan is komen vast te staan, zonder aanzien
des persoons zal ingrijpen.
Volgens den heer Lombert moest aan de verschillende
gemeentediensten en bedrijven intensiever gewerkt worden.
.De sociaal-democraten staan op het standpunt, dat een
arbeider, maar in het bijzonder het personeel in overheids
dienst ten volle zijn plicht heeft te doen.
Indien de arbeiders aan dezen eisch voldoen, moeten ook
de particuliere werkgevers en de overheid hun plicht doen
tegenover het geheele personeel. In de memorie van antwoord
doet het College echter alle mogelijke moeite om te ontkomen
aan de betaling van betere loonen, de regeling van de pro
moties en het toekennen van periodieke verhoogingen.
Nu het College niet heeft voorgesteld, het voorstel van de
sociaal-democratische fractie betreffende de uitvoering van
verschillende werken (No. 12) in handen van Burgemeester
en Wethouders om praeadvies te stellen, zal spreker enkele
onderdeelen van dat voorstel bespreken en daarbij tevens,
gelijk hij in de sectievergadering heeft gedaan, ingaan op de
wijze, waarop de Baad het voorstel, dat de sociaal-demo
cratische fractie op 22 Mei 1934 heeft ingediend, in de ver
gadering van 4 September 1934 heeft behandeld. Spreker zal
daarbij in het licht stellen de wijze, waarop de voorstellen
van deze fractie door de meerderheid van den Baad worden
beoordeeld en, omdat zij van die zijde komen, worden weg
gestemd, al wordt van den kant der meerderheid ontkend,
dat men er om die reden tegenstemt.
De heer Bosman heeft in de vergadering van 4 September
1934 de S.D.A.P. vergeleken met een debatingclub. Spreker
weet niet, wat de heer Bosman er onder verstaat, maar de
S.D.A.P. is niet onder de debatingclubs te rangschikken.
Er zijn sociaal-democratische burgemeesters, leden van
Gedeputeerde Staten, wethouders; in de verschillende ver
tegenwoordigende lichamen nemen de sociaal-democratische
fracties deel aan het belangrijke werk van commissies, die
belast zijn met de voorbereiding van verschillende voorstellen.
De heer Bosman toone aan, dat in den Leidschen Baad
de sociaal-democraten geweigerd hebben deel uit te maken
van het College of een aandeel te nemen in het werk der
verschillende Baadscommissies.
Het is juist de meerderheid van den Baad, die weigert,
de sociaal-democraten te laten deelnemen aan het dagelijksche
werk van het gemeentebestuur.
De sociaal-democratische fractie heeft in het jaar 1928 een
feilen strijd moeten voeren tegen de meerderheid van den
Baad, ten einde een plaats te krijgen in de Commissie van
Fabricage.
Durft de heer Bosman beweren, dat de sociaal-democraten
in de diverse Baadscommissies niet medewerken aan de op
lossing van eventueele moeilijkheden? Het sterkste bewijs
voor de onjuistheid van een dergelijke bewering is de vol
harding, waarmede mevrouw Braggaar gestreden heeft voor
de oplossing en verbetering van groote moeilijkheden en ver
keerde toestanden bij den dienst van Maatschappelijk Hulp
betoon. Deze volharding en dit doorzettingsvermogen zijn
bekroond met de benoeming van een commissie, die in haar
rapport tot de slotsom kwam, dat deze dienst gereorganiseerd
moest worden, en verbeterd. De S.D.A.P. is in geenen deele
een debatingclub. De S.D.A.P. heeft altijd getoond met
woord en daad paraat te staan, en te willen medewerken
om de moeilijkheden op te lossen.
In die Baadszitting verweet de heer Bosman den heer
van Eek verder, dat deze de werken niet in werkverschaffing
wilde laten uitvoerenvolgens hem kon men de werkloosheid
bestrijden door zuinig te zijn, hard te werken tegen een karig
loon en zich zooveel mogelijk in zijn uitgaven te beperken.
Wie hard moet werken tegen een karig loon en wie zich in
zijn uitgaven zooveel mogelijk moet beperken, liet de heer
Bosman wijseüjk in het midden; hij bedoelt natuurlijk de
arbeiders, want voor hen, die nog een hoog salaris verdienen,
dringt hij stelselmatig aan op verhooging daarvan. Laten de
heer Bosman en de zijnen eerst maar eens zorgen, dat de
arbeiders aan het werk kunnen gaan, alvorens dien eisch te
stellen.
Op 4 September 1934 verweet de heer Bosman den heer
van Eek dus, dat hij tegen uitvoering van werken in werk
verschaffing was; op blz. 11 van de brochure van den heer
Bosman leest spreker echter:
,,Als men echter de resultaten beziet, door de werkver
schaffing bereikt, ten opzichte van het vraagstuk der werk
loosheid, zijn die resultaten wel zeer teleurstellend.
In verhouding tot het totaal der werkloozen is het getal
der te werk gestelden onbeduidend. Daarvoor worden groote
bedragen uitgegeven, bedragen die de waarde van het ge
produceerde verre overtreffen. Als bestrijdingsmiddel der