48 WOENSDAG 23 JANUABI 1935. Gemeentebegrooting Algemeenc beschouwingen. (Kuipers.) zijn reeds ruim drie jaren stopgezet en spreker ziet geen reden, die promoties afhankelijk te stellen, zooals het College op bi. 14 van de memorie van antwoord doet, van de bevorde ring van andere ambtenaren. De Baad heeft deze met één stem meerderheid aangenomen; gesteld nu eens, dat de Baad anders had beslist, dan hadden ook geen promoties van het lagere personeel kunnen plaats vinden, althans volgens het College. Dit is wel een echt Leidsch systeem, waarmee allang gebroken had moeten worden. Nu is het maar afwachten, totdat er ook voor de lagere ambtenaren en werklieden eens wat promoties komen. Met het antwoord van het College inzake den werkman, die overgeplaatst is van de Beiniging naar de Lichtfabrieken en die daarbij overgeplaatst is van de 5de naar de 4de loongroep, (memorie van antwoord bl. 14) kan spreker zich niet vereeni gen spreker hoopt, dat het College nader toch recht zal laten wedervaren aan dezen gemeentewerkman, die nu na over plaatsing loonsverlaging heeft gehad. De monteurs 2de klasse zullen, bij de noodige bekwaamheid en geschiktheid, te zijner tijd tot monteur 1ste klasse bevor derd worden. Dit „te zijner tijd" is voor vele werklieden zeer rekbaar. Waarop wacht men toch? Spreker hoopt en vertrouwt, dat deze bevordering spoedig te verwachten is. Bij tijdelijke waarneming van hooger bezoldigde betrek kingen kunnen toch de periodieke verhoogingen uitgekeerd worden, waar deze personen volgens het Ambtenarenreglement, dat deze zaak regelt, nu steeds het minimum-salaris ontvangen verbonden aan de hooger bezoldigde betrekking. Gaarne zal spreker in herinnering brengen het antwoord van het College (bl. 15), dat ook voor de Lichtfabrieken bij de vaste aanstelling van werklieden rekening gehouden zal worden met het Ambtenaren-Beglement; nog zijn velen tijdelijk in dienst, die volgens het nieuwe Ambtenaren- Beglement vast aangesteld moeten worden. Het is wel een lange lijdensweg, dien deze ambtenaren en werklieden moeten doormaken; spreker dringt aan op spoed bij deze vaste aan stelling. De bevordering van 2 hoogere ambtenaren werd niet op de lange baan geschoven, doch spoedig in den B«aad|gebracht voor de lagere ambtenaren en werklieden is dit laatste niet eens noodig. Het voorstel-Schüller inzake uitbetaling van -f van het minimumloon aan los personeel is nu reeds ruim 2 jaar ge leden ingediend en nog altijd schijnt de Wethouder geen tijd te hebben kunnen vinden om het praeadvies daarop samen te stellen; als het om het belang van het lagere personeel gaat, heeft deze Wethouder geen tijd. Spreker hoopt, dat de Wethouder daarvoor in 1935 tijd zal weten te vinden; het geheele personeel ziet er reikhalzend naar uit. Inzake de rechts positie van het politiepersoneel wordt nu weer verwezen naar de samenvoeging van politie en brandweer (memorie van antwoord, blz. 17). Bij een vorige begrooting antwoordde de Voorzitter, dat aan het ambtenarenreglement voor de politie gewerkt werd; nu steekt weer het raadsbesluit tot samenvoeging van politie en brandweer een spaak in het wiel. Volgens de Ambtenarenwet moest dit ambtenarenreglement reeds in 1931 klaar zijn en nu, in 1935, is het nog niet klaar. Allerlei motieven schijnen nu ook hier weer opgeld te doen; het is echter een gemeentebelang, en de politie heeft er ook recht op, dat dit ambtenarenreglement tot stand komt. Omtrent het meer dan noodige politietoezicht in de buiten wijken zegt het College, dat de meeste inbraken opgehelderd en de daders gearresteerd zijn. De inbrekers zijn echter niet op heeter daad betrapt. Na maandenlange speuring zijn enkele personen gearresteerd. De inbraken, omstreeks de maand September in 1934 in de Javastraat gepleegd, zijn nog niet opgehelderd; de daders loopen nog vrij rond. Er schijnt dus wel iets te ontbreken aan de veiligheid van personen en goe deren. Het politiepersoneel is sedert 1920 niet uitgebreid, terwijl de gemeente zich wel uitgebreid heeft (Haagweg-, Morschweg- en Kooikwartier en het stadsgedeelte achter de Wasstraat). Spreker blijft de surveillance van agenten te voet aanbeve len. Per rijwiel surveilleerende heeft men de kans kwaadwil lende personen, die zich in portieken of op donkere plaatsen verschuilen, niet te zien. De rijwielbrigade is wel geschikt voor het verleenen van assistentie enz. De surveillance van agenten te voet eischt uitbreiding van het personeel, maar het daaraan bestede geld brengt zijn rente dubbel op. Een agent, die des nachts per rij wiel alleen in de buitenwijken surveilleert, kan niets uitrichten; indien hij verdachte per sonen ontmoet, kan hij ten hoogste één van hen arresteeren. Dit systeem van surveilleeren zal zich dan ook wreken. Op papier is het wel mogelijk, maar het is niet uitvoerbaar. Intusschen is de veiligheid van personen en goederen in de buitenwijken niet gewaarborgd, terwijl de bewoners toch Gemeentebegrooting Algemeenc beschouwingen. (Kuipers e.a.) ook recht hebben op politietoezicht in hun buurt. Ook de heer Lombert heeft zich in dien geest uitgelaten en vraagt ook meer toezicht in de buitenwijken. Omtrent sprekers voorstel tot invoering van een arbeids reserve verwijst het College naar het sectie-verslag over de begrooting voor 1932 en de desbetreffende Baadsbesluiten van 1934. Dit is een korte, maar geen zakelijke bestrijding van een voorstel tot invoering van iets, dat b.v. in Amsterdam goed voldoet. Het gaat hierbij echter om het belang van het lagere gemeentepersoneel en daarom acht het College een nadere motiveering van zijn standpunt niet noodig. Het voorstel had meer belangstelling van het College verdiend. Spreker hoopt, dat de Baad een grootere belangstelling er voor zal toonen en het zal aannemen. De heer Bosman heeft eenige maanden geleden betoogd, dat de arbeiders langer moesten werken voor een karig loon. Nu heeft hij een algemeene loonsverlaging bepleit, die echter niet het doel is, maar een middel moet zijn om de prijzen te doen dalen en daardoor de koopkracht te vergrooten. De rationalisatie moet daarbij de welvaart helpen bevorderen. Bij daling der prijzen zouden de arbeiders meer kunnen koopen. Spreker gaat niet zoo ver als de heer Wilbrink, die tijdens de rede van den heer Bosman opmerkte, dat het volmaakte onzin was, maar verklaart wel, dat het betoog van den heer Bosman voor hem zoo helder is als koffiedik. De heer Groeneveld vindt het toch wel vreemd, dat het College op bl. 11 van de memorie van antwoord zegt, dat het het College niet bekend is,'dat van dienstrijwielen en dienst auto's veel gebruik wordt gemaakt voor andere doeleinden dan die van den dienst. Het is dus het College waarschijnlijk wel bekend dat dit, zij het weinig, wel gebeurt. Aan spreker is meermalen medegedeeld, dat van die auto's een verkeerd gebruik gemaakt wordt. Spreker heeft zich niet geroepen ge voeld dit te onderzoeken; dus hij weet niet of het waar is; hij heeft ook wel personen hooren noemen, van wie hij zich toch wel verwonderde, dat zij daaraan meededen. Nu kan men beter voorkomen dan genezen en is het nu niet wenschelijk alle gemeentelijke auto's van zeer duidelijke kenmerken te voorzien? Het is spreker wel opgevallen, dat alle vracht- en vuilnisauto's van de gemeente wel zeer duidelijk kenmerken dragen, hoewel dit niet bepaald noodzakelijk is; de luxe auto's zijn echter geen van alle gemerkt; dat is toch wel een zonderling verschijnsel. Als men de vracht- en vuilnisauto's merkt, waarom dan niet de luxe-auto's? Dat zou bovendien heel netjes staan; particulieren, die een familiewapen voeren, laten dat ook wel op de portieren schilderen. Wanneer de luxe-auto's van de gemeente ook werden gemerkt, zou het gebruik voor andere dan dienstdoeleinden in de toekomst waarschijnlijk ophouden. Het staat vrijwel vast, dat gemeentelijke auto's dan niet meer voor particuliere doeleinden gebruikt zullen worden. Volgens de memorie van antwoord moet gewacht worden op een regeling omtrent de dienstrijwielen, maar die heeft er niets mede te maken. Een handige schilder is in één dag met het werk gereed. Spreker dringt er op aan, dezen weg te volgen; het kost weinig en het zal goede resultaten hebben. Spreker is niet bevredigd door het antwoord, dat het Col lege gegeven heeft op de opmerking, die hij over het late verschijnen van de verslagen der bedrijven en diensten heeft gemaakt. Sommige verslagen, die gedateerd zijn April of Mei, zijn eerst in December verschenen; waar zijn die verslagen zoo lang blijven vastkleven? In het particuliere bedrijf verschijnen de verslagen in den regel in de eerste maanden van het nieuwe boekjaar. Waarom moet men er bij de gemeente ongeveer een jaar op wachten? Spreker meent, dat Wethouder Tepe in een der vorige Baadsvergaderingen naar aanleiding van een desbetreffende vraag van den heer Tobé de toezegging heeft gedaan, elk jaar in de maand Januari in de leeskamer ter inzage te zullen leggen een lijst van vergunningen tot het vervullen van be zoldigde nevenbetrekkingen door het gemeentepersoneel. Spreker meent, dat de lijst thans nog niet in de leeskamer ligt en stelt er prijs op, dat de toezegging wordt nagekomen. Spreker gelooft niet, dat hoofdambtenaren de aangewezen onbevooroordeelde personen zijn om deze zaak te onder zoeken. Er zijn n.l. hoofdambtenaren, die een bezoldigde nevenbetrekking waarnemen en wanneer de zaak door hun collega's of door hen zelf moet worden beoordeeld, zal dit niet tot goede resultaten leiden. In de uitspraak van de com missie van hoofdambtenaren stelt spreker reeds bij voorbaat niet veel vertrouwen. Spreker stelt meer prijs op het onderzoek van een commissie, waaruit de hoofdambtenaren natuurlijk niet worden geweerd, maar waarin ook andere burgers zitting hebben. Misschien weet het College niet, dat onder de bevolking,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 10