DINSDAG 22 JANUABI 1935. 25 Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van 21 Januari 1935 op Dinsdag 22 Januari 1935, des namiddags te 2 uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN. Thans zijn afwezig Wethouder Splinter,' wegens ambts bezigheden en de heeren Meijnen en van Es. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting. De heer Vallentgoed zegt, dat uit het op sprekers verzoek verstrekte en in de Leeskamer ter visie gelegde lijstje van personen in gemeentedienst boven de 65 jaar blijkt, dat nog 12 personen in gemeentedienst zijn, die dien leeftijd van 65 jaar hebben overschreden, van wie de oudste 75 jaar was. Spreker kan zich niet vereenigen met het in dienst houden van deze personen. Het zal toch ook wel bij de gemeente diensten zelf bezwaar ontmoeten, wanneer men die moet over laten aan personen op een dergelijken leeftijd. Spreker weet wel: er zijn bij den Markt- en Havendienst diensten van 1 of 2 dagen per week, maar in verband met het feit, dat daarbij personen met een volledig pensioen werkzaam zijn, dringt hij er bij het College op aan hieraan een einde te maken. De Direc teur van den Markt- en Havendienst, wien spreker hierop gewezen heeft, erkende de juistheid hiervan en achtte ook den tijd gekomen, enkele personen te doen afvloeien. Bij Maat schappelijk Hulpbetoon is eveneens een gepensionneerde ambtenaar van 66 jaar werkzaam; spreker heeft inmiddels echter gehoord, dat deze spoedig den dienst zal verlaten. Ook bij Gemeentewerken is nog iemand van 74 jaar werkzaam; eveneens bij de Lakenhal. Spreker weet wel, dat hij niet zonder meer op oogenblikkelijk ontslag van al die personen kan aandringen, maar het wordt toch tijd dat zij plaats maken voor anderen, die er bijzondere behoefte aan hebben. Zoo was een metaalbewerker, die reeds drie jaar werkloos is en in verband met zijn gezinsinkomen geen steun ontvangt, zeer gelukkig, toen spreker hem door de bemiddeling van den Directeur van den Markt- en Havendienst voor één dag bij dien dienst geplaatst kon krijgen. Spreker dringt er alsnog bij het College op aan om te vol doen aan het verzoek, dat hij in de sectievergadering heeft gedaan met betrekking tot het ter visie leggen in de leeskamer van een opgave van de gepensionneerden, die de gemeente in dienst heeft, met vermelding van hun leeftijd en pensioen. Tegen het voldoen qan dit verzoek bestaat geen enkel be zwaar en spreker vermoedt, dat het College het alleen niet graag doet, omdat dan iets minder aangenaams aan het licht zou komen. Spreker deelde in de sectievergadering het bezwaar van den heer Yos, dat in de Raadsvergaderingen de discussies on- noodig worden gerekt, indien Baadsleden voorstellen van het College verdedigen, voordat de betrokken Wethouder daarover het woord heeft gevoerd. Nu het College dit bezwaar niet deelt, draagt het ook de verantwoordelijkheid voor den gang van zaken bij de beraadslagingen. Spreker gevoelt eenige behoefte om thans iets te zeggen over hetgeen in de Baadsvergadering van 26 November 1934 heeft plaats gehad, met name over het incident-Beekenkamp. De Voorzitter zegt, dat dit thans niet aan de orde is. De heer Vallentgoed meent, dat de Voorzitter hem niet kan beletten bij de algemeene beschouwingen over de gemeente- begrooting iets te zeggen over hetgeen in het afgeloopen jaar in een Baadsvergadering heeft plaats gehad. De Voorzitter zegt, dat incidenten, welke in den Baad heb ben plaats gehad, niet bij de begrooting behooren. Overigens kan men op alle mogelijke zaken, die behandeld zijn, terug komen bij deze algemeene beschouwingen. De heer Vallentgoed merkt op, dat de heer van Es in zijn redevoering herhaaldelijk uitlatingen heeft besproken, die niet aan de orde waren. Den Voorzitter is daarvan niets bekend. De heer Vallentgoed herinnert den Baad aan de zeer opge wonden stemming, die in de vergadering van 26 November 1934 heerschte. Indien hij toen naar aanleiding van het inci dent-Beekenkamp het woord had gevoerd, zou hij, even goed als de heer Beekenkamp, grof en onbillijk zijn geworden. De Voorzitter zegt, dat het incident niet aan de orde is; bet is gesloten verklaard en is niet te heropenen. Gcmeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Vallentgoed e.a.) De heer Vallentgoed zal zich dan bepalen tot het bespreken van bepaalde uitlatingen. De Voorzitter zegt, dat de heer Vallentgoed zich heeft te bepalen tot de begrooting. Een debat over uitlatingen is niet aan de orde. De heer Vallentgoed zal nu aantoonen de onjuistheid van hetgeen tegen de sociaal-democraten wordt aangevoerd. De vraag, of het optreden van den heer Beekenkamp ge rechtvaardigd was, dient ontkennend te worden beantwoord daartoe bestond geen enkele aanleiding. Het zakelijke en rus tige betoog van den heer van Stralen gaf er geen aanleiding toe. De Leidsche Courant schreef, dat men van die zijde nogal geïrriteerd was over uitlatingen, mondeling en in de pers, van sociaal-democratische zijde, alsof de rechterzijde niets zou gevoelen voor de nooden van de arbeidende klasse. Spreker beantwoordt de vraag: gevoelt de rechterzijde niets voor de nooden van de arbeidersklasse, absoluut ontkennend; ten bewijze daarvan wijst hij op het barmhartigheids- en liefde werk, maar dit wordt door de sociaal-democraten anders aangevoeld, nl. als een recht van de arbeidende klasse op een behoorlijk, menschwaardig bestaan. Bovendien is de uitoefe ning der barmhartigheid feitelijk een gulden nemen en er vijf cent voor teruggeven; er is nl. een zekere meerwaarde van den arbeid; rijkdom is ontstaan uit den arbeid; die meerwaarde komt ten goede aan de werkgeversdaaruit kunnen zij voldoen aan hun behoefte tot uitoefening van barmhartigheid. De sociaal-democraten gevoelen echter niets voor barmhartigheid die eischen een behoorlijk bestaan als een recht van de ar beidende klasse. Had nu de rechterzijde het recht, zoo gepikeerd te zijn? Spreker geeft de volgende bloemlezing uit de Besidentie- bode (inzake het sociaal-democratisch petitionnement aan de Bijksregeering) dat ongure spelletje van de S. D. A. P onbehoorlijke opschepperij misdadig .politiek winstbejag Meneer Vliegen is, met alle respect, een oude rot in de poli tiek, en niet veel trucjes zijn hem vreemd. politiek van een heel erg min allooi. opeenstapeling van. exorbitante leugens. De B. K. arbeiders weten wel, dat meneer Vliegen met de waarheid danig overhoop ligt. lasterlijke insinuatie, waar de onwaarheid duimen dik op ligt." Er zijn uitzonderingen, b.v. de christelijk-historischen, die zich minder aan dergelijke dingen schuldig maken. Spreker wijst verder op het in De Avondster voorkomende kindergebed voor de verkiezingen: „Lieve Heertje, Maak toch, dat geen enkele katholiek op de socialisten stemt. Als die ongeloovigen baas worden, gaat 't net als in Busland en Spanje. Dan worden de kerk- en kloosterdeuren gesloten, de priesters en kloosterlingen verjaagd. En waar zal ik dan lief Jesuke kunnen ontvangen? Waar zal ik dan nog over Hem hooren spreken?" Dit is een geval van vergiftiging van de kinderziel. In De Koerier, verkiezingscourant van de Anti-Bevolu- tionnaire Partij te Leiden, van 24 Mei 1927 staat in een artikel getiteld „De gevangenis in", dat „de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van onderwijs, de vrijheid van arbeid, de vrijheid van drukpers bij de sociaal-democraten niet alleen niet veilig zijn, maar zeer beslist worden bedreigd". In De Koerier van 3 Juli 1929 schrijft T. S. G.(oslinga) in het artikel „De bluf der S. D. A. P.": „Kiezers, laat u door grootspraak en geschreeuw niet van de wijs brengen. De S. D. A. P. kan geen wezenlijke vooruit gang brengen, daar zij voor echte democratische politiek overal een struikelblok is. Omdat zij in wezen revolutionnair is. Bevolutie en democratie zijn onvereenigbaar als vuur en water. De Belgische kiezers hebben het begrepen, door be halve 8 soci's ook nog een paar communisten te wippen. 10 roode schreeuwers minder. Dat helpt nog eens." De qualificatie „roode schreeuwers" slaat even goed op personen als de heeren Albarda, Mendels (een van de uitne mende juristen), Jan van Zutfen (die zijn geheele leven gewijd heeft aan den strijd tegen de tuberculose en zijn werk bekroond zag met de stichting van het sanatorium Zonnestraal). Wanneer men dergelijke qualificaties gebruikt, kan men zich toch niet geïrriteerd toonen, als de sociaal-democraten een uitdrukking bezigen, die men minder aangenaam vindt. De heer van Es zeide, dat de S. D. A. P. anti-christelijk is. Jhr. de Geer zei echter in November 1918 in de Tweede Kamer volgens de Handelingen: „Als er inderdaad in Duitschland een socialistische staat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 1